• No results found

Welke (juridische) middelen heeft Bureau Jeugdzorg tot haar beschikking?

49 Partners Jeugd

I. Welke (juridische) middelen heeft Bureau Jeugdzorg tot haar beschikking?

Op 1 januari 2005 is de Wet op de Jeugdzorg (Wjz) in werking getreden. De Wet op de jeugdzorg beoogt de zorg aan de cliënten58 van de jeugdzorg te verbeteren en hun positie te versterken. Volgens artikel 1, onder c Wjz wordt onder jeugdzorg verstaan:

Ondersteuning van en hulp aan jeugdigen, hun ouders, stiefouders of anderen, dus een jeugdige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden, bij opgroei- en opvoedingsproblemen of dreigende zodanige problemen.

Jeugdzorg is bedoeld voor jeugdigen tot 18 jaar met ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen en hun opvoeders. Bij beoordeling van het verzoek om hulp staat niet alleen de ernst van het probleem centraal, maar ook de draagkracht van het gezin. Bureau Jeugdzorg biedt dienstverlening aan die varieert van informatie, advies en screening tot diagnostiek, crisishulp en casemanagement.

Als Bureau Jeugdzorg niet meteen kan vaststellen welke hulp een kind nodig heeft kan door middel van observatiediagnostiek de situatie van een kind of jongere onderzocht worden. De gegevens van de

observatiediagnostiek zijn nodig voor het nemen van een indicatiebesluit. In het indicatiebesluit wordt onder andere vermeld welke problemen dan wel dreigende problemen zich voordoen, de mogelijke oorzaak daarvan en een beschrijving van de benodigde zorg.

Vervolgens wordt in het hulpverleningsplan inzicht gegeven in de gewenste hulpverlening aan de minderjarige en zijn ouders. Bureau Jeugdzorg moet voor elke cliënt een individueel hulpverleningsplan opstellen. Het is belangrijk dat bij de opstelling (en eventuele wijziging) van het hulpverleningsplan de minderjarige en de ouders betrokken worden. Het behoeft diens instemming, tenzij het zorg betreft waartoe een maatregel van

kinderbescherming verplicht is gesteld (artikel 24 lid 5 Wjz).

57

Wetboek van Strafrecht, art. 77f lid 2 juncto 77o lid 1. Wetboek van Strafvordering, 491 juncto 494.

58

Cliënt = een jeugdige, zijn ouders of stiefouder of anderen die de jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden. Wet op de jeugdzorg, artikel 1, onder d.

53

De Wjz geeft personen van 12 jaar en ouder inzagerecht en recht op afschrift van alle bescheiden die persoonlijke gegevens over de jeugdige bevatten en in bezit zijn van de instanties van Bureau Jeugdzorg. Anderen mogen in beginsel geen inlichtingen over de jongere verkrijgen indien de jongere daar geen

toestemming voor heeft gegeven. Op deze regel geldt een uitzondering voor betrokken hulpverleners en voor de ouders of voogd van een jongere onder de 16 jaar. Voor de jongere boven de 16 jaar geldt deze uitzondering ook indien hij niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

Het recht op inzage en afschrift moet ook worden geweigerd, wanneer de informatie de persoonlijke levenssfeer van anderen kan schaden.

Bureau Jeugdzorg heeft naast deze niet-juridische instrumenten, ook diverse juridische instrumenten welke zij kan inzetten indien er een dreigende gezinssituatie heerst, namelijk:

OTS ex artikel 1:254 BW

Een ondertoezichtstelling kan worden uitgesproken indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of zullen falen. Bovendien moet deze maatregel in het belang van het kind zijn. De gevallen waarin de maatregel tot ondertoezichtstelling wordt uitgesproken zijn divers en worden meestal gekenmerkt door een complexe problematiek. Denk bijvoorbeeld aan gedrag- en opvoedingsstoornissen, kindermishandeling en crimineel gedrag. Deze problematiek kan zich zowel voordoen bij het kind als bij de (pleeg)ouders. Indien een onderzoek in verband met een aangevraagde ondertoezichtstelling te lang duurt en acute hulpverlening noodzakelijk is, kan de kinderrechter het desbetreffende kind of de jongere voorlopig onder toezicht stellen (VOTS, art. 1:255 BW).

Uithuisplaatsing ex artikel 1:261 BW

Een machtiging tot uithuisplaatsing kan worden aangevraagd door Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie. De jeugdige kan bij een uithuisplaatsing terechtkomen in bijvoorbeeld het gezin van familieleden, een pleeggezin, een internaat, of in een opvang- of behandelinrichting. De beslissing tot terugplaatsing van de jongere in het gezin is aan Bureau Jeugdzorg zelf. Zij doet hiervan wel melding aan de Raad voor de Kinderbescherming. Indien de Raad voor de Kinderbescherming het niet eens is met de terugplaatsing, dan kan zij naar de kinderrechter stappen.

Voorlopige voogdij ex artikel 1:280 BW

In crisissituaties is schorsing en voorlopige voogdij mogelijk. Bij schorsing van het gezag blijft het gezag wel bestaan, maar het mag geheel of gedeeltelijk niet meer worden uitgeoefend. In dat geval wordt door de rechter de voorlopige voogdij opgedragen aan een rechtspersoon die tijdelijk het gezag uitoefent (Bureau Jeugdzorg).

Ontheffing en ontzetting ex artikel 1:266 e.v. BW

Het in ernstige mate veronachtzamen van de aanwijzingen van de gezinsvoogdij-instelling of het belemmeren van een uithuisplaatsing door de ouders kan leiden tot ontzetting.

De rechtbank kan tegen één of beide ouders maatregelen uitspreken om hen het gezag dat zij over minderjarigen hebben te ontnemen. Deze maatregelen zijn gericht op het verbreken van de gezagsrelatie en de feitelijke band. Opvoeding buiten het gezin en de benoeming van een voogd zijn het gevolg. Het nemen van dergelijke ingrijpende maatregelen wordt alleen gerechtvaardigd als de ouders hun verplichtingen bij de verzorging volstrekt niet nakomen en als de gevolgen in het belang van het kind worden geacht.

Ontheffing komt aan de orde ingeval van onmacht of ongeschiktheid tot verzorging en opvoeding bij de ouders. N.B. Door ontheffing en ontzetting verliest de gezagsdrager het gezag over zijn kind, maar de familierechtelijke betrekkingen tussen ouder en kind blijven wel in stand en daarmee de onderhoudsplicht naar draagkracht ook. Als de rechtbank ervan overtuigd is dat een kind weer aan zijn ouders mag worden toevertrouwd, kan hij de ontheven of ontzette ouders in het gezag herstellen. Omdat het in veel gevallen voor de voogd en de rechtbank moeilijk te bepalen is of terugkeer naar het ouderlijke gezin verantwoord is, bestaat de mogelijkheid tot proefherstel. Gedurende ten hoogste zes maanden verblijft het kind weer bij zijn ouders. Herstel komt maar weinig voor.

De hiervoor besproken vormen van gedwongen hulpverlening eindigen bij de meerderjarigheid van de jongere. II. Welke (juridische) instrumenten worden door Bureau Jeugdzorg in het Veiligheidshuis ingezet?

Iedere cliënt krijgt zoveel mogelijk een vast contactpersoon (vertrouwenspersoon).

Bureau Jeugdzorg beschikt over een aanmeldteam. Hier komen alle meldingen betreffende zorgen omtrent jongeren binnen. Hier wordt vervolgens geïnventariseerd wat er met de jongere(n) uit de betreffende melding dient te gebeuren. In het kader van de hulpverlening kan BJZ de jongere(n) doorverwijzen naar bijvoorbeeld Jeugd Preventie Werk. Indien een minderjarige of zijn ouders niet aan een vrijwillige verwijzing meewerken, kan er een zorgmelding gedaan worden. Deze zorgmelding kan bijvoorbeeld gedaan worden door de school, een leerplichtambtenaar, een huisarts (al deze meldingen komen binnen via het AMK), maar kan ook gedaan worden door de politie door het opmaken van een Zorgformulier Jeugd. Bureau Jeugdzorg zal vervolgens, in

54

Naast de civielrechtelijke bevoegdheden van Bureau Jeugdzorg, oefent zij tevens de taak van de Jeugdreclassering in justitieel kader uit.

Stichting Maatschappelijk Werk > Jeugd Preventie Werk