• No results found

Dat de weg ter zaligheid altijd één en dezelve is geweest

D

eze dingen dan alzo zijnde, zo ziet een iegelijk, dat de weg ter zaligheid altoos een en dezelfde geweest is. Want nooit heeft God anders gehandeld, dan zoals Hij het nu doet, en altijd heeft gewerkt in al degenen, die Hij ooit van het begin der wereld heeft gemaakt tot een ware verheerlijker van Hem, en alzo tot de zaligheid heeft opgeleid. Want voor de komst van de Messias bracht God een mens daartoe, op deze wijze. Toen de mens gevallen was, en een zondaar geworden, en vervolgens de dood en de verdoemenis waardig, zo gaf God de beloften van een aanstaande verlossing belovende dat er een Vrouwenzaad zou komen, dat den duivel den kop vermorzelen zou, en haar weder redden uit zijn macht; belovende dat er een Messias komen zou, om haar zonden te verzoenen, haar ongerechtigheden te verzegelen, en om een eeuwige gerechtigheid voor haar aan te brengen. deze belofte deed God alom prediken, en bekendmaken, eerst in de huisgezinnen van de Patriarchen, en daarna onder het Israëlitische volk, aan welke ze ook door velerhande schaduwen, en ceremoniën der Wet, levendig voor ogen werd afgebeeld. De één geloofde, en de andere niet. Maar zovele, als aan haar zelf ontdekt geworden, haar zonden ziende en erkennende, en daar over beangst, verschrikt, en verlegen, deze belofte horende, deszelfs gelovende, niet twijfelende of God was

waarachtig; Hij die het beloofd had, die zou het ook volbrengen. Zovelen bracht God, door haar deze belofte te doen geloven:

1. Tot dat geluk en tot die troost dat haar zonde haar nimmer gedacht zouden worden; maar dat ze, niet tegenstaande dezelve, de eeuwige heerlijkheid en gelukzaligheid, zouden beërven.

Want door het geloof aan deze Beloftenis, waartoe God Zijn uitverkorene brengt; Ja, die alleen: worden in hun gemoed van God gerustgesteld voor de angst en vrees van de dood en verdoemenis, en van God uit haar weggenomen, en een Hoop des eeuwige Levens van God aan haar gegeven; met een woord werden ze van God gerechtvaardigd, dat is, vrij verklaart van de schuld en straf van hun zonden; en gesteld tot Erfgenaam van het eeuwige zalig leven.

2. Maar niet alleen van God gerechtvaardigd zijnde, werden ze ten tweede ook, door het Geloof, aan dit woord der beloften, van Hem geheiligd. Dewijl dit geloof, dat God haar een Heiland, en een Zaligmakend zenden zou, dat Hij haar daartoe, volgens Zijn Belofte, eens een Zaad der vrouwen verwekken zou, en eens zekerlijk, gelijk Hij beloofd had, door hetzelfde haar zonden verzoenen, en haar het recht ten Eeuwige leven zou laten verwerven;

haar God deed liefhebben; en al diegenen, die de vertroosting Israëls verwachtende waren, krachtig aanzettende om zulk een weldoend God, die haar deze oneindige genade betonen zou, niet meer te vertoornen door zondige werken: maar om uit bekentenis en dankbaarheid, in oprechtheid van hun harten, voor Zijn aangezicht te wandelen; Zijn geboden, zoveel mogelijk, te onderhouden, en Hem wegens die aanstaande genade te verheerlijken; gelijk ze in dat Geloof, en in die Hoop ook deden, naar de mate des Geest is die haar gegeven werd, als in Abel, Noach, Abraham, David en meer anderen; en ten tijden van de geboorte Christi in de oude Simeon, Anna, en in dergelijke word gezien. Maar bracht God voor de komst der Messias, een mens dus alleen door het geloof, tot dat geluk, dat hij zich kon aanmerken, en ook waarlijk aanmerkte als een, die zijn zonden nooit toegerekend zou worden: maar die niettegenstaande dezelve, eens de eeuwige heerlijkheid beërven zou? want hoe kon daar dan twijfel in iemand overblijven, die deze belofte Gods geloofde, dat er zekerlijk iemand komen zou om zijn zonden te verzoenen, om zijn ongerechtigheden te verzegelen, en om een eeuwige gerechtigheid voor hem aan te brengen, en daarop zijn toekomst onfeilbaar tegemoet zag? En bracht God van gelijken voor de komst des Messias, dus ook alleen door het Geloof een mens daartoe, namelijk, door het geloof aan het woord van de belofte, dat hij uit de dood der zonden opstond, om voortaan Gode te leven? dat hij als Abraham, een vriend Gods genaamd werd? En uit liefde tot God, in alle Heiligheid en Godzaligheid voor Zijn aangezicht wandelde ten einde dat Zijn Weldoener, op wie hij hoopte dat Hij hem verlossen zou, en niet tegenstaande zijn zonden, eens een eeuwige heerlijkheid doen ontvangen, in en door hem mocht worden groot gemaakt? Even op diezelfde wijze handelt God ook nog, in deze tegenwoordige tijd. Want nu, na de komst van de Messias, brengt God ook niemand totdat geluk, dan alleen door het Geloof. God heeft, namelijk, als de volheid des tijds gekomen was, Zijn belofte vervuld. Hij heeft Zijn enige geboren Zoon Christus Jezus onze Heere, des vlees en des bloeds, doen deelachtig worden, opdat Hij door de dood zou tenietdoen diegenen, die het geweld des doods hadden, dat is, de duivel, Hebr 2. Hij heeft Hem van het begin Zijns leven, tot aan zijn dood, en wel inzonderheid in het einde van Zijn leven, aan het hout des kruises, voor ons, en in onze plaats doen dragen, alles wat wij vanwege onze zonden verdiend hadden, en waardig waren, en ons alzo met hem verzoend door de dood van Zijn Zoon.

Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou; En dat Hij, door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelf, Kol 1.19.20 hierin is de liefde, zegt daarom Johannes, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad, en dat Hij ons Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden, 1 Joh 4. Zijne beloftenis dus dan nu vervuld, zo laat God dit tegenwoordig prediken door de gehele wereld; om door het Evangelie vrede te verkondigen, en hen die verre zijn, en die, nabij zijn. De ene die het horen wilde die gelooft, de andere dit Evangelie horende, gelooft niet. Maar zo veel als aan haar zelve ontdekt geworden, haar zonden ziende en erkennende, en daarover beangst, verschrikt, en verlegen, dit Evangelie horende, hetzelfde komen te geloven. Niet twijfelende, of Jezus is geweest de Christus, en dat God waarlijk in Hem al zijn belofte heeft gemaakt Ja, en amen. Niet twijfelende, of Hij heeft ons waarlijk zo liefgehad, en gelijk Hij beloofd had, nu waarlijk onze zonden verzoend; onze ongerechtigheden verzegeld, en een eeuwige Gerechtigheid voor ons aangebracht. Zoveel brengt God nu tegenwoordig, na de komst van de Messias, door haar dit te doen geloven;

1. Tot dat geluk, en tot die troost, dat haar zonden haar nooit gedacht zullen worden: maar dat ze, niet tegenstaande dezelfde, de eeuwige heerlijkheid en gelukzaligheid beërven zullen.

Want door dit geloof, dat God Zijn beloftenis vervuld heeft in Christus Jezus,( daar door wordt Zijn Uitverkorene onder het Evangelie toe gewerkt door Zijn Geest; Ja, die alleen;

want daar geloven zoveel als er geordineerd zijn tot het eeuwige leven. Handel 13) daar door wordt alleen ons gemoed van God gerustgesteld; de angst en vrees voor de dood en verdoemenis, van God uit ons weggenomen, en een hoop des eeuwige levens, van God aan ons gegeven; met een woord, door dit Geloof, worden wij alleen van God gerechtvaardigd, dat is, vrijgesproken van de schuld en straf van onze zonden, en gerechtigd verklaard ten eeuwige leven.

2. Dit niet alleen, maar dus van God gerechtvaardigd zijnde, worden wij ook ten tweede door dit geloof aan het woord der vervulling, door dit Evangelie, door deze blijde Boodschap te geloven, dat Jezus in Bethlehem uit Maria geboren is en de Christus geweest is, geheiligd.

Dewijl dit geloof, dat God in Hem Zijn belofte vervuld heeft, en uit louter genade Zichzelf met ons verzoend heeft, in het bloed van deze Zijn Zoon, het enigste is, gelijk wij hierboven hebben aangetoond, waardoor Hij ons Hem doet liefhebben; waardoor Hij onze harten reinigt; en maakt dat wij met verzakingen van onszelf, van goddeloosheid en wereldse begeerlijkheid, in nieuwigheid des levens voor Zijn aangezicht wandelen; en Hem een vrucht van ware dankbaarheid en verheerlijking, met woorden en met werken, dragen en toebrengen. Zodat Christus Jezus gisteren en heden, en in der eeuwigheid dezelfde is: en geen mens ooit op een andere wijze tot een waar verheerlijker van God gemaakt is, en alzo tot de zaligheid opgeleid, alsnog ten deze huidige dag geschiedt: maar de weg tot hetzelve van het begin der wereld aan, altijd een en dezelfde is geweest, gelijk ze ook wezen zal tot aan de voleinding der eeuwen toe. Want Christus is de weg, de waarheid, en het leven, en niemand komt tot de Vader dan door Hem.