• No results found

Waterkwantiteit oppervlaktewatersysteem en polder

N- afvoer opp.water (kg/ha/jaar N)

4.3 Waterkwantiteit oppervlaktewatersysteem en polder

De resultaten van de waterkwantiteit van het oppervlaktewatersysteem zijn, net als bij het landsysteem, getoetst aan gemeten debieten van wateraanvoer dat via gemalen de polder is ingelaten en waterafvoer dat via gemalen de polder wordt uitgemalen. Aansluitend hieraan zijn balansen opgesteld voor het oppervlaktewatersysteem en voor de polder als geheel.

4.3.1 Toetsing

De berekende en gemeten (geschatte) debieten die de polder worden uitgemalen zijn onderling vergeleken voor de periode 1991-2000, een periode waarvoor metingen beschikbaar waren (figuur 4.10). De gemeten afvoer is gemiddeld 63 106 m3 water en

de berekende afvoer bedraagt gemiddeld 57 106 m3 water en is daarmee 9% lager dan

de gemeten afvoer vanuit de polder.

W a te ra fvoe r polde r (106 m3) 0 20 40 60 80 100 120 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 berekend gem eten

Figuur 4.10 Gemeten en berekende waterafvoer (106 m3)

De wateraanvoer naar de polder wordt gerealiseerd door waterinlaat vanuit aangrenzende rivieren. De gemeten (geschatte) wateraanvoer is gemiddeld 15 106 m3

water over de periode 1991-2000. De berekende aanvoer over dezelfde periode bedraagt gemiddelde 14 106 m3 water en is daarmee 7% lager dan de gemeten

aanvoer naar de polder (figuur 4.11).

Evenals bij de resultaten van het landsysteem blijkt ook hier dat de verschillen tussen de berekende en de gemeten aanvoer in het jaar 1995 het grootst zijn.

Wate raanv oe r polde r (106 m3) 0 5 10 15 20 25 30 35 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 berekend gemeten

Figuur 4.11 Gemeten en berekende wateraanvoer (106 m3)

Om inzicht te krijgen in de ruimtelijke spreiding van de berekende aan- en afvoeren zijn de berekende debieten van de 7 gemalen voor waterafvoer en de 7 gemalen voor waterinlaat vergeleken met de gemeten maandelijkse debieten voor de periode waarin de gegevens beschikbaar zijn: 1996-2000.

Uit deze toetsing met maandelijkse uitgemalen debieten (0 en tabel 4.7) blijkt dat de onderschatting van de afvoer voornamelijk wordt veroorzaakt doordat bij de gemalen Verdoold en Krimpenerwaard (=Hoekse Sluis) de gezamenlijke afvoer met 30.4 106.m3.jr-1 lager is dan de gemeten afvoer van 39.5 106.m3.jr-1. De berekende

afvoer van het gemaal Stolwijkersluis bedraagt 3.8 106.m3.jr-1 en is hoger dan de

gemeten afvoer van 0.8 106.m3.jr-1. Bij de overige 4 gemalen wordt de afvoer redelijk

correct berekend. De gezamenlijke afvoer van de 3 grootste gemalen (Verdoold, Veurink en Krimpenerwaard) bedraagt in de berekeningen en de metingen respectievelijk 79 en 86% van de totale afvoer.

Uit een analyse van de ingelaten debieten (0 en tabel 4.8) blijkt dat bij de gemalen Bergstoep en LangelandKortland de ingelaten berekende debieten kleiner zijn dan de gemeten debieten. Bij Vlist, Verdoold en HoekseSluis zijn de ingelaten berekende debieten groter dan de gemeten debieten. Bij Voornebrug is er een goede overeenkomst tussen gemeten en berekende waterinlaat. De grootste afwijkingen in de inlaat ontstaan bij Verdoold en Krimpenerwaard (=Hoekse Sluis), waar in de zomer van het relatief droge jaar 1996 in de berekeningen te veel water is ingelaten t.o.v. de metingen (bijlage 15). Dit is zeer waarschijnlijk ontstaan door een te grote watervraag van het landsysteem, een watervraag die op zijn beurt is veroorzaakt door relatief lage grondwaterstanden.

Tabel 4.7 Berekende en gemeten waterafvoer; gemiddeld over de periode 1996-2000 gemeten berekend gemaal 106 m3 jr-1 (%) 106 m3 jr-1 (%) Stolwijkersluis 0.8 1 3.8 7 BenedenHaastr. 1.3 2 1.2 2 Verdoold 23.7 37 20.1 34 VeurinkReinierblok 15.8 25 15.9 27 KGZ 5.0 8 5.1 9 DeNesse 2.0 3 2.4 4 Krimpenerwaard 15.9 25 10.3 18 Polder 64.4 100 58.8 100

Tabel 4.8 Berekende en gemeten wateraanvoer; gemiddeld over de periode 1996-2000

gemeten berekend gemaal 106 m3 jr-1 (%) 106 m3 jr-1 (%) bergstoep 1.6 15 1.2 10 voornebrug 1.1 11 1.1 9 vlist 0.8 7 1.5 12 Verdoold 2.2 21 3.6 29 Krimpenerwaard 3.4 32 4.5 37 LangelandKortland 1.6 15 0.5 4 Polder 10.7 100 12.3 100 4.3.2 Waterbalansen

Gedetailleerde waterbalansen van het oppervlaktewatersysteem zijn voor de periode 1986-2000 gegeven in 0. De gemiddelde waterbalans voor de periode 1986-2000 is gegeven in tabel 4.9.

De balanspost drainage vormt met 52 106 m3 water de grootste aanvoerterm en

bedraagt 58% van de totale aanvoer naar het oppervlaktewater. Neerslag en inlaatwater vormen met respectievelijk 23 en 14 106 m3 water de overige aanvoer-

termen. De uitgemalen hoeveelheid water vormt met 57 106 m3 de grootste afvoer-

term en bedraagt 64% van de totale afvoer vanuit het oppervlaktewater.

Verdamping en infiltratie naar de bodem vormen met respectievelijk 17 en 15 106 m3

water de overige afvoertermen. De verdamping is met gemiddeld 739 mm/jaar hoger dan die van het landsysteem doordat open water meer verdampt dan land.

Tabel 4.9 Waterbalans voor het oppervlaktewatersysteem van het stroomgebied de Krimpenerwaard, gemiddeld over de periode 1986-2000, resultaat van fase 2

Balansperiode 1986-2000 Oppervlakte balansgebied 2352 ha

IN 106 m3 mm UIT 106 m3 mm Neerslag 23 982 Verdamping 17 739 Inlaat 14 611 Uitgemalen 57 2403 Drainage 52 2169 Infiltratie 15 621 Kwel 0 0 Wegzijging 0 0 Totaal 89 3762 Totaal 89 3763

Nu de waterbalansen van land en oppervlaktewater zijn opgesteld kan ook de waterbalans van het hele gebied worden opgesteld (tabel 4.10 en 0). Deze is relatief eenvoudig en maakt een vergelijking met de ‘gemeten’ waterbalans (Kroes et al., 2006, bijlage 1) mogelijk. Over de periode 1991-2000 blijkt dat:

- De neerslag komt goed overeen;

- De inlaat wordt gemiddeld genomen 106 m3 (ca 7%) te laag berekend; het grootste

verschil tussen gemeten en berekend (10 106 m3) komt voor in het jaar 1995;

- Er is een geringe wegzijging van 106 m3 berekend, terwijl dit volgens de ‘gemeten’

waterbalans een netto kwel van 4 106 m3 had moeten zijn. De bijdrage van kwel

aan de totale wateraanvoer is in de berekeningen met 0% beduidend lager dan die in de metingen (6%);

- De verdamping is 4% hoger dan de verdamping uit de ‘gemeten’ waterbalans, maar ligt met een waarde van 564 mm/jaar dicht bij de gemeten verdamping van 554 mm in Cabauw;

- De uitgemalen hoeveelheid is ca 9% lager dan de gemeten hoeveelheid. De onderschatting van de uitgemalen hoeveelheid wordt voor een deel veroorzaakt worden doordat de waterafvoer vanuit AWZI’s is onderschat evenals de bijdrage van de kwel. Daarnaast is de wateraanvoer via inlaat lager dan de gemeten ingelaten waterhoeveelheid. Dit laatste geldt gemiddeld voor de periode 1991- 2000; voor de periode 1996-2000 is de berekende waterinlaat juist hoger dan de gemeten inlaat (tabel 4.8).

Tabel 4.10 Waterbalans voor het stroomgebied de Krimpenerwaard, gemiddeld over de periode 1991-2000, resultaat van fase 2; gemeten waarden afkomstig uit Kroes et al. (2006)

Balansperiode 1991-2000 Oppervlakte balansgebied 13752 ha

IN 106 m3 mm UIT 106 m3 mm

Bere-

kend Geme-ten Berekend Bere-kend Geme-ten Berekend

Neerslag 121 120 884 Verdamping 78 75 564 Inlaat 14 15 103 Uitgemalen 57 63 417 AWZI 0 1 0 0 0 0 Kwel 0 8 0 Wegzijging 1 4 9 Totaal 135 144 987 Totaal 136 142 990 Bergingsverandering -1 2 -3