• No results found

Richtafstand vanaf bestaand tenniscomplex en nieuwbouw (bron: Akoestisch onderzoek DGMR, d.d. 09-10-2018)

2.6 Water

2.6.1 Huidige situatie

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

• vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.

• schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

42 Waterwet

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.

Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Beleid Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden staat de komende jaren voor een aantal vraagstukken voor het regionale waterbeheer. Het gaat dan om het voorkomen van wateroverlast, het integraal afwegen van alle functies en belangen bij het waterbeheer en het realiseren van schoon water. Deze opgaven worden voor diverse gebieden uitgewerkt in een watergebiedsplan.

Waterbeheerplan

Voor de planperiode 2016-2021 is het Waterbeheerplan (WBP) van De Stichtse Rijnlanden van toepassing.

In dit plan geeft De Stichtse Rijnlanden aan wat haar ambities voor deze planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering.

De vier hoofdthema's zijn:

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Zo moet het deelprogramma Veiligheid leiden tot een verbetering van de veiligheid tegen overstromingen tot een maatschappelijk aanvaardbaar risiconiveau. Dit beleid is gebaseerd op 3 pijlers:

1. Preventie

2. Duurzame ruimtelijke planning en inrichting 3. Crisisbeheersing op orde.

In het kader van de ruimtelijke ordening is met name de tweede pijler van belang: om overstromingsrisico's mee te wegen bij de locatiekeuze en de inrichting. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen bieden hierbij kansen voor veiligheidsmaatregelen.

2.6.2 Conclusie Watertoets

De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar

43

een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium.

Op 14 maart 2017 is een digitale watertoets ingediend. Op maandag 10 april is een reactie ontvangen van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (dhr. E. van der Werf). De reactie kan worden beschouwd als onderdeel van het informeel overleg. In het kader van het artikel 3.1.1 Bro overleg zal het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden een formeel wateradvies geven.

Het plangebied is in de huidige situatie vrijwel volledig verhard. De totale oppervlakte van het plangebied is circa 6 hectare. De locatie is voor ongeveer de helft bebouwd met bedrijfspanden. Het overige gedeelte is grotendeels verhard met asfalt (ca. 4.400 m²) en stelconplaten. Er worden ten behoeve van de ontwikkeling geen sloten binnen het plangebied gedempt. Teneinde ruimtelijke kwaliteit te waarborgen zullen diverse groene inrichtingen in het plangebied worden gerealiseerd. Over de gehele lengte van het plangebied aan de noordoostzijde zal bijvoorbeeld een groenstrook worden opgenomen. Vanwege de groene inrichting in het plangebied zal de totale oppervlakte aan verharding in de toekomstige situatie minder zijn dan in de oude situatie. Ten opzichte van de situatie in het verleden is er dus sprake van een verbetering.

De verhardingsbalans voor het plangebied ziet er als volgt uit:

Bestaande situatie

Totaal verhard nieuwe situatie 38.448 m²

Balans -13.247 m² (38.448m² - 51.695 m²)

Uit deze verhardingsbalans blijkt dat voor het Den Oudstenterrein geen watercompensatie benodigd is.

Watercompensatie Bedrijventerrein Breeveld (BPA)

In het plangebied wordt aan de noordoostzijde voorzien in een groenzone. Deze zone omvat ook waterberging die bijdraagt aan de benodigde watercompensatie van het naastgelegen bedrijf BPA.

Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting van het geldende bestemmingsplan Bedrijventerrein Breeveld (2015), waarin in paragraaf 4.8.2 Waterhuishouding uiteengezet wordt dat sprake is van een watercompensatieopgave van 4.078 m² als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied Bedrijventerrein Breeveld. Dit wordt deels binnen dat plangebied opgelost in de vorm van het verlengen en verbreden van watergangen. De rest zal worden gerealiseerd in de vorm van plas/drasgebied, waarvan in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Breeveld is aangegeven dat een omvang van circa 1.570 m² nodig is. Dit wordt gerealiseerd in het voorliggende bestemmingsplan, in de groene overgangszone tussen het bedrijventerrein en de woningbouwontwikkeling Den Oudsten. De betreffende plas/draszone heeft een omvang van 3.410 m², wat dus voldoende compensatie is voor bestemmingsplan Bedrijventerrein Breeveld (BPA).

Plas/drasgebied

Het plas/drasgebied is kansrijk om water vast te houden tijdens neerslagsituaties, waarmee het gebied benedenstrooms wordt ontlast. Dit zou kunnen door de afvoer vanuit het gebied te ‘knijpen’. Hierdoor kan een relatief grotere peilstijging tijdens neerslaggebeurtenissen worden gecreëerd ten opzichte van de rest van het peilgebied en kan de plas/draszone optimaal worden benut. Een manier om de afvoer te knijpen is met een schot in de watergang met een gat onder water. De bovenkant van het schot kan als overlaat fungeren waardoor wordt voorkomen dat het water te ver stijgt. De bovenkant van het schot zou dan op een niveau van 1,25 m -NAP komen.

44 Overige maatregelen

Naast het zoveel mogelijk vasthouden van water in het gebied in de watergangen en de plas-/draszone geldt dit tevens voor het gebruik van waterpasserende verharding zoals graskeien en betonstenen bij de parkeerkoffers.

Het hemelwater zal worden afgevoerd op het oppervlaktewater. Het afvalwater zal via de vuilwaterafvoer worden afgevoerd. Bij bouwactiviteiten zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare bouwmetalen.