• No results found

Wanneer klonen we de mammoet?

ó frans stafleu

“Ja leuk, de mammoet klonen. Niet omdat het moet, maar gewoon omdat het kan!” Maar dat iets kan, wil niet zeggen dat het goed is om te doen. Laten we eens onderzoeken of er goede redenen zijn dit uitgestorven dier weer terug op aarde te zetten.

Eerst maar eens de vóórargumenten. Het is ongetwijfeld leuk om een mammoet in levende lijve te kunnen zien en wellicht is het ook wetenschappelijk interessant om te kijken of we zo’n kunststukje voor elkaar krijgen. Een ander voorargument zou kunnen zijn dat het dier door onze schuld is uitgestorven en dat we die schade zouden moeten herstellen. Maar als dat al zo is, dan gaat het wel over héél oude voor ouders en of we voor hun daden nog verantwoordelijk zijn…? De biodiversiteit

op deze aarde wordt wel vergroot, er komt immers weer een diersoort bij.

Goed, nu de tégenargumenten. Dat klonen gaat niet zomaar. Je moet eicellen verza- melen van een olifant, die op een of andere manier wordt voorzien van het DNA van de mammoet en dan de bevruchte eicellen terugzetten in een draagmoeder. Meestal gaat dat niet in één keer goed. Embryonale sterfte, miskramen en mismaakte of minder levensvatbare mammoetjes kunnen daar- uit voortkomen. Ellende dus voordat er een levensvatbaar exemplaar rondloopt. Dit is overigens nog niet de echte mammoet omdat het dier bijvoorbeeld mitochon- driaal DNA van de draagmoederolifant bij zich heeft. Na een tijdje lopen er dan één of meerdere klonen van mammoeten rond. Wat moeten die op deze aarde doen? Zich voort-

planten lijkt een probleem, de genetische basis zal niet zo breed zijn dat dit zonder problemen kan verlopen. Hun habitat is verdwenen. Ze in het wild uitzetten, zal wel niet mogelijk zijn. Het dier zal dus zijn hele leven in een soort dierentuin moeten door- brengen. Dat is nauwelijks een waardevolle bijdrage aan de biodiversiteit .

De vraag is of we zoiets moeten willen. We veroorzaken (op zijn minst) tijdelijke ellende. Bovendien gaat het niet alleen over de ellende die we veroorzaken, maar ook over de vraag of zo’n dier respectvol is behandeld. Tonen we respect door een uit- gestorven dier terug op aarde te zetten met als vooruitzicht een leven in de dierentuin? Ook al kan het, niet doen, zou ik zeggen.

kwartaal 2 2016 stamcellen 73

meer dan normaal dat een tweede of derde kind vergeleken wordt met een eerste kind.

Het maken van een kopie van een bestaand persoon is ook de motivatie van voorstanders van het ‘terugbrengen’ van een overleden kind. Als tegenargument voor deze motivaties kan aange- voerd worden dat ieder persoon (ook een kloon) meer is dan alleen een genenpakket en een uniek persoon is, een kloon is geen exacte kopie. Ouders, familie, opvoeding, educatie, en andere sociale factoren spelen een minstens zo belangrijke rol in de vorming van een individu.

Kinderwensen

Een echtpaar met een kinderwens waarbij beide ouders onvruchtbaar zijn, zou een meer realisti- sche toepassing zijn. Of bijvoorbeeld een homosek- sueel koppel dat een kind wil met een genetische connectie. Met die kanttekening dat via kloneren slechts het genoom van één van de ouders wordt doorgegeven. Er zijn nog heel wat praktische horden te nemen voordat er überhaupt gedacht

kan worden aan reproductief kloneren. Kloneren is zeer inefficiënt, afhankelijk van de diersoort en de donorcel ligt het percentage van succes tussen 0,5 en 10%. Dat betekent ten eerste dat er veel eicellen nodig zijn. Aangezien het verzamelen van mense- lijke eicellen een redelijk ingrijpende procedure is, lijkt het verkrijgen van voldoende eicellen op zijn minst lastig. Evenals bij therapeutisch kloneren rijst hier de vraag of bijvoorbeeld een financiële vergoeding voor eiceldonatie wenselijk of ethisch te verantwoorden is. Er zal een draagmoeder voor het gekloonde embryo moeten zijn en resultaten bij dieren laten zien dat er bij gekloonde embryo’s veel spontane abortussen en doodgeboren foetus- sen zijn. Vooralsnog lijkt het er dus nog niet op dat reproductief kloneren bij mensen ooit uitgevoerd zal worden.

Kopie of tweeling, valt er wat te kiezen?

74 kwartaal 2 2016 stamcellen

F

ascinerend! Ongekende mogelijkheden! Waar gaat dit heen? Dat zal bij veel mensen boven komen borrelen als ze dit cahier lezen. Maar ook: betekent dit dat de maak- bare mens in het verschiet ligt en willen we dat eigenlijk wel? Ik moest terugdenken aan de titel van een cahier uit 2011 ‘Mens 2.0’ met als ondertitel ‘Homo sapiens verbeterd’. Dat ging vooral over het in elkaar grijpen van nieuwe technologieën en robo- tica. Dat is ook in dit cahier aan de orde, zij het dat hier de nadruk ligt op stamceltechnologie.

Maakbare mens? Laten we ons wel realiseren dat we sinds mensenheugenis hebben gepro- beerd la condition humaine aan onze wensen aan te passen, dus te verbeteren. Door werktuigen te maken, kleding, onderdak, wapens, het delen van kennis en kunde en ga zo maar door. In dat licht is techniek een essentieel aspect van het men- senbestaan. Anders gezegd, we zijn van nature techniekwezens die bezig zijn ons bestaan beter te maken en wel in tweeërlei zin: proberen te herstellen wat het niet meer goed doet (genezen) en het uitbreiden en opvoeren van onze mogelijk- heden (enhancement).

Het mensenbestaan is dus maakbaar, altijd geweest. Toch is er in de stamceltechnologie, zeker als dat gecombineerd wordt met gentechnologie, iets aan de hand wat voorheen niet kon. We kun- nen om zo te zeggen handmatig veranderingen aanbrengen die het wezen van de mens raken, veranderingen die zich doorzetten in diens nage- slacht. Dat wordt in dit cahier duidelijk gemaakt. Als dat betekent dat we sommige erfelijke ziekten zouden kunnen uitbannen, zal niemand daar veel