• No results found

Waardering van de informatiebeelden

3. De Pilot Analyse Synthetische Drugs

3.3 Tactische intelligencebeelden: van melding tot netwerk (spoor 1)

3.3.4 Waardering van de informatiebeelden

De analisten hanteren geen logboek of andere consistente methode om de herkomst

van hun informatiebeelden te herleiden.53 Een keerzijde van de nauwe samenwerking

is dat veel informatieoverdracht face to face, per e-mail of telefonisch plaatsvindt. Vele gebeurtenissen, acties van de analisten en informatieslagen lopen parallel en de analis- ten documenteren niet alle afzonderlijke stappen die zij nemen. In veel gevallen zitten de analisten gezamenlijk in dezelfde ruimte aan een casus te werken, waarbij zij ad hoc bevindingen uit de verschillende informatiebronnen direct verwerken in het netwerk- beeld (zie ook hoofdstuk 7).

53 In eerste instantie worden de gegevens in een Excel-formulier ‘geladen’ die geïmporteerd worden in Analyst Notebook, om een netwerkschema te genereren. Voordeel is dat alle netwerklijnen herleidbaar zijn tot het betreffende stukje broninformatie. Nadeel is de extra tijd die het kost. Gaandeweg de pilot wordt deze werk- wijze om pragmatische redenen losgelaten, waardoor deze bronherleiding niet meer mogelijk is (analistenbij- eenkomsten juni en oktober 2018).

Wel geven de analisten met gekleurde lijnen in de netwerkschema’s aan welke informa- tie afk omstig is van welke partner en geven zij met stippellijnen aan of het systeemin- formatie betreft , of ‘zachte’ informatie, zijnde gedateerde informatie of ‘onbevestigde’ kennis van professionals (zie fi guur 2). De analisten benadrukken dat de netwerksche- ma’s niet dienen als bewijs, maar dat zij – met de juiste toelichting – richting kunnen geven aan interventies, en/of inzicht geven in de bredere context van onderzoekswaar- dige (rechts)personen en locaties (Pilotteam Syndru Oost-Nederland, 2018). Dit alles betekent dat de analisten zelf een belangrijke rol spelen bij een juiste interpretatie en duiding van de netwerkschema’s.

Politie Omgevingsdienst Onbevestigd

Belastingdienst Open bronnen Info uit het verleden

Figuur 2 - Voorbeeld netwerkschema met relatieaanduidingen en bron (bron: Pilotteam Syndru Oost-Ne- derland, 2018, p. 20)

3.4 Indicatorenanalyse (spoor 2)

Daarnaast beogen de analisten tot een overkoepelend beeld te komen van de syntheti- sche drugsproblematiek en daaruit risico-indicatoren af te leiden ten behoeve van her- kenning in het veld. ‘Spoor 2 behelst het ontwikkelen van een methodiek waarmee ge-

structureerd informatie met betrekking tot synthetische drugs gerelateerde activiteiten kan worden vergaard en gecombineerd, ten behoeve van risico gestuurd toezicht, handha- ving en opsporing’ (Pilotteam Syndru Oost-Nederland, 2018, p. 28). Beoogde opbreng-

sten zijn indicatoren waarmee de verschillende diensten meer proactief kunnen han- delen (herkennen van syndru-activiteit en hierop acteren). De analisten ontplooien verschillende activiteiten om hiertoe te komen.

Bronnen voor syndru-indicatoren

Zo voeren zij een bureaustudie uit op basis van rapporten van ketenpartners, analyse- producten en barrièremodellen van synthetische drugs en ondermijning, en mediabe- richtgeving. De actieonderzoekers voorzien de analisten halverwege de pilot van aan- vullende wetenschappelijke literatuur, om tot een breder gedragen basis te komen voor de te ontwikkelen indicatoren.

Daarnaast brengen de analisten uiteenlopende werkbezoeken, al dan niet naar aanlei-

ding van hun casuïstiek (spoor 1), waarbij zij ruim twintig syndru-professionals54 be-

vragen over hun kennis van kenmerken en indicatoren voor transport en opslag-, pro- ductie- en dumplocaties van synthetische drugs. Veel professionals zijn afkomstig van politie: de informatieorganisatie in Oost-Nederland, Oost-Brabant en de Landelijke Eenheid, maar ook uit de uitvoering (bijvoorbeeld Basisteam, DRR, LFO, DLR). Daar- naast spreken zij respondenten afkomstig van Douane, omgevingsdiensten, het OM (AP Oost-Nederland en FP Den Bosch) en FIOD (Fiscale Inlichtingen- en Opspo- ringsdienst). Uit deze interviews en gesprekken leiden zij kenmerken af van syndru-ge- relateerde criminaliteit.

Een derde bron voor deze kenmerken zijn de uitgevoerde casestudies in spoor 1. Het lukt de analisten gedurende de pilot niet om een systematisch overzicht van kenmer- ken van locaties en personen uit spoor 1 te destilleren. In het vervolgproject zal een aparte analyse uitgevoerd moeten worden met het doel deze kenmerken systematisch af te leiden uit de verzamelde casuïstiek.

In de vierde plaats is een begin gemaakt met geografische analyse. De GIS-analist maakt een aantal grafische overzichten met locaties van synthetische drugscriminali- teit gerelateerd aan stedelijkheid in het pilotgebied. Daarnaast wordt geëxperimenteerd met verschillende toepassingen, zoals het koppelen van de geografische locaties met verschillende ‘kaartlagen’ met omgevingskenmerken. Hiermee kunnen bijvoorbeeld (kwetsbare) gebieds- of bedrijfskenmerken van de syndru-gerelateerde locaties inzich-

telijk worden.55 Deze beoogde geografische analyses zijn in de pilot nog niet verder

uitgewerkt.56

Verdiepende analyse

De analisten beschrijven dat analyse van de verzamelde data heeft geleid tot een eerste overzicht van mogelijk relevante eigenschappen van personen, ondernemingen en lo- caties inzake syndru-activiteit (Pilotteam Syndru Oost-Nederland, 2018). We komen hier kort op terug in hoofdstuk 7, waar we de opbrengsten van de pilot beschrijven. Gaandeweg de pilot wordt echter duidelijk dat de context en huidige dynamiek in het

54 Afgeleid uit de respondentenlijst in Eindrapport ‘Pilot Analyse Synthetische Drugs’, 2018.

55 Zo wordt geëxperimenteerd met BAG-data van de provincie, waarmee inzichtelijk wordt of gebouwen op een locatie (terrein) aan een onderneming toebehoren, het informatiesysteem waarop de zeven Gelderse omge- vingsdiensten zijn aangesloten en politiedata (verslagen analistenbijeenkomsten juli en sep 2018).

56 Een en ander is volgens de GIS-analist afhankelijk van de beschikbare data die zich niet gemakkelijk naar de GIS-toepassing laat vertalen. Daarnaast vormen de uitkomsten van de eerdere werkwijzen input voor de geografische analyse.

analistenteam niet optimaal zijn om tot de gewenste verdiepende analyse van spoor 2 te komen. Hoewel de analisten hiertoe een eerste aanzet doen, is er weinig tijd en ruim- te om verdiepende analyses uit te voeren op het reeds verzamelde materiaal. Op ieder moment komen nieuwe signalen binnen bij het analistenteam, die zij niet kunnen of willen laten liggen. De gretigheid en gedrevenheid liggen bij het volgen van de ‘realti- me’-situatie in spoor 1. De actieonderzoekers adviseren om het tweede spoor niet te forceren, aangezien meer systematische voorbereiding (analyseplan) en mogelijk een andere rolverdeling binnen het team nodig zijn. De verkenning van (voorlopige) ken- merken van syndru-gerelateerde criminaliteit, kunnen uitgangspunt zijn voor een sys- tematische verdieping in het vervolgproject (zie verder hoofdstuk 7).