• No results found

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

30.2 Bouwregels

30.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 30.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

30.2.2 Relatie enk elbestemming

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige

archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

30.2.3 Uitzondering op bouwregels

Het bepaalde in lid 30.2.2 is niet van toepassing op bouwplannen die niet m.e.r.-plichtig zijn.

30.3 Afwijken van de bouwregels

a. Bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 30.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken en ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende

(bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.

b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaiiteitsafspraken en -criteria.

c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;

3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende

werkzaamheden uit te voeren:

a. het ophogen en ontgraven van de bodem;

b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het hoogheemraadschap;

e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;

g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;

h. het aanleggen van bos of boomgaard;

i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

j. het scheuren van grasland;

k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

30.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 30.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 30.2 en 30.3 in acht is genomen;

b. niet m.e.r.-plichtig zijn.

30.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;

b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de

beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt dat:

1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;

2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;

c. voor zover de in lid 30.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kan het bevoegd gezag aan de vergunning de volgende voorschriften verbinden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;

3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een

d. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 30.4.1, wint het bevoegd gezag advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a. de bestemming Waarde - Archeologie 7 op de verbeelding wordt veranderd in 'Waarde - Archeologie 2' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare

waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);

b. de bestemming Waarde - Archeologie 7 op de verbeelding wordt veranderd in 'Waarde -

Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijkt te hebben;

c. de bestemming Waarde - Archeologie 7 kan worden veranderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.