• No results found

De vruegt was algemeen tot korts voor 11 uren, wanneer alle de vruegdeteekens veranderden in eenen schrik en droefheijd die veele Bruggelingen als aen 't hert

geslaegen is en lang zullen gedenken. Eene toegekomen estafette versekerde dat de

Fransche troupen andermael afsakken en maer 3 uren van Brugge meer waeren. Zulks

makte den alarm algemeen, de klokke op den Hallentooren en alle de andere deser

stadt makten seffens door een afgrijselijk klippen den alarm algemeen, zoodaenig

dat niemant binnen Brugge geheugt in zijn leven schrikkelijcker nagt geweten te

hebben, te meer omdat alle de klokken der buijteplaetsen ook seffens alarm klipten.

Ziet hier nu den iver voor het vaderland wanneer het volk tegen reden verdrukt wordt,

geen ander geroep was er als: ‘in de waepens, in de waepens’ en meer dan 5000

-fol. 87 - deser stadt, waeronder veele geestelijcke geaccompagneert met een overgroot

getal boeren, trokken tot op Varssenaere de Fransche troupen tegemoet. Door ider

het krijgstuijg, poeder, loot en cardoucen medegenomen wordende, waer de menigte

op Varssenaere hantgemeen geworden zijnde, de Fransche tot den aftogt dwongen

en tot op Sevecote verjaegden, naerdat er eenen Franschman, een keijserlijcken jaeger

en twee Bruggelingen, genaemt Friese en Verleije

(141)

, doodtgeschoten en eenige van

beijde zijden gekwest waeren. 't Vernemen van welke maeren de stormklokken nog

afgrijselijcker den heelen nagt deden klippen en opdat er niemant binnen Brugge

zoude geslaepen hebben, wiert den trommel geslaegen en ider wiert geordoneert licht

aen zijn voorhuijs te houden zoodat ider tot op den 1 april in den grooten angst, schrik

en vreese zoo voor zijn goedt en leven was en veele deser stadt met het aenkomen

van den dag vlugteden en hunne effecten en winkelgoederen zooveel mogelijk

bergden. Tot den 11 uren van desen morgen wiert nog onophoudelijk de stormklok

op den Hallenthoren getrokken, totdat men eijndeling voor vast gerustgestelt wiert

dat de Fransche troupen langs Rousbrugge afsakken en dat men den toekomenden

nagt gerust zal mogen slaepen. Zulks stelde eenider wat geruster en om stadts

veijligheijd zijn er tusschen dag en nagt sterke borgerlijcke patrouillien langs alle

zijden der stadt en vesten gedaen geworden. (XXVI gaset van 1 april, etc.).

Eindnoten:

(113) Zie SBB., Van Huerne, 1793 I, nr. 128.

(114) Betreft Joseph van Caloen (zie MV. 1791-92, p. 176, n. 7); met Oudenhove bedoelt Van Walleghem Jean-Robert O'Donnoghue, raadspensionaris van Brugge vanaf 1750. De twee andere personen hebben we niet kunnen identificeren. In het dagboek van Robert Coppieters en dat van Robert O'Donnoghue worden deze personen niet vermeld bij de gegijzelden (L. KERVYN DE LETTENHOVE, Les otages de la ville de Bruges en 1793, in: ASEB., IV (1880), p. 1-17, en P. VERHAEGEN, Journal d'évènements divers et remarquable (1767-1797) rédigé

par Robert Coppieters, Brugge, 1907, p. 245 en VANDEN BERGHE, Jacobijnen, II, p. 54).

(115) Voor meer details over deze niet zonder moeite verlopen volksraadpleging van de bevolking van de Brugse randgemeenten zie Y. VANDEN BERGHE, Sint-Andries stemt voor de

aanhechting bij Frankrijk (6 maart 1793), in: Het Brugs Ommeland, IX (1969), p. 153-166 en

ID., Jacobijnen, I, p. 305.

(116) Zie SBB., Van Huerne, 1793 II, nr. 7 en 9.

(117) Wapens en batavier: waarschijnlijk wapenschilden op glasramen.

(118) Roermond in Nederlands Limburg. Als hoofdplaats van Opper-Gelder of het Overkwartier van het hertogdom Gelre maakte Roermond steeds deel uit van de Zuidelijke Nederlanden. (119) Zie SBB., Van Huerne, 1793 II, nr. 17.

(120) Zie ibid., nr. 19.

(121) Het betreft hier niet Mulet maar Millet, de Franse bevelhebber (L. GHYS, Brugsche gijzelaars

naar Duinkerke, in: ASEB, LVIII (1908), p. 157).

Betr. Sibuet, zie noot 34.

(122) Zie SBB., Van Huerne, 1793 II, nr. 20.

(123) Zie SAB., reeksnr. 120: Hallegeboden, 1793-1795, f. 5v. De zwarte cocarde was het kenteken van de Oostenrijksgezinden of de ‘vijgen’.

(124) De mogelijkheid om 's nachts door de stadspoorten binnen of buiten gelaten te worden was ook al opgeschort op 19 juni 1792, toen de Fransen de eerste keer op komst waren: zie MV. 1792, p. 139, fol. 82. Dezelfde maatregel was genomen tijdens de Brabantse Omwenteling, op 29 okt. 1789, zie MV. 1789, p. 89, 14de dl., fol. 477.

(125) Dumouriez, terugkerend van een mislukte campagne in de Republiek der Nederlanden, vond de Zuidelijke Nederlanden in een toestand van quasi-opstand. Terecht weet hij de toestand aan de Franse commissarissen van de Nationale Conventie die met geweld het decreet van 15 december wilden toepassen. In een vlammende brief aan de Nationale Conventie van 12 maart 1793 verweet hij de commissarissen en de Nationale Conventie verantwoordelijk te zijn voor de revolutionaire toestand in de Zuidelijke Nederlanden. Deze brief lekte uit en werd door de kranten gepubliceerd. (TASSIER, o.c., p. 321-322).

(126) Zie SAB., reeksnr. 120: Hallegeboden, 1793-1795, f. 5v.-6r.; SBB., Van Huerne, 1793 II, nr. 25.

(127) Zie SAB., reeksnr. 120: Hallegeboden, 1793-1795, f. 7v.; SSB., Van Huerne, 1793 II, nr. 24. ‘Tuijschbordels’: samenstelling van tuijsch en bordels; tuischen: om geld spelen; bordels, bardels, berdels, dit zijn borden of planken. Hier wordt dus bedoeld: speelbord (DE BO, o.c., pp. 106 en 1195).

(128) Generaal Dumouriez had inderdaad op 18 maart de veldslag van Neerwinden verloren. Hij trok zich in goede orde terug en evacueerde op 23 maart Brussel. Hij wou nu een akkoord met de Oostenrijkers negociëren waarin zou worden afgesproken dat de Oostenrijkers de Zuidelijke Nederlanden zouden bezetten terwijl hij naar Parijs zou oprukken om er zich van de macht meester te maken. Deze plannen zouden mislukken en Dumouriez liep over naar de Oostenrijkers. (CRUYPLANTS, o.c., II, p. 588-683).

(129) Betreft Jean Baptist Lichtvoet, koopman, die een leidende rol speelde in de Jacobijnse Club; in 1793 was hij secretaris (VANDEN BERGHE, o.c., II, p. 198).

aartshertog van Oostenrijk van 1792 tot 1804, en keizer van Oostenrijk tot 1835. Als Frans II was hij Duits keizer van 1792 tot 1806.

(132) Zie SAB., reeksnr. 120: Hallegeboden, 1793-1795, f. 9r.; SBB., Van Huerne, 1793 I, nr. 152. (133) Om begrijpelijke redenen veranderde uitgever J. Bogaert de titel van zijn Vaderlands Nieuwsblad

op 26 maart in Brugsch Nieuwsblad. Er verschenen nog 2 nummers op 29 maart en 2 april. (Y. VANDEN BERGHE, De eerste schakel van een lange ketting te Brugge: Het Vaderlands

Nieuwsblad (1792-1793), in: Biekorf, LXV (1964), p. 311-314 en ID., Brugge in de Revolutietijd 1770-1794, Brugge, 1978, p. 15-19).

(134) ‘Victalie’: victualie, levensmiddelen, mondvoorraad om op een tocht, inzonderheid een scheepstocht, mee te nemen.

(135) Van Walleghem verwijst hier naar de eredienst van Witte Donderdag, waarin het H. Sacrament, meestal in een prachtige monstrans van edelsmeedwerk, voor de aanbidding op een rijk versierd altaar werd uitgestald. Dergelijk altaar werd een H. Graf of een graf Christi genoemd (M. ENGLISH, Dagklapper, I, Brugge, 1985, p. 104-105).

(136) ‘Quinqualereije’: Fr. quincaillerie, betekent: ijzerwaren, blikslagerij, ijzerwinkel. In de context is bedoeld een winkel van potten, pannen en aanverwante zaken.

(137) We beschikken over een relaas van de gijzeling. De Franse bevelhebber Dehaye wou op 29 maart 1793 met zijn troepen Brugge verlaten. Hij gebood alle leden van de magistraat van de stad en het Vrije hem te vergezellen. Ook de gekende anti-Franse pastoor van Sint-Gillis, Melchior J. Gailliard moest mee. Slechts volgende stadsmagistraten daagden op: A. Weemaer, A. Sel, J.B. van Ockerhout-Willaeys, J. van de Walle, P.J.F. van der Plancke-de Meulenaere, J. Kinds, L.F. Graeve, J. van Iseghem. Van het Vrije kwamen Jacoby (zoon), J. van Zuylen de Gasbeke, J. Goddyn, B. van Severen, Verrote, Gossaert (?), Danniau (?), Ch. de Tilly en F. van Praet. De gijzelaars werden goed behandeld maar slecht bewaakt. Het transport vertrok naar Duinkerke. Reeds na een paar uren ontsnapte pastoor Gailliard en L.F. Graeve en 's anderendaags J. van de Walle. Op 13 april ontsnapten de Brugse leden van het stadsbestuur uit Duinkerke en arriveerden op 15 april in Brugge. (L. GHYS, Brugsche gijzelaars naar Duinkerke in 1793, in:

ASEB., LVIII (1908), p. 156-163 en VANDEN BERGHE, Jacobijnen, II, p. 74-79 en 168).

(138) ‘Bloetvlagge’: bloedvlag. Is een rode vlag, oudtijds gehesen door de admiraal van een vloot ten teken van de aanval; eveneens te oudtijds in forten en vestingen.

(139) Soldaten uit het Oostenrijkse legioen: zie de omslagillustratie van MV. 1791-1792. In het Stedelijk Museum voor Volkskunde is een houten beeldje van een huzaar bewaard, daterende uit de Oostenrijkse tijd en afkomstig van de tabakswinkel Duvivier in de Vlamingstraat, waar het als uithangteken diende. Zie H. DEMAREST, Uit 't Brugse buurschap van Bertje en Huzaar, Brugge, 1976, p. 5-37; M. RYCKAERT, Twee foto's van het verdwenen theaterkwartier te

Brugge uit 1865 of 1866, in: Het Brugs Ommeland, XVII (1977), p. 400-401.

(140) Zie voor de lijst van deze op 14 januari 1792 aangestelde wet, VANDEN BERGHE, Jacobijnen, II, p. 42-47.

(141) Het gaat om de 26-jarige vrijgezel Jan Baptist Verleye, parochiaan van O.-L.-V. (3de portie), drie soldaten, die begraven werden in het Sint-Janshospitaal, een ‘imperialis’ en twee ‘nationales’, en de 25-jarige vrijgezel Guilielmus Verriest, gedoopt in de Sint-Annaparochie maar begraven in het Sint-Janshospitaal. Behalve in de akte van Verriest, wordt telkens gewag gemaakt van de omstandigheden van het overlijden. (SAB., Algmene doop-, trouw- en begraafboeken, nr. 69).

(April)

(2 april 1793)

- fol. 88 - Op den 2 april verscheen in 't licht: ‘Proclamatie Zijne Majesteijt den keijser

ende koning over tugt, etc.’, versaemeling sub N. te zien, en uijt welke

44