• No results found

Dan vrees ik dat mijne vertelling niet veel uwe belangstelling zal boeien, en toch voel ik mij gedrongen u die mede te deelen

- Eene vertelling? Gij hadt een raad te vragen?

- O! dat later; gij kunt niet oordeelen vóór gij de geschiedenis kent, die haar noodig

maakt. Het is de geschiedenis van een mijner vrienden, dien ik u alleen zal aanduiden

als den Vicomte; de familienaam doet niets af, schoon de familie van de oudsten en

besten is. In den tijd, waarvan ik spreken moet, was de jonge man tweede zoon en

geheel afhankelijk van zijn oudsten broeder, die na den dood van zijn vader het hoofd

der familie geworden was. Ik zal niet zeggen, dat die broeder een man was zonder

beginselen; integendeel, onveranderlijk ging hij uit

van twee beginsels: eigenbaat en geboortetrots. Hij had twee goden, waaraan hij ieder

offer zou gebracht hebben: zijne heerschzucht en zijn naam, en maar één eenig

mensch tot boezemvriend: den eersten Minister. Nu was ongelukkig de eerste Minister

juist de Hertog d'Aiguillon! en hij hield, altijd uit beginsel, gelijken tred met de

zedekunde en de leefwijze van dien boezemvriend. De wees, aan zijne zorgen

toevertrouwd, de Vicomte, moest ook dien weg worden ingeleid. Hij gaf hem een

goeverneur, in den smaak van den Abbé Dubois en een kamerdienaar als Scapin;

maar daarentegen gaf hij hem al de vrienden van Mijnheer d'Aiguillon tot opvoeders,

en al de vriendinnen van Mevrouw du Barry tot onderwijzeressen. Hij gaf hem een

jaargeld, dat nauwelijks toereikend zou geweest zijn voor de behoeften van een robin,

maar daarentegen beloofde hij hem lettres de cachet, zoo veel hij wilde, tegen lastige

schuldeischers, en de Vicomte kon dus leven zoo als hij wilde, zonder zorg. Gij

geeuwt, Mevrouw?

- Wat wilt gij, Hertog? Het begint als de

contes moraux van Marmontel. Wij kennen dat alles van buiten; die dwaasheden

hebben hun eenig voordeel verloren in dat der nieuwheid!

Julien glimlachte. - Ik spaar u dus beschrijvingen en ga terstond tot de feiten over.

Tusschen dit alles door was de jonge Vicomte verliefd geworden. Verliefd, zoo als

men het maar eenmaal zijn kan in zijn leven, verliefd zoo als men het alleen wezen

kan op zijn zeventiende jaar, verliefd zoo als men het wezen moet, om als edelman

en lieveling van al de dames van het hof, zijn hart neêr te werpen aan de voeten van

een burgermeisje!

- La Bergère des Alpes! riep de Markiezin met eenig ongeduld.

Julien glimlachte op nieuw.

- Mevrouw de Markiezin schijnt verveling noodig te hebben, om mij gelukkig te

maken met de flikkeringen van haar vernuft en van hare verbeelding, maar zij zal

zich overtuigen, dat mijne geschiedenis niet geheel den gewonen loop neemt.

Het burgermeisje was ouder dan de Vicomte; zij was vier en twintig jaar, maar zij

was een engel van schoonheid en deugd. Zij had den

jongen edelman lief, maar zij verborg het hem, omdat hij een edelman was, tot dat

eene naïeveteit van eene harer jongere zusters haar geheim verraadde. Bij een meisje

als Angèle was er maar één woord, maar ééne belofte, die gelden kon in ruiling van

die bekentenis, en in de verrassing en de duizeling van vreugd over die zekerheid,

sprak de Vicomte het uit! Hij beloofde haar zijne hand, zijn naam! Wat dunkt u,

Mevrouw!

- Hij beloofde! herhaalde de Markiezin, met een scherp glimlachje. Arme Angèle!

- Gij zoudt dus niet geloofd hebben als zij. Maar juist dit is eene nieuwe wending,

hij was van plan om woord te houden.

- In 't eind, hij was zeventien jaar, maar, bij zijne opvoeding te Versailles, moet

ik bekennen dat die trek mij verrast....

- Belachelijk, niet waar? vroeg Julien, en zag met onrust in den spiegel naar hare

oogen.

- Welnu, neen! Hertog, gij zult mij misschien uitlachen, maar ik wenschte wel

eens zulk een meisje te zijn, om te weten of men voor mij zich zoo zou kunnen

vergeten.

- En voor hem die dat kon, zoudt ge dan tien jaren van uwe jeugd offeren willen?

vroeg de Sabran levendig.

De Markiezin bedacht zich eene wijl. - Mijnheer, die toestand is niet mogelijk....

toch, vervolgde zij, na hem even te hebben aangezien, toch zou het wel kunnen zijn;

moesjes en blanketsel verhelpen zooveel! Er tintelde schalkheid in haar oog, terwijl

zij dit zeide, en eene schalkheid die gevoel niet uitsloot.

- Mevrouw de Markiezin heeft gelijk, op die wijze zou er niets verloren wezen;

maar ik vervolg. Angèle had alles aangenomen wat de Vicomte haar bood, zijn hart

het eerst, zijne beloften daarnevens. Zonder ouders en zonder eenige achting, noch

voor wetten en vormen, die hij aan alle kanten zag vertreden en door elk, in het lieve

Frankrijk, zoo als Lodewijk XV en zijne Ministers het gemaakt hadden, dacht hij

aan de verwezenlijking van zijn ontwerp - maar de broeder van zijnen kant had ook

ontwerpen. Hij zelf was gehuwd zoo als de halve wereld het doet, na overeenkomst

tusschen de beide families, met eene dame van

rang en van fortuin, die eenige nuttige deugden had, waarom hij haar kon hoogachten,