• No results found

Vragenlijst gemeenten

Inleiding

A1. Wat is uw functie u bij de gemeente en met welke leisure gebieden of projecten houdt u zich bezig?

A2. Hoe lang werkt u al bij de gemeente? A3. Welke functies heeft u hiervoor gehad? A4. Hoe definieert u het begrip leisure

A5. Welke onderdelen van Leisure acht u van belang voor gemeentelijk beleid?

B. Beleidsdocument

B1. Wie is de initiatiefnemer van dit document?

B2. Welke onderdelen van leisure worden in het beleid meegenomen? B3. Vanuit welke taak van de gemeente acht u vrijetijdsbeleid van belang? B4. Wat is het doel van het vrijetijdsbeleid? Wat zijn de ambities?

Worden de volgende zaken meegenomen:

• Economische motor; trekker voor gemeente en wellicht de regio • Werkgelegenheid

• Relatie met het bestaande voorzieningenpakket • Imago, identiteitsverschaffer

• Woonkwaliteit eigen bewoners • Ruimtelijke kwaliteit (welstand) • Infrastructuur en bereikbaarheid

• Maatschappelijke Kosten Batenanalyse

B5. Worden al deze effecten van de vrijetijdsvoorzieningen ook gemonitord?

B6. Is de gemeente de laatste 10 jaar trekker geweest bij het ontwikkelen van voorzieningen? Welke? Staan er nog ambitieeuze projecten op stapel?

B7. Is de gemeente (nog steeds) financieel in staat om voorzieningen te ontwikkelen of aan

ontwikkelingen van anderen bij te dragen? Zijn daar eigen middelen voor, of is het grondbedrijf de motor.Hoe gaat dat in de komende jaren?

B8. Heeft u wel eens van de begrippen “creatieve klasse” en “creatieve stad” van Richard Florida gehoord?

In 2002 kwam Richard Florida met het boek The rise of the creative class. Hierin stelt hij dat werkgelegenheid in creatieve beroepen een drijvende kracht is achter economische groei. Creatieve beroepen zijn er in vele soorten en maten. (Florida, 2002)

De creatieve industrie wordt gedefinieerd als die bedrijfstakken die goederen en diensten leveren die we associëren met culturele, artistieke of eenvoudigweg entertainmentwaarde. (Florida 2002)Hierbij moet worden gedacht aan reclamebureaus,film- en video-activiteiten, radio en televiesie, amusement en kunst.

Gemeenten kunnen proberen bedrijven in de creatieve sector naar hun gemeente te lokken en zo kunnen er “creatieve steden” ontstaan. Zo ontstaat er een klimaat waarin veel innovatie mogelijk is. Bovendien zou de aanwezigheid van veel creatievelingen vanzelf zorgen voor meer mensen in de creatieve klasse. Dit leidt tot de creative class thesis. De creative class thesis houdt in dat in een omgeving die wordt gekenmerkt door creativiteit en sociale diversiteit relatief veel getalenteerde mensen zullen gaan wonen en dat de barrières voor innovatie daar laag zijn. Dit zorgt vervolgens voor het aantrekken van hightech bedrijvigheid en het zelf opzetten van nieuwe ondernemingen, wat uiteindelijk leidt tot een relatief hoge economische groei.

Een grote creatieve klasse zal tot een betere kenniseconomie leiden.

Vrijetijdsvoorzieningen kunnen hier een belangrijke rol inspelen. Allereerst zijn er veel vrijetijdsvoorzieningen die in de creatieve sector vallen, bijvoorbeeld theaters en musea. Deze voorzieningen kunnen mede voor een creatief klimaat zorgen waaruit innovatie voortkomt.

Aan de andere kant kunnen vrijetijdsvoorzieningen een belangrijke rol vervullen bij het aantrekken van mensen die in de creatieve klasse werkzaam zijn. Deze mensen zullen graag in een omgeving willen wonen waar ze hun creativiteit tot uiting kunnen laten komen. Bovendien zullen mensen in de creatieve klasse ook elkaar opzoeken. Hieruit kunnen vervolgens weer nieuwe initiatieven voor innovatie komen.

Bovendien zijn bedrijven steeds meer afhankelijk van goed gekwalificeerd personeel uit de creatieve klasse. Bedrijven zullen dan ook vaak naar plaatsen toetrekken waar dit personeel voor handen is.

Met goede vrijetijdsvoorzieningen kunnen gemeenten dus mensen uit de creatieve klasse aantrekken en zo uiteindelijk tot innovatie en economische groei te komen.

B9. Heeft u/de gemeente wel eens stil gestaan bij de mogelijkheid om met een goede vrijetijdssector een “creatief” innovatief klimaat te creëren?

B10. Welke middelen heeft u tot uw beschikking om het gewenste resultaat te halen? • Wetten

• Beleid • Geld

B11. is er bij uw gemeente als het gaat om leisurevoorzieningen meer sprake van toelatingsplanologie of meer van ontwikkelingsplanologie?

B12. Hoe is de verantwoordelijkheid voor het leisure vrijetijdsbeleid ambtelijk geregeld. Zit de zaak goed in één hand of is de betrokkenheid gespreid over een aantal diensten/afdelingen?

B13. Is het apparaat slagvaardig genoeg voor een grote uitdaging? Worden snel goede adviseurs ingeschakeld. Wie zijn dat en kan ik ze eventueel benaderen voor informatie?

B14. In hoeverre heeft de politieke samenstelling van de gemeenteraad of van het college van B&W invloed op het vrijetijdsbeleid in uw gemeente? Maakt de politieke kleur van een wethouder veel of weinig uit als het gaat om inzet en omgang met het particuliere initiatief.

B15. Wanneer zou u het beleid geslaagd willen noemen? Wordt het beleid regelmatig geëvalueerd of gemonitored?

B16. In hoeverre speelt de Rijksoverheid een rol bij uw vrijetijdsbeleid? • Economisch

• Ruimtelijk ordening • Ruimtelijk kwaliteit • Infrastructuur • Wettelijk kader

B17. Heeft u zich al verdiept in de nieuwe Wet RO? Denkt u dat er veel verandert met betrekking tot de manier waarop leisureinitiatieven kunnen worden ingekaderd.?

B18. In mijn onderzoek is tot nu toe naar voren gekomen dat de Rijksoverheid weinig invloed heeft op de vrijetijdssector. Zou uw gemeente baat hebben bij meer sturing van de Rijksoverheid.? B19. In hoeverre merkt u het wanneer er Tweede kamerverkiezingen zijn geweest. Heeft de kleur van het kabinet invloed op het vrijetijdsbeleid in uw gemeente?

B20. Is er behoefte aan een regionale visie op leisure? Wat is de rol van de provincie ten opzichte van leisure en wat zou hij volgens u moeten zijn.?

C. Publiek Private Samenwerking

C1. Stel een projectontwikkelaar klopt bij de gemeente aan met een idee voor een vrijetijdsvoorziening in uw gemeente? Wat is dan de volgende stap?

• Toetsing aan bestaand beleid of ontwikkeling van een beleidslijn alvorens te oordelen • Ad hoc beoordeling van geval tot geval aan de hand van wisselende criteria

C2. Gaat de gemeente zelf ook actief op zoek naar potentiële ontwikkelaars? C3. Gaat de gemeente ook samenwerkingsverbanden aan met ontwikkelaars? C4. Heeft de gemeente een sterke grondpositie? Is er veel grond in eigen bezit? C5. Zo ja, welke pps constructie heeft de voorkeur?

• Concessie • Bouwclaim • Joint venture

• Gemeenschappelijk Exploitatie Maatschappij

C6. Wat gaat er veranderen met de invoering van de nieuwe Grondexploitatiewet? Verwacht u dat de gemeente gebruik zal gaan maken van de Wet Voorkeursrecht waarmee u gronden kunt

onteigenen?

C7. In hoeverre is de gemeente bereid om risicodragend te participeren in vrijetijdsprojecten? C8. Heeft u ervaringen met deze vormen van samenwerking bij een leisureproject in uw gemeente en welke lessen kunt u daaruit trekken, vooral lettend op grondbeleid, financiële risico’s en beheer?

Afsluiting

D1. Zijn er op dit moment nog bepaalde trends op het gebied van leisure die u van belang acht voor de toekomst?