• No results found

3 Seksuele afpersing

3.1 Vormen van seksuele afpersing in het strafrecht

Afbeeldingen van seksuele gedragingen van een (minderjarige of meerderjarige) persoon kunnen (door een bekende van die persoon) op internet worden geplaatst of verspreid met als doel om de afgebeelde persoon af te persen. Het motief om af te persen kan ‘gelegen zijn in het verkrijgen van meer seksueel materiaal dan wel het verkrijgen van (meer) seksuele gunsten. (…).’ Ook is denkbaar dat de afperser

121 Kamerstukken II 1999/2000, 26 841, nr. 3, p. 10.

122 Lindenberg en Van Dijk 2016, p. 161, 164.

123 Naast de door Lindenberg en Van Dijk (2016, p. 163-164) genoemde rechtspraak, kan worden gewezen op o.a. Rb. Noord-Nederland 10 mei 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2258; Rb. Midden- Nederland 23 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:1485; Rb. Noord-Nederland 1 december 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:5513.

geld of andere (virtuele) goederen wil, zoals afbeeldingen met seksuele handelin-gen van de persoon die wordt afgeperst.124 De minister van Veiligheid en Justitie is van mening dat gedwongen worden tot (meer) seksuele gunsten ‘een schending van de lichamelijke en seksuele integriteit en het seksuele zelfbeschikkingsrecht’

is. Hij laat onderzoeken of dergelijk gedrag apart strafbaar moet worden gesteld als seksueel delict (in Titel XIV dus).125 De minister liet na te vermelden of seksuele afpersing door een ander te dwingen tot (meer) seksuele gunsten reeds strafbaar is op basis van bestaande seksuele delicten. Indien hij daarmee wilde aangeven dat dit niet het geval is, dan lijkt die opvatting op het eerste gezicht juist. De af-persingshandelingen leveren naar het zich laat aanzien bijvoorbeeld geen voor-bereidingshandelingen voor deze misdrijven op. Bepaalde middelen om af te per-sen (zoals afbeeldingen van seksuele gedragingen) kunnen wellicht (ook) worden beschouwd als voorwerpen als bedoeld in art. 46 Sr, toch ligt het minder voor de hand dat zij, in de termen van de Hoge Raad, zelfs met het gebruik ervan ‘naar hun uiterlijke verschijningsvorm’ zijn ‘bestemd tot’ het begaan van verkrachting of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, ook omdat de aan een ander via internet getoonde voorwerpen er niet op gericht zijn om daarmee die ander te verkrachten of aan te randen.126

Seksuele afpersing met een ander doel dan het verkrijgen van (meer) seksuele gun-sten is naar Nederlands recht strafbaar. Van strafbare afpersing is naar Neder-lands recht sprake, wanneer een ander door bedreiging met geweld wordt gedwon-gen goederen af te staan of gegevens ter beschikking te stellen (art. 317 Sr). Een gedraging waardoor een ander door bedreiging met smaad(schrift) of openbaring van een geheim wordt gedwongen goederen af te staan of gegevens ter beschik-king te stellen, levert het strafbare feit afdreiging op (art. 318 Sr).127 Voor beide strafbaarstellingen geldt dat de gedraging moet zijn gepleegd met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.128 Bevoordelen heeft in beide bepalingen dezelfde ruime betekenis. Niet nodig is dat het voorwerp of de gegevens voor een ieder enige economische waarde heeft.129 De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het gebruik van middelen waarmee ‘de grenzen van het maatschap-pelijk betamelijke’ verre overschreden wordt, voldoende is om het oogmerk van

124 Bijv. Hof Amsterdam 17 september 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4348; Rb. Midden-Nederland 31 januari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:409; Rb. Noord-Holland 11 juli 2013, ECLI:NL:RBNHO:

2013:9066; Rb. Breda 8 maart 2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BP7014; Rb. ’s-Gravenhage 10 novem-ber 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3596.

125 Kamerstukken II 2015/16, 29 279, nr. 300, p. 9.

126 Weliswaar hoeven de voorwerpen die zijn aangetroffen niet te worden gebruikt om het grondfeit te begaan, het lijkt mij te ver gaan om van strafbare voorbereidingshandelingen te spreken in het geval iemand voorwerpen voorhanden heeft waarmee hij het begaan van het grondfeit wellicht heeft bevorderd, maar niet de bedoeling had om met die voorwerpen het grondfeit te begaan.

Vgl. HR 27 mei 2014, NJ 2014/338, m.nt. Rozemond.

127 Bijv. Rb. Den Haag 27 september 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:11144; Rb. Noord-Nederland 2 december 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:6093; Rb. Utrecht 26 september 2012, ECLI:NL:RBUTR:

2012:BX8548; Rb. Utrecht 13 april 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BW4311.

128 Uit feitenrechtspraak blijkt dat soms ook wordt gekozen voor dwang (art. 284 Sr). Dat heeft als voordeel dat het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling niet hoeft te worden bewezen, ter-wijl voor dwang ook voldoende is bedreiging met een feitelijkheid. Zo kan bijvoorbeeld worden gedreigd met het onthullen van wat later onwaarheden blijken te zijn. Zie Rb. Noord-Nederland 2 december 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:6093.

129 NLR, aant. 4 bij art. 317; T&C Sr, aant. 13c bij art. 317.

wederrechtelijke bevoordeling vast te stellen.130 Poging tot afpersing of afdreiging is strafbaar. Voorbereiding van afpersing is eveneens strafbaar. Het voorhanden hebben van een naaktfoto van een derde die bestemd is om een ander te dwingen bijvoorbeeld geld af te staan, kan strafbare voorbereiding van afpersing opleveren.

Met betrekking tot het in art. 317 en 318 Sr opgenomen bestanddeel ‘ter beschik-king stellen van gegevens’ is de vraag of onder gegevens ook kunnen worden ver-staan het (opnieuw) voor een webcam verrichten van seksuele handelingen. In dat geval is ook het verkrijgen van bepaalde seksuele gunsten reeds strafbaar als een vorm van afpersing of afdreiging. Het Hof Arnhem heeft een aantal jaren geleden gesuggereerd dat dergelijke gedragingen gegevens zijn als bedoeld in de wet. Het verklaarde namelijk het volgende bewezen:

‘dat de verdachte met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoor-delen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van (een) geheim(en), een persoon genaamd [naam aangeefster] te dwingen om seksuele handelingen te richten voor een webcam of camera, althans opnames van zichzelf te sturen naar ver-dachte, opzettelijk met voormeld oogmerk aan die [naam aangeefster] in 2007 opge-nomen beelden van haar, waarbij zij bij zichzelf seksuele handelingen verrichte, heeft toegezonden en/of waarbij hij heeft geëist dat die [naam aangeefster] opnieuw voor een webcam of camera seksuele handelingen moest verrichten, omdat verdachte anders de in 2007 opgenomen beelden zou sturen naar vrienden van die [naam aangeefster]’.131 Art. 80quinquies verstaat onder gegevens ‘iedere weergave van feiten, begrippen of instructies, op een overeengekomen wijze, geschikt voor overdracht, interpretatie of verwerking door personen of geautomatiseerde werken’. Het lijkt erop dat vol-gens het Hof Arnhem beelden op een webcam kunnen worden beschouwd als een weergave van feiten (op een gegevensdrager, zoals een personal computer, smart-phone of tablet) die geschikt zijn voor overdracht (en interpretatie) door personen.

Wanneer iemand wordt gedwongen tot het plegen van (meer) offline ‘hands-on’

seksuele handelingen met een ander,132 is van (poging tot) afpersing of bedreiging geen sprake. Er kan in dat geval niet worden gesproken van afgifte van enig goed, het aangaan van een schuld, het tenietdoen van een inschuld of van het ter beschik-king stellen van gegevens. Dat betekent niet dat deze vorm van seksuele afpersing op dit moment straffeloos is. Zij wordt in feitenrechtspraak namelijk beschouwd als een vorm van dwang (art. 284 Sr). Daaronder valt het bedreigen met enige fei-telijkheid (die er bijvoorbeeld in bestaat naaktfoto’s openbaar te maken via sociale media) teneinde een ander ertoe te dwingen met die ander seks te hebben.133 Bij dwang wordt enig resultaat verlangd. Het uitblijven van enig effect kan betekenen dat er sprake is van een poging tot dwang, bijvoorbeeld wanneer de bedreiging wel is geuit en door het slachtoffer is ontvangen, maar het slachtoffer vervolgens niet

130 HR 9 februari 1971, NJ 1972/1, m.nt. Bronkhorst. Vgl. HR 14 februari 1995, NJ 1995/426.

131 Hof Arnhem 8 februari 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BV8128. Het bewezenverklaarde kon vol-gens het hof overivol-gens niet worden gekwalificeerd, omdat de tenlastelegging was gebaseerd op de delictsomschrijving van art. 318 Sr die pas na de feiten in werking was getreden.

132 Zie voor deze term Nationaal Rapporteur Mensenhandel 2011, p. 41-44.

133 Rb. Arnhem 15 februari 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP4411. Vgl. Rb. Arnhem 28 december 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:BY7611; Rb. Maastricht 14 april 2010, ECLI:NL:RBMAA:2010:BM1117.

heeft gedaan wat van hem werd verlangd.134 Uit het voorgaande kan, mede gelet op de nodige feitenrechtspraak, al met al worden geconcludeerd dat verschillende vormen van seksuele afpersing onder het bereik van bestaande strafbaarstellingen kunnen worden gebracht.