• No results found

6 BESCHRIJVING VAN DE SITE

6.2.7 Vlekken, natuurlijke verkleuringen en recente sporen

6.3.4.3 Voorwerpen in een non-ferro legering

6.3.4.3 Voorwerpen in een non-ferro legering

- Kopspelden

In verscheidene sporen werden één of meerdere speldjes aangetroffen (Bijlage 2; fig. 82). Vooral in de vulling van de extractiekuil S17 (1475-1525) kwamen vrij veel spelden voor (44 exemplaren) Alle speldjes bestaan uit een koperlegering. De koppen zijn vrijwel altijd bolvormig en er kunnen twee groepen onderscheiden worden. Deze met een massieve sferische kop en deze met een door omwinding gerealiseerd bol uiteinde. Een beeld dat ook vastgesteld werd op de Hopmarkt138. In Londen lijken deze twee subtypes op hetzelfde ogenblik geïntroduceerd te zijn139. Het overgrote deel van de spelden zijn zogenaamde naaispelden, maar een aantal, vooral de grotere exemplaren met uitgesproken kop, kunnen ook als haar- of kledijspeld gefungeerd hebben140.

Fig. 82: Enkele voorbeelden van spelden uit kuil S17.

-Nestels

Naast een groot aantal speldjes kwamen in de vulling van de extractiekuil S17 (1475-1525) ook enkele nestels voor (fig. 83). Het zijn smalle licht toelopende metalen kokertjes die de veteruiteinden tegen uitrafelen beschermden en het rijgen doorheen de vetergaten makkelijker maakten. Ze werden vervaardigd door dunne plaatjes uit een koperlegering in de langsrichting op te rollen. De randen zijn over elkaar gerold of zitten aansluitend tegen mekaar141. Ze werden aangewend bij de uiteinden van veters uit textiel of touw voor kledij142.

Fig. 83: Nestels uit extractiekuil S17.

138 Moens 2018, 229-230. 139 Egan & Pritchard 1991, 299.

140 Egan & Pritchard 1991, 297; Biddle 1990, 552-571. 141 Baart et al. 1977, 159; Egan & Pritchard 1991, 281-290.

142 Biddle 1990, 581. Bij de studie van leercontexten uit verscheidene Vlaamse sites werd tot vandaag nog nooit veterschoeisel aangetroffen dat voorzien was van veters met nestels, de leren veters van schoenen waren meestal voldoende stijf om ze door de vetergaten te rijgen.

-Vingerhoed

In de vulling van kuil S43 uit de periode 1650-1725 bevond zich een platgedrukte vingerhoed van het gesloten type in een koperlegering (hoogte 20 mm – diameter 26 mm) (Bijlage 2; fig. 84). Het gaat om een min of meer half bolvormig exemplaar met ingehamerde gaatjes op het oppervlak, behalve op een 7 mm hoge strook aan de basis. Op de Aalsterse Hopmarkt werd in een van de grafkuilen behorende tot het karmelietenklooster (1497-1797) een min of meer gelijkende vingerhoed aangetroffen143.

Fig. 84: Een complete platgeslagen vingerhoed (kuil S43).

-Kettingfragment

Een kort kettingfragment in een koperlegering bestaande uit 12 schakeltjes werd aangetroffen in kuil S16 (1450-1550) (Bijlage 2; fig. 85). De S-vormige schakels zijn gebogen in de vorm van een krakeling144. Dergelijke kettingen zijn gebruikt als halsketting of armband, maar ze werden ook aangewend in gordelkettingen of voor de sluiting van kledij. Een vrijwel identiek kettingfragment werd aangetroffen in Amsterdam (datering 1450-1550)145.

Fig. 85: Een kettingfragment met krakelingvormige schakeltjes uit kuil S16.

-Gespje

In de vulling van de extractiekuil S12 (1500-1550) werd een gespje met nog aanwezige angel aangetroffen (Bijlage 2; fig. 86). Het gaat om een exemplaar uit een koperlegering van het type met dubbele ovale beugel. Dergelijke kleine gespen zijn meestal afkomstig van schoeisel, maar andere

143 De Groote et al. 2011, 162-163: fig. 106: 4. 144 Baart et al. 1977, 204-206.

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

toepassingen zijn ook mogelijk146. Gelijkaardige, weliswaar oudere exemplaren, werden gevonden

tijdens het onderzoek op de Aalsterse Hopmarkt147. Ook in enkele grafkuilen van het

karmelietenklooster op diezelfde Hopmarkt (1497-1797) kwamen enkele vergelijkbare gespjes aan het licht148.

Fig. 86: Een klein gespje met dubbele ovale beugel (kuil S12).

-Beslag

In kuilen S17 (1475-1525) (fig. 87: A) en S43 (1650-1750). (fig. 87: B) werden twee beslagfragmenten in een koperlegering aangetroffen. Het betreft enerzijds een min of meer rechthoekig plaatje met doorboring en anderzijds een bolvormig beslag. Dergelijke beslagelementen komen regelmatig voor en ze worden vaak in reeksen gebruikt op onder meer riemen en tassen149.

A B

Fig. 87: beslagelementen uit kuil S17 (A) en kuil S43 (B). -Recipiënt

In extractiekuil S43 (1650-1750) werd een grotendeels platgedrukt randfragment van een recipiënt in een koperlegering aangetroffen (Bijlage 2; fig. 88). Het fragment is dermate vervormd dat de oorspronkelijke vorm moeilijk te achterhalen is. Gelet op de eerder dunne wand betreft het vermoedelijk een bord-, schaal- of komvorm.

146 Egan & Pritchard 1991, 50-123. 147 Moens 2018, 207-208: fig. 164: 6-8. 148 De Groote et al. 2011, 146-148: fig. 82: 5.

Fig. 88: Een sterk vervormd randfragment van een recipiënt in een koperlegering uit extractiekuil S43.

6.3.5 Munten

150

In vier kuilen werden munten en een penning aangetroffen (Kuilen S22, S43, S53 & S67). De bewaringstoestand is dermate slecht dat de identificatie ervan zich beperkt tot enkele algemene vaststellingen en brede dateringen.

A C E G

B D F H

Fig. 89: Overzicht van de aangetroffen munten en rekenpenning. -Kuil S22

De munt uit deze kuil betreft een zwaar geoxideerde mijt (biljoen) met op de keerzijde centraal een schild en een lang gevoet kruis dat het omschrift doorsnijdt (fig. 89: A-B). Slechts een algemene datering in de 14de eeuw kan naar voor geschoven worden, wat aansluit bij de resultaten uit de aardewerkstudie.

-Kuil S43

In kuil S43 werd een sterk geoxideerde munt uit koper aangetroffen waarvan het muntplaatje totaal onleesbaar geworden is (fig. 89: C-D). Wel is vast te stellen dat deze munt vervaardigd is op de schroefpers. Indien het om een Vlaamse munt zou gaan dan is deze te dateren vanaf het laatste kwart van de 17e eeuw. De ceramiekvondsten laten toe om deze kuil te dateren in periode 1650-1750.

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

-Kuil S53

In de vulling van kuil S53 bevond zich een rekenpenning uit koper met een lelieschild en op de keerzijde een 3-lob met centraal een rijksappel (fig. 89: E-F). Deze penning kan algemeen in de 16de eeuw gedateerd worden.

-Kuil S67

Een klein muntje, vermoedelijk uit zilver en naar alle waarschijnlijkheid niet uit Vlaanderen afkomstig en is slechts algemeen in de 13de-14de eeuw te dateren (fig. 89: G-H). De ceramiekvondsten uit deze kuil S67 wijzen echter op een datering in de periode 1450-1550, waardoor deze munt een residueel exemplaar betreft.