• No results found

4 3 De betekenis van uithouden van lijden

5) Zonder overspoeld te worden

4.4 De praktijk van ‘uithouden van lijden’.

4.4.4 Voorwaarden: Eigen lijden uithouden & onderscheid ik/ander

Uit de data komen twee belangrijke voorwaarden naar voren om lijden uit te kunnen houden in het begeleidingswerk. Om te leren omgaan met emotionele overspoeling of afscherming bij groot lijden, is het volgens de geestelijk verzorgers van belang dat men a) het vermogen heeft om het eigen lijden uit te kunnen houden, en b) het vermogen heeft om het onderscheid te kunnen maken tussen het eigen lijden en dat van de ander.

a) Uithouden eigen lijden

Zes respondenten benoemen dat uithouden van lijden in hun begeleidingswerk, in de eerste plaats het kunnen uithouden van het eigen lijden is (Diewertje, Sytze, Peter, Jula, Helen, Esther). Enkel wanneer de geestelijk verzorger bij de eigen pijn kan blijven zonder hier in te verdrinken, kan hij dat ook bij het lijden van de ander stellen zij. Diewertje formuleert dit als volgt:

Als ik mijn eigen lijden herken, en ook mijn eigen pijn zie. (…) En ik kan daarmee in contact staan zonder dat ik daar helemaal van ondersteboven raak. Dan kan ik ook het lijden van een ander aangaan’ (Diewertje).

Peter benadrukt dat het van belang is om de eigen ervaringen niet te onderschatten, en er niet van weg te lopen om maar geen pijn te hoeven voelen. Hierbij is het volgens hem belangrijk om te reflecteren op de eigen verdovings- en vermijdingstechnieken, zodat de geestelijk verzorger die leert herkennen.

Jula, Esther en Diewertje vertellen dat het van belang is om de eigen pijn echt doorleefd te hebben in de context van begeleidingswerk: ‘Ik kan die ander zien omdat ik mijn eigen kwetsbaarheid ken en doorleefd heb’ (Jula). Zij benadrukken hierin het belang van zelfreflectie als tool om tot die zelfkennis te komen. Helen noemt dit het belang van zelfverstaan. Zonder zelfverstaan kun je niet bij het lijden van de ander blijven, vertelt ze.

Esther voegt hier aan toe dat wanneer ze haar eigen pijn verzorgt en accepteert, er meer ruimte ontstaat voor mededogen voor de ander. Ze kan dan beter aanvoelen wat de ander nodig heeft op dat moment.

b) Onderscheid eigen pijn en pijn van de ander

Behalve Teus benoemen alle respondenten het vermogen om onderscheid te maken tussen de eigen pijn en de pijn van de ander als een voorwaarde om het met het lijden van de ander uit te kunnen houden.

Bella beschrijft hoe de pijn van de ander voelbaar wordt wanneer ze bij de ander aanwezig blijft. Maar dat er tegelijk ook altijd een bepaalde afstand bestaat:

‘Als ik er dus wel bij blijf…dan wordt dat dus een klein beetje…voelbaar… Een klein beetje kan ik me verplaatsen daarin…En tegelijkertijd dat ik het nu niet ben. Ik bedoel, ik ben op dit moment niet op die manier ziek. Dus ik voel het verschil’ (Bella).

Esther en Peter noemen het besef van dit onderscheid en het handelen hiernaar in het raadsgesprek ‘zuiverheid’: ‘Maar als ik denk, dit is mijn eigen verdriet, dan voel ik dat ik niet zuiver bezig ben’ (Peter). Helen voegt hier aan toe dat het niet zo moet zijn dat je in tranen zit met de patiënt.

Teus stelt daarentegen voorop dat het als geestelijk verzorger vooral belangrijk is om vanuit mens-zijn verbinding te maken met de ander. En dat betekent dat het soms kan gebeuren dat je het als geestelijk verzorger ‘niet droog houdt’ (Teus). Volgens hem hoort die wederzijdse beïnvloeding van elkaar er ook gewoon een beetje bij.

Volgens Diewertje is het ‘best een hele klus is om te zien; dit lijden is niet van mij, het is van die ander’. Zij benadrukt daarom dat ze het belangrijk vindt om hier op te reflecteren, zodat de geestelijk verzorger de eigen pijn kent, en dat kan onderscheiden van dat van de ander. Op die manier kan je ‘wat losser komen van je eigen ervaring van je pijn’, vertelt ze.

Ook Jula en Helen benadrukken het belang van zelfkennis door middel van reflectie: ‘Hoe beter je jezelf kent, hoe beter je weet wat van jezelf is en wat van de ander. Zelfreflectie is belangrijk’ (Jula).

Samenvattend

Om bij het lijden van de ander te kunnen blijven in begeleidingswerk wordt het dus als van groot belang gezien om het eigen lijden uit te kunnen houden, en om onderscheid te kunnen maken tussen de eigen pijn en de pijn van de ander. Om hier toe te komen blijkt het vermogen tot zelfreflectie een noodzakelijk goed te zijn. Jula verwoordt dit als volgt:

‘Dat is echt die kritische zelfreflectie, waardoor ik het onderscheid heb gekregen tussen mijn lijden en het lijden van die ander. En ook mijn eigen lijden eigenlijk steeds meer doorleefd en geaccepteerd heb’ (Jula).

In het literatuur hoofdstuk werd het thema ‘zelfreflectie’ aanvankelijk in de interviewguide meegenomen als een helpende factor bij het uithouden van lijden. Op basis van de data zouden we echter kunnen concluderen dat zelfreflectie voor de geestelijk verzorgers meer is dan een helpende factor, namelijk een cruciale, onmisbare vaardigheid voor uithouden van lijden in hun begeleidingswerk.