• No results found

De chauffeur neemt het volgende in acht:

3.1.2 Verkeersregels

De chauffeur houdt zich aan de wettelijk vastgestelde verkeersregels. Bekeuringen gerelateerd aan (verkeers)overtredingen door de chauffeur kunnen niet worden verhaald op Amfiera.

3.1.3 Route

Er wordt niet in colonne gereden aangezien dan de mogelijkheid bestaat dat voornamelijk op de auto die er voor rijdt wordt gelet en minder op het totale verkeer. Beter is om gebruik te maken van een navigatiesysteem. Of vooraf wordt door de pedagogisch medewerker een route overlegt die door alle begeleiders gevolgd wordt en eventueel worden er rustplaatsen afgesproken.

3.1.4 Aantal te vervoeren personen

Er worden niet meer kinderen in de auto vervoerd dan er autogordels aanwezig zijn. De kinderen mogen dus niet in de bagageruimte van de auto worden vervoerd.

3.1.5 Plaats van de te vervoeren leerlingen.

Basisregel:

a. Kinderen kleiner dan 1.35 meter moeten altijd in een passend en goedgekeurd (ECE R44/03 of ECE R44/04) kinderzitje of op een zitverhoger zitten bij vervoer van kinderen.

b. Kinderen vanaf 1.35 meter en volwassenen moeten gebruik maken van de veiligheidsgordel voorin en achterin de auto.

c. Bij incidenteel vervoer van andermans kinderen over een korte afstand is een kinderzitje altijd verplicht.

PROTOCOL VERVOER 3

3.1.6 Autogordels

a. De bestuurder van de auto let er op dat de kinderen de autogordels voor vertrek om doen en dat ze die tijdens het rijden niet afdoen.

b. De driepuntsgordel als heupgordel gebruiken mag niet. De driepuntsgordels zijn hier niet voor gemaakt en bieden dan onvoldoende veiligheid.

c. Voor vertrek controleert de pedagogisch medewerker of het aantal kinderen dat per auto wordt vervoerd aan de hierboven geldende regels voldoet.

d. Indien er te weinig geldige zitplaatsen voor de kinderen beschikbaar zijn, neemt de

verantwoordelijke pedagogisch medewerker het besluit om geen vervoer te laten plaatsvinden!

3.1.7 Kinderslot

Indien aanwezig, wordt er gebruik gemaakt van kindersloten.

3.1.8 In- en uitstappen

De kinderen dienen op een veilige plaats in- en uit te stappen; aan de trottoirkant of, als er geen trottoir is, in de berm. Begeleiders dienen zelf eerst uit te stappen.

3.1.9 Verzekering

Er wordt van uit gegaan, dat indien de pedagogisch medewerker gebruikt maakt van een eigen auto, deze een deugdelijke W.A. verzekering en eventueel een inzittendenverzekering heeft afgesloten.

3.1.10 Rijbewijs

Bestuurders dienen in het bezit te zijn van een geldig Nederlands rijbewijs, en dit ook bij zich te hebben.

3.1.11 Begeleiding van kinderen

Per vervoerswijze wordt aangegeven hoe de verhouding kinderen ten opzichte van volwassenen is.

Hiervan kan –in overleg met de locatiemanager– worden afgeweken.

3.2 Per fiets

a. Vervoer per fiets vindt slechts plaats met kinderen vanaf groep 4. De kinderen van de kleuterklassen en groep 3 gaan niet per fiets naar een uitje, dan wel vervoer van en naar de BSO.

b. De begeleiding van de kinderen vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een pedagogisch medewerker of stagiaires.

c. Er dient altijd minimaal één verantwoordelijke pedagogisch medewerker of stagiair mee te reizen op de fiets.

d. Er worden door de pedagogisch medewerkers van te voren afspraken gemaakt:

- Er wordt in kleine groepjes met minimaal één begeleider gefietst, of;

- De hele groep rijdt in één blok waarbij de begeleiders zo goed mogelijk worden verdeeld o v er de groep.

- Hoe te handelen bij het oversteken van een straat en bij stoplichten.

e. Alle kinderen en begeleiders dragen een reflecterend veiligheidsvest. (Of in ieder geval de voorste, achterste en buitenste kinderen).

f. Als er te weinig pedagogisch medewerkers aanwezig zijn, vindt het vervoer/uitstapje geen doorgang.

3.3 Rijden in de winter

Sneeuw en ijzel zorgen voor gladheid op de wegen en daarmee voor gevaarlijke situaties op de weg. Hieronder staan de volgende punten die in acht moeten worden genomen, voor wie op dat moment het vervoer verzorgt voor de kinderen bij Amfiera.

PROTOCOL VERVOER 4 a. Als er sneeuw ligt, maak dan als eerst de auto sneeuwvrij. Niet alleen de ruiten, maar ook de

motorkap, de spiegels, het dak en de deuren moeten sneeuwvrij zijn. Anders kan de sneeuw opwaaien en zie jij, of je achterligger, even niets. Sneeuwt het tijdens de rit? Zet de

ruitenwissers aan.

b. De snelheid aanpassen. Dat klinkt logisch, maar dit is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Rijd langzamer dan normaal en probeer niet te heftig te versnellen bij het indrukken van het gaspedaal. Dit zorgt voor meer controle over de auto. Niet zo snel, wel zo veilig én dus ook minder kans op autoschade. Ook belangrijk met het oog op de snelheid; gebruik geen cruise control!

c. Geef ook niet te veel gas bij het optrekken. Laat de koppeling rustig opkomen. Ligt er heel veel sneeuw, dan kan te hard optrekken resulteren in vastzitten. Bij optrekken op een ijzige plek is het aan te raden dat in de tweede versnelling te doen.

d. Maak geen abrupte stuurbewegingen. Stuur rustig, houd beide handen op het stuur en kijk ver vooruit. Op deze manier rijd je vaak rechter. Stuur je te snel? Dan bestaat de kans dat de wielen de grip op het wegdek verliezen. Met alle gevolgen van dien.

e. Rijd niet te dicht achter je voorganger. Met gladheid is je remweg namelijk langer. Zorg er daarom voor dat je meer afstand houdt van de bestuurder voor je. Iets meer afstand dan de normale regel van ten minste twee seconden is wenselijk. Zo heb je meer tijd om op een onverwachte situatie in te spelen. En heb je meer kans om een eventuele botsing te

voorkomen. Gebeurt dit toch en veroorzaak je schade aan een andere auto? Blijft rustig, let op je veiligheid (bijvoorbeeld niet op de weg blijven staan) vul het schadeformulier in en neem contact op met de locatiemanager.

f. Onvoorspelbaar handelen is in het verkeer doorgaans nooit een goed idee, maar met gladheid nog minder. Bestuurders die plotseling remmen of abrupt invoegen. Inspelen op dergelijke situaties gaat meestal goed, maar deze situaties en het reageren daarop zijn oorzaken van veel ongelukken. Is het glad? Dan worden dit soort situaties nog gevaarlijker.

Voorzichtig sturen en remmen is over het algemeen niet wat er gebeurt bij het inspelen op een gevaarlijke situatie. Hou dus extra rekening met medeweggebruikers.

g. Remmen met gladheid zorgt voor gripverlies en kan slippen veroorzaken. Het is raadzaam remmen zoveel mogelijk te voorkomen. Komt er een (gladde) bocht aan of een rood licht?

Laat het gas dan wat eerder los, zodat (krachtig) remmen niet nodig is.

h. Probeer rustig te blijven en onthoud het volgende: kijk naar waar je heen wilt en corrigeer door middel van rustig sturen. Trap hierbij de koppeling in, zo wordt de aandrijving verbroken.

Laat daarna pas het gas los.

i. In sommige gevallen is het nodig om een noodstop te maken. Hoe moet dat? Trap de rem én de koppeling tegelijk in bij het rijden van een schakelauto. Gebeurt dit hard genoeg, dan kan het rempedaal gaan trillen. Dat hoort zo. Het is het ABS, het antiblokkeersysteem. Dit zorgt ervoor dat wielen niet blokkeren bij hard remmen. Laat de rem dan vooral niet los.

Géén ABS? Ga dan níét vol op de rem. Rem pompend en rem pas normaal als het voelt alsof de banden weer grip op de weg hebben.

j. Links rijden is voor inhalers. Zijn er meerdere rijbanen? Rijd dan rechts. Niet alleen omdat op die rijbaan minder hard gereden wordt, maar ook omdat er dan vaak een

uitwijkmogelijkheid naar de vluchtstrook is. Dat kan handig zijn bij slippen of het inspelen op onverwachte verkeerssituaties.

k. Als er ijs ligt, dan is het in straten in en rondom de scholen vaak erg glad. Hier wordt minder (snel) gestrooid dan op de hoofdwegen. Probeer zoveel mogelijk op hoofdwegen te rijden daar wordt vaak goed gestrooid.

l. Amfiera draagt er zorg voor, dat er goede (winter)banden onder de auto zitten. Controleer daarom de banden ook voor het weg rijden. Winterbanden zorgen voor meer grip bij ijs en sneeuw. De remweg is korter en er is minder kans op aquaplaning. Dat komt doordat de minimale profieldiepte 4 mm is. Voel je vooral niet de (ijs)koning te rijk bij het rijden met winterbanden; ook dan moet er opgelet worden en rekening worden gehouden met al het bovenstaande.

m. Winterbanden zijn in Nederland niet verplicht. Dus blijven de zomerbanden toch onder de auto? Dan is een goed profiel gewenst en noodzakelijk. De minimumdiepte is 1,6 mm, maar de voorkeur gaat uit naar minimaal 2 mm.

PROTOCOL VERVOER 5 n. Vertrek op tijd. Bij haasten met ijzel, bevind je je op extra glad ijs. Haastige spoed is zelden

goed. Helemaal met gladheid. Rijd dus rustig!

3.4 Te voet op excursie

a. Kinderen vervoeren te voet vindt slechts plaats bij voldoende begeleiding door een pedagogisch medewerker of een stagiair.

b. Er dient altijd minimaal één verantwoordelijke pedagogisch medewerker of stagiair mee te lopen per groep.

c. Als er te weinig begeleiders aanwezig zijn vindt de excursie geen doorgang.

d. Alle begeleiders dragen een reflecterend veiligheidsvest.

e. Een excursie te voet geschiedt volgens de volgende normering: de onderbouw minimaal één pedagogisch medewerker op 8 kinderen.

f. Als er te weinig pedagogisch medewerkers aanwezig zijn, vindt de reis geen doorgang.

g. Indien er geen voetpad aanwezig is wordt links aangehouden.

4. Verzekering

a. De locatiemanager draagt zorg voor deugdelijke verzekering wanneer gebruik gemaakt wordt van vervoermiddelen die eigendom zijn van Amfiera en die gebruikt worden voor het

georganiseerd vervoer van kinderen.

b. De locatiemanager vergewist zich van deugdelijke verzekering, wanneer voor het

georganiseerd vervoer van kinderen gebruik gemaakt wordt van voertuigen die eigendom zijn van pedagogisch medewerkers c.q. vrijwilligers. De locatiemanager kan dit delegeren naar de

pedagogisch medewerkers.

c. Wanneer voor het vervoer gebruik gemaakt wordt van de diensten van een

vervoersmaatschappij, vergewist de locatiemanager, via de verantwoordelijke en organiserende pedagogisch medewerkers zich van deugdelijke verzekering door deze maatschappij.

d. Grote calamiteiten/ongevallen worden direct telefonisch gemeld aan de locatiemanager Kleine calamiteiten worden na terugkomst gemeld bij de locatiemanager en geregistreerd in de cloud voor incidentenregistraties.

GERELATEERDE DOCUMENTEN