• No results found

Voorbeelden van innovaties die afwenteling tegengaan Zoals eeuwige roem niet lijkt te bestaan, is ook eeuwige doem niet nodig Het

2 "Feiten en cijfers"

3 Vernieuwing in het agro-cluster in Nederland

3.4 Voorbeelden van innovaties die afwenteling tegengaan Zoals eeuwige roem niet lijkt te bestaan, is ook eeuwige doem niet nodig Het

landbouwbedrijfsleven, gesteund door onderzoek, heeft een sterk adaptatievermogen dankzij technologische vondsten en innovatief ondernemen. Die vernieuwingen dragen vaak bij aan een duurzamer karakter. Er zullen hier drie voorbeelden genoemd worden die afwenteling beogen tegen te gaan:

1. agroproductieparken die zich met name richten op het sluiten van nutriëntenstromen en andere stofstromen dus het voorkomen van afwenteling op het milieu, al zijn er bedenkingen vanuit met name dierenwelzijn.;

2. de kas als energiebron, gericht op energielevering in plaats van energie verbruik dus het voorkomen van afwenteling op volgende generaties;

3. niche markten en competitieve en zogeheten pre-competitieve arrangementen, gericht op voorkomen van zowel ecologische als sociaal-economische afwenteling in het buitenland.

3.4.1 Agroproductieparken

Problemen die geassocieerd worden met intensieve veehouderij in Nederland zijn de uitstoot van nutriëntenoverschotten (via mest: ammoniak, nitraat, fosfaat) aan het milieu en hoge transportkosten voor aanvoer van voer en afvoer van dieren, alsmede het dierenwelzijn (hoge dichtheden, onnatuurlijke behuizing en leefverbanden).Op een aantal punten kan men zich systemen voorstellen, waarbij de stoffenhuishouding meer sluitend maakt, energiekosten omlaag brengt, transport vermindert en zelfs diervriendelijker behuizing realiseert in grootschalige systemen, waarin meerdere bedrijven en activiteiten elkaar versterken. Afstemming kan veel efficiënter wanneer de bedrijven op één locatie bij elkaar staan (clustering) bijvoorbeeld in zogeheten agroproductieparken. Indien de activiteiten niet grondgebonden zijn, dan kan een cluster ook op een industriële locatie staan wat extra interessant wordt als de clusters ook afvalstromen van de stad bij het systeem betrekken en bijvoorbeeld energie aan de stad kunnen leveren. In het buitenland blijken diverse vormen van clustering voor te komen op agroproductieparken vooral liggen in verstedelijkte regio’s met grote ruimte en milieu druk. Nederland valt grotendeels onder deze noemer zowel als deel van het grote Europese delta gebied met hoge bevolkingsdichtheid, koopkrachtige vraag, maar ook met enorme druk op ruimte en milieu (Mansfeld et al., 2003: Regiodialoog Noord-Limburg; Smeets, 2004).

In Nederland wordtonder andere geëxperimenteerd met “het nieuw gemengd bedrijf”eerder bekend onder de naam agroproductiepark Horst (Transforum Agro en Groen, 2004). In dit bedrijf willen een champignon teler, pluimveeteler, varkensteler en een glasgroenteteler hun bedrijven zinvol op elkaar afstemmen en zijn bereid daarvoor op een locatie te clusteren. De 5e ondernemer is degene die de technologie voor de koppeling zal leveren en die een

stofstromenfabriekje zal bouwen. Er zal ook een slachterij komen. Voordelen voor de varkensteler bestaan uit efficiëntere productie mogelijkheden in een gesloten stal, verbeterde opvang, opwaardering en doorlevering van mest, verwaarden van lichaamswarmte van de dieren (goedkope koeling), verbetering van het maatschappelijke imago door mee te doen aan duurzamere productiesystemen. Voor de pluimveehouder gelden dezelfde argumenten. Beide hopen dat het imago leidt tot meerwaarde voor hun producten in de markt. De groenteteler kan warmte en CO2 uit het gemengde bedrijf halen en daarmee zijn productie verhogen. Zeker

wanneer hij dit combineert met het concept van de gesloten kas kan de energie-efficiëntie flink verbeterd worden. De champignonteler kan efficiënter werken en daardoor zijn kostprijs verlagen door compostering o.a. van kippenmest en het koppelen van water, CO2 en warmte

stromen met de andere bedrijven. Het cluster van bedrijven zorgt gezamenlijk voor reductie in transport omdat vooral mest niet over grote afstanden vervoerd hoeft te worden. Verder

worden diverse kringlopen gesloten zodat minder emissies optreden wat beter is voor het milieu maar ook de efficiëntie van het gebruik van stoffen verhoogd wat economische voordelen heeft.

Er liggen vele uitdagingen bijvoorbeeld op het gebied van nieuwe vormen van ondernemerschap, veranderen van de kennisinfrastructuur, risicobeheersing en -deling tussen partijen, nieuwe technologie, wet- en regelgeving die dergelijke complexe clusters moet faciliteren, maar ook het vinden van adequate investeerders, en de acceptatie door omwonenden en de consumenten. Het idee van agro-productieparken moge de charme hebben van een zeer rationele, ruimtelijk en milieukundig veelbelovende oplossing van problemen in de huidige bio-industrie, er zijn bij de consument en belangenbehartigers forse bezwaren. Deze stoelen op weerzin om eten uit “een fabriek” te krijgen en het houden van dieren in een naar hun oordeel volstrekt “onnatuurlijke”omgeving De felle afwijzende reacties op het idee van de varkensflat waren daarvan al een uiting en ook op minder karikaturale beelden valt nog verzet te verwachten. Daarbij geldt overigens dat die bezwaren ook of in nog sterkere mate de huidige bio-industrie raken.

3.4.2 De kas als energiebron

De Nederlandse glastuinbouw wordt al jaren gesteund met een preferentieel aardgastarief omdat ze grootverbruiker zijn, dat overigens onder protest van milieu-organisaties. Zo worden de kosten van energieverbruik deels afgewenteld op de overige consumenten van aardgas, wordt huidig gebruik afgewenteld op toekomstige generaties door uitputting van fossiele brandstoffen, en wordt bijgedragen aan uitstoot van broeikas gassen. De glastuinbouwsector heeft haar verantwoordelijkheid genomen en Stichting Innovatie Glastuinbouw heeft als nieuw concept de “kas als energiebron” gelanceerd. Hoe kan dit werken?

De zonnestraling bedraagt in Nederland jaarlijks ca 3500 MJ/m2, feitelijk ruim voldoende om

een kas in de winter te verwarmen. Een technische uitvinding, de Fine Wire Heat Exchanger (dunne-draadwisselaars), maakt winnen van zonne-energie mogelijk, op een relatief hoog temperatuurniveau en met gebruikmaking van extreem weinig hulpenergie. In de zomer geoogste warmte wordt opgeslagen in watervoerende zandlagen voor gebruik in de winter. Toepassing van andere technische vindingen zoals coating van het glas en aanpassing van dak- en gevelbeplating levert een behoorlijke energiebesparing op zodat warmte over- gehouden kan worden. De kas verandert zo van een energievreter in een energieleverancier, als we daarbij de glas- en staalproductie en ontmantelingfasen buiten beschouwing laten. Voor optimale benutting moet de kas zoveel mogelijk gesloten blijven om warmteverliezen tegen te gaan.

Gesloten kassen bieden ook weer voordelen voor de teler. In gesloten kassen kan de gewasgroei bevorderd worden via verhoogde CO2-concentraties. En ook is in gesloten kassen

ziekte en plaagbestrijding eenvoudiger. Al met al wordt dubbel bijgedragen aan het tegengaan van klimaatsverandering namelijk door minder energie verbruik, minder emissies en extra gebruik van CO2. Het idee is nog niet uitontwikkeld. Er zijn problemen op het terrein van

belichting en luchtvochtigheid zodat het nog niet duidelijk is of de nieuwe kas geschikt kan zijn voor alle teelten. Er zal ruimtelijk en beheerstechnisch rekening moeten worden gehouden met watervoerende zandlagen die geschikt zijn voor warmteopslag. Concluderend kan gesteld worden dat er duidelijk sprake is van een veelbelovende technologische doorbraak waarmee afwenteling tegengegaan wordt (Fransen, 2003; Zwart et al, 2004).

3.4.3 Niche markten, competitieve en pre-competitieve initiatieven

Er zijn diverse nichemarkten ontstaan waarin men probeert een aantal van de publieke kosten in de productprijs te verwerken en met die inkomsten afwenteling tegen te gaan. Zo kosten “ Fair Trade” producten meer dan conventionele producten omdat de producenten in de keten niet alleen een groter deel van de totale opbrengst krijgen maar er ook geld en aandacht gaan naar scholing, veilige werkomstandigheden, sociale verzekering etc. Lage productprijzen in rijke landen ten koste van acceptabele sociaal-economische (werk) omstandigheden in arme landen worden hiermee tegengegaan. Eco-keurmerken proberen additionele kosten van milieuvriendelijk produceren in de productprijs te verdisconteren. Voor eco-keurmerken geldt bijvoorbeeld dat gebruik van bestrijdingsmiddelen verboden is terwijl biologische bestrijding vaak extra arbeidskosten met zich meebrengt. Voor dergelijke keurmerken zijn uitgebreide en dus kostbare monitoring systemen nodig om te voorkomen dat conventioneel geteelde producten ten onrechte meeliften op de hogere prijzen in de biologische sector Anderzijds sparen biologische systemen ook kosten voor inputs uit, maar blijft productie per ha achter bij wat haalbaar is met de huidige high input productiemethoden. Alles bijeen moet de prijs per kg product meestal wel hoger zijn om het bedrijf aan voldoende inkomsten te helpen.

Ook de “conventionele” sectoren in de voedingsmiddelenindustrie werken aan ecologische duurzaamheid. UNILEVER is al jaren bezig met ontwikkelen en implementeren van good agricultural practices (GAP) voor haar hoofdgewassen waarbij afwenteling op het milieu wordt teruggedrongen. Dit is niet gespeend van eigenbelang omdat deze vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen bijdraagt aan een beter imago en daardoor zou moeten uitmonden in een groter marktaandeel (competitief). Ten tweede wordt beoogd door ecologisch verantwoord telen de toekomstige basis van grondstoffen voor het bedrijf veilig te stellen. Daarnaast zijn er allerlei platforms zoals round table for oil palm waar overheden, NGO’s en bedrijfsleven gezamenlijk, dus precompetitief, proberen tot afspraken te komen over de ondergrens van duurzaam produceren. Dit kan betekenen dat in de hele sector de prijs van het primaire product omhoog moet om afwenteling op het milieu tegen te gaan. Ook andere platforms, zoals het Sustainable Agricultural Initiative (SAI), kunnen tot dergelijke uitkomsten leiden. Deze platforms zijn voorbeelden van een zekere mate van zelfregulatie binnen het bedrijfsleven. Initiatieven zoals EurepGAP, een andere vorm van zelfregulatie, richten zich vooral op voedselveiligheid. Men wilde vooral strenge wetgeving en eventuele toekomstige claims voor zijn. EurepGAP kan door het streven naar lage waarden voor pesticidenresiduen in producten een stimulans worden voor productiewijzen met minder afwenteling op het milieu en op volksgezondheid. Anderzijds zijn de EurepGAP-eisen vaak een belemmering voor kleine producenten om deel te nemen aan internationale voedselketens. Certificeringkosten zijn hoog en ook de vereiste aanpassingen op het bedrijf kosten geld, zodat de meerkosten per eenheid product voor kleine producenten al snel te hoog zijn.

4

De toekomst van de landbouw en het landelijk