• No results found

[Gedichten]

Aendachtige betrachtinge over Christus lyden,

Uit den Hooghduitschen vertaelt door M.L.B. en ter loops gerijmt door J.V.V.* Op de Wijze van den 91 Psalm.

Waek op, mijn ziel, wat slaept gy, hoe,1 Uw Bruigom is voorhanden.2

Koop oli: schik uw lampen toe,3 Zoo blijft gy niet in schanden;4

Wanneer hy in zijn kamerkijn5 5

Te midnacht in zal streven,6 Zult gy een dwaze maget zijn,7 En in het duister sneven.8

Waek op de uur van 't harte dijn,9 En tel de klok haer slagen:

10

Het kan niet ver van twaelven zijn:

* Van omtrent 1620. Afgedrukt naar de oudst bekende tekst, inJ.V. Vondels Poëzy van 1682, 2e deel blz. 654, onder ‘Oude Rymen.’

I n d e t i e t e l :aendachtige betrachtinge: godvruchtige overweging. - M.L.B.: waarschijnlik Michiel le Blon, vriend van Vondel; hij was later agent (vertegenwoordiger) van koningin Christine van Zweden aan 't Engelse hof; Vondel heeft hem en z'n famielie-leden meermalen bezongen, en hem deLeeuwendalers opgedragen. - Op de Wijze van den 91 Psalm: dit gedicht heeft de vers- en strofebouw van de 91e psalm uitHet boeck der gesangen (zie Deel 1, blz. 768).

In vs. 1-12 roept hij met zinspeling op de gelijkenis van de dwaze en wijze maagden (Mattheüs 25:1-13) de sluimerende zielen wakker om zich gereed te houden voor de komst van de bruidegom, Kristus.

1 Waek op: ontwaak, wees op uw hoede (van ópwaken). 2 voorhanden: op handen, op komst.

3 schik.... toe: verzorg (toeschikken: toebedélen, verzorgen).

4 Zoo: dan; blijft gy niet in schanden: blijft ge niet in de schande (voor eeuwig buitengesloten te worden).

5 kamerkijn: kamertje.

6 Te middernacht binnen zal gaan (midnacht ouwe vorm met mid, als in middag). 7 maget ouwere vorm van maagd.

8 sneven: (vallen), omkomen.

9 uur (ure): was vroeger 'n de-woord; dijn: 't ouwe bezittelike voornw. voor 't enkelv. (nu nog in 't mijn en 't dijn); wees wakend op 't uur voor uw hart bestemd (dat de Bruidegom u roepen zal).

*

O wee, gy moet vertzagen,12

Indien gy niet uw grof aertsch kleet Met Joseph wilt verlaten,

En u ten ingangk houdt gereet, 15

Ontbloot van eer en staten.13-16 Een staeltje neemt aen zijne min,17 Die kan zich zelven haten,

Op dat ge om hem uw eigen zin Uit weêrmin zoudt verlaten.19-20 20

Hy laet zijn rijk en leven wel21 Om uwe liefd' t'erlangen.

Hy daelt ook voor u in de hel,23 Noch laet gy u niet vangen.

Zoo kan des weerelts snoode hoer25 25

Door eigenliefde u vleien:

Doch in het ende breekt het snoer27 En 't spel verkeert in't scheien:28

Want zy boeleert, en kan haer echt Niet ongebroken houden:

30

Wanneer de Doot uw ziel bevecht31 Moet 's weerelts liefd verkouden.32

De werelt dan den rugge keert.33 Volgh Christus met verlangen.

Met open armen hy begeert 35

U aen het kruis t'ontfangen.

* TEKSTKRITIEK: vs. 36U, de oude uitgave heeft Uw. 12 vertzagen: in angst en vrees zijn (vertzagen uit 't Duits).

13-16 Gelijk Jozef in 't Oude Verbond eerst z'n schoonkleurige rok moest verliezen en vernederd werd tot slaaf, om daarna onderkoning van Egipte te worden, zo moet ook de ziel haar aardse kleed afleggen, zich van alle aardse eer en waardigheden (staten) ontdoen, om in te gaan tot God.

17 staeltje: voorbeeld; min: liefde (van Kristus).

19-20 uw eigen zin zoudt verlaten: aan uw eigen begeerte zoudt verzaken. 21 Hij verlaat zijn hemelse rijk (toen Hij mens werd) en zijn leven (aan 't kruis). 23 Tot in ('t voorgeborchte van) de hel is Hij neergedaald.

25 des weerelts snoode hoer: de snode verlokkende wereld (hoer des weerelts: de tot 't kwaad verleidende wereld; naar Openbaring 17).

27 breekt het snoer: breekt 't snoer, de band die de wereld aan u verbond. 28 En bij 't scheien verandert 't spel, is 't spel uit.

31 ziel: leven.

32 Moet de liefde, die de wereld voor u leek te hebben verkoelen (kan niet over de dood heen blijven).

*

Hy neigt zijn hooft, om u een kus Al neigende te geven.

Wat schuwt gy zijne doodt aldus?39 Z' is oorzaek van ons leven.

40

Gy vraeght, wat hem aen't kruisse bracht:41 Dat zal men u uitleggen:

Uw ontrouw en zijn liefdbetracht,43 Die zullen't u wel zeggen:

Want als de slang u brocht ten val,45 45

Door 't ooft vol ongelukken,46

Wat schepzel was in 't aertsche dal47 Dat u van hem kost rukken?48

De Goddelijke liefde most49 U wederom verwerven50 50

En u, die hem het leven kost, Genieten door zijn sterven.52

Hierom zoo hing het heiligh Lam Door 't vier der liefd gebraden,54

En dorst naer u aen 's kruishouts stam55 55

Noch laet gy u niet raden.56

Want hy, die is het eeuwigh soet, Moet suren edik drinken,57-58

* TEKSTKRITIEK: vs. 53hing, de oude uitgave heeft lang. - vs. 55 aen 's kruishouts stam, de oude uitgave heeftaen 't kruishoutsstam.

39 zijne doodt: zijn dood aan 't kruis, de aan 't kruis stervende Kristus. 41 kruisse: ouwe vorm van kruis (kruyce).

43 zijn liefdbetracht: 't betrachten van zijn liefdeplicht, de daad die Kristus z'n plicht acht omdat hij zo grote liefde heeft (h e t betracht van betrachten, zoals betoog van betogen).

45 als: toen; brocht: dialekt-vorm van bracht.

46 't ooft...: de vrucht (de verboden vrucht in 't paradijs), in 't algemeen: de zonde vol rampen. 47 't aertsche dal: benaming van de aarde, 't dal, 't laag gelegene tegenover de hemel. 48 van hem kost rukken: van de slang (de duivel) weer kon bevrijden (kost Brab. bijvorm van

kon). 49 most: moest.

50 wederom verwerven: terugwinnen.

52 Genieten: verkrijgen (de ouwere betekenis).

54 vier: vuur; gebraden: verteerd (gebraden had in 't middeleeuws en in 't 17 d'eeuws nog de betekenis van branden, door 't vuur verteren; hier toch wel in mystieke zin met zinspeling op 't Paaslam der Joden, dat in 't vuur gebraden moest worden,Uittocht 12:9).

55 dorst: verlangt hevig; aan 's kruishouts stam: aan de stam van 't kruishout. 56 raden: ten goede raden.

57-58 Letterlik en overdrachtelik bedoeld: Hij moet aan 't kruis de azijn drinken, en: Hij die de eeuwige liefde is, moet de wrange haat dulden;edik: azijn.

*

En bittre gal van wraek, tot boet59 Der menschen zich laet schinken.60 60

Gewont is hem ook na zijn doot61 Het hart met booze daden:

Dies zich de zon verberght uit noot, De sonne der genaden.63-64

Uw beurs gy boven Christus stelt, 65

En knort als wert vergoten66 Den balsem van der armen gelt, Op 'sHeilants hooft gevloten.66-68

Al ziet gy met den rijken man Aen Lazarus veel zweeren, 70

Gy neemt u zijnes gansch niet an,71 Schoon wormen hem verteeren.69-72

Beschuldigt Judas, noch en schelt73 Hem om zijn valsche daden,

Want gy ook om 't vervloekte gelt 75

Self Christus hebt verraden. Of gy hem met den mont belyt,77 En schijnt den kus te geven,78

Om dartigh penningen profijt79 Brenght gy Godts Lam om 't leven. 80

* TEKSTKRITIEK: vs. 59, de oude uitgave heeft achterboet een komma. - vs. 80 gy, de oude uitgave heefthy.

59 wraek: straf (voor de zonde); tot boet: tot redding, zaliging (boete: verbetering, genezing). 60 schinken: dialekt. vorm van schenken.

61 Na Kristus' dood, werd zijn hart met de speer doorstoken.

63-64 Letterlik van de zon die verduisterde na Kristus' dood, en van Kristus de goddelike zon van genade, die zich verbergt als de mens zondigt (door ‘booze daden’);uit noot: uit angst, uit verdriet;De sonne der genaden: Kristus.

66 En gromt wanneer wordt (wert) vergoten.

66-68 Zinspeling op 't misnoegen van Judas, toen Maria Magdalena de kostbare balsem uitstortte over 't hoofd van Kristus (Matth. 26:7);gevloten: uitgevloeid (gevloten van vlieten).

71 Gij bekommert u over hem (zijnes) helemaal niet (zich of hem aannemen, met de 2e n.v.: zich iets [iemand] aantrekken, om iets bekommeren; nog dikwels zo in kerkelike taal met 2e n.v. zoalszich ontfermen); zijnes (zijns) ouwe 2e n.v.

69-72 Zinspeling op de gelijkenis van de rijke brasser, en de arme Lazarus die voor z'n deur lag, bedekt met zweren (Lukas 16:19-vlgg.).

73 noch en schelt hem: noch berisp hem, en berisp hem niet (dubbele ontkenning met en). 77 of gy: of gij al; met den mont: naar Matth. 15:8: dit volk eert mij met de lippen.

78 En in schijn hem liefde bewijst (door 'n kus zoals Judas).

*

De nacht ook buiten u niet is, Daer Christ geboeit moet zuchten,

Als in der zonden duisternis De Jongers angstig vluchten.81-84

Aldus raekt uw stantvastigheit 85

Door slaep en vlucht aen 't glijden:86 Gy vlucht van Christus, wijt verspreit, Wanneer hy gaet aen 't lijden.88

Gy smijt met Petrus in de schaer, Als 't kruis begint te naken,89-90 90

Maer dorft in noot en lijfsgevaer91 Wel drywerf Godt verzaeken,

Eer drywerf kraeit geweetens haen,93 Ook op een wijfs bedragen.94

Gy zoudt met Christus sterven gaen 95

In vreught en goede dagen.95-96 De Hoogepriesters meer en meer97 Ook zelfs in u vergaren;

Dat zijn vernuft en menschenleer,99 Die Christus staegh beswaren.100 100

Zy roepen: kruist, ja kruist hem, och

* TEKSTKRITIEK: vs. 99, de oude uitgave heeft achtermenschenleer een punt. - vs. 101, de oude uitgave heeft achterhem een punt.

81-84 Ook in u is de donkere nacht van Kristus' gevangenneming; zoals in de nacht van Kristus' lijden de apostelen (Jongers) weggevlucht zijn van Kristus, zo vlucht ook gij in de nacht van uw zonden weg van Kristus;Daer Christ: waar Kristus; De Jongers: de leerlingen (zie Dl. 1 blz. 708 op regel 1).

86 aen 't glijden: aan 't wegglijden, aan 't wankelen. 88 hy gaet aen 't lijden: hij z'n lijden begint, begint te lijden.

89-90 't Eerste ogenblik van 't lijden zijt ge moedig, zoals Petrus;smijt: slaat; schaer: de schaar van Kristus' vijanden (Petrus sloeg met 't zwaard in op de menigte, die Kristus wilde gevangen nemen).

91 dorft: durft; lijfsgevaer: levensgevaar.

93 geweetens haen: de haan van 't geweten, de waarschuwende stem van 't geweten (met zinspeling op 't hanegekraai bij Petrus' verlochening van Kristus).

94 Zelfs op de aanklacht van 'n vrouw (zoals Petrus Kristus verlochende op de aanklacht van 'n dienstmaagd) dus: bij de minste moeilikheid.

95-96 En ge zoudt met Kristus willen sterven, hebt ge vroeger beweerd, toen alles goed ging en er geen gevaar was (zoals Petrus ook gezegd had: ook al moest ik met u sterven, ik zal u niet verlochenen, Matth. 26:35).

97 De Hoogepriesters... vergaren: de hogepriesters en de oudsten van't volk vergaderden... en overlegden om Jezus te doden, Markus 26:3, 4; zo ook beraadslagen in uw binnenste 't menselik vernuft en de menselike leer om Kristus te verdrijven.

99 Dat zijn: 't zijn.

*

Laet Barrabas by 't leven:102

Verschoont den ouden Adam toch,103 Den nieuwen vry laet sneven.104

Met stok en spiets van uw vernuft105 105

Gy Christus wilt bevechten.

Neuswijsheit aendacht heel verbluft,107 En weet niet uit te rechten.108

Gy schermt al t' ydel in de lucht,109-vlgg. En Godts en Christus namen

110

Zijn blixems blikren zonder vrucht.111 Met recht moet gy u schamen.

Gy zijt van Malchus slagh gewis,113 Wiens recht oor afgehouwen:114

Dus hoort gy niet wat Godts wil is, 115

Maer laet u zachtjes klouwen116 Door lof het slinker ezelsoor,117

* TEKSTKRITIEK: vs. 109t' ydel, de oude uitgave heeft 't ydel. 102 by 't leven: in 't leven.

103 Verschoont....: spaart de oude Adam toch (laat de zondige mens die naar de natuur leeft, zich maar uitvieren).

104 En laat de nieuwe Adam (Kristus, de nieuwe Adam, en de nieuw herboren mens die naar de genade leeft) maar gerust (vry) sterven.

105 Met de scherpte van uw menselik verstand (spiets naast spies, zie Dl. 1, blz. 525 op regel 8); met zinspeling op Markus 14:43: Judas van Iskarioth kwam, en met hem 'n grote menigte met zwaarden en stokken (om Kristus gevangen te nemen); Vondel spreekt vanspiets zoals ook sommige Bijbelvertalingen hebben (o.a. Deux-aes) maar dan voorstokken.

107 Uw eigen neuswijsheid overbluft door uw schijnredeneringen uw godsvrucht, uw godsdienstige overtuiging geheel, (neuswijsheit: 'n wijsheid die wil achterhalen met 't verstand, wat 't verstand niet achterhalen kan).

108 niet uit te rechten: niets uit te richten, niets goeds tot stand te brengen.

109-vlgg. al t'ydel: heel ijdel, vergeefs, zonder iets te raken: tegen de drogredenen van uw eigen verstand schermt ge vergeefs met de namen van God en Kristus, omdat 't voor u niets dan namen zijn; ge zijt niet doorgedrongen in Kristus' leer en bedoeling; daarom moet ge met recht u schamen.

111 Die namen zijn 't flikkeren (blikkeren) van krachteloze bliksems (zonder vrucht).

113 van Malchus slagh: van 't soort van Malchus, mensen zonder 't juiste gehoor voor Kristus' leer (Malchus, de knecht in 't Evangelie, wiens rechter oor werd afgehouwen door Petrus); hierrechter en linker oor in zinnebeeldige toepassing: rechts dikwels: goed, juist; tegenover links: verkeerd.

114 recht: rechter (recht en slink in plaats van rechter en slinker bij Vondel heel gewoon; maar in 117 en 119 -er; recht dan verder zonder buiging -e, zoals dikwels); afgehouwen: afgehouwen is (ongewone uitlating vanis).

116 klouwen: strelen.

117 het slinker ezelsoor: 't linker ezelsoor (ezels- en slinker allebei om die domheid, van naar die vleierijen te luisteren).

*

't Welk gy best af liet snijden,118 En 't rechter aenzetten daer voor Om quaet geklap te mijden.120 120

Al deed gy Christus leet op leet Om 's Keizers vrientschaps wegen,122

En droomt van duivels spook, alreet Gy zoekt uw hant te vegen

Met water, als Pilatus eer,123-125 125

Met kerkgangk Godt te paejen,

En Doop en Nachtmael, om den Heer127 Een neus dus aen te draejen.128

Veel slagen schimpen hoon en noot129 De Heilant heeft geleden.

130

Der woenden misbruik al te snoot131 Hem aentrekt andre kleeden132-vlgg.

Dan wit, als by Herodes rot, Dan purpere gewaden:

Zoo maekt gy Christus tot een spot 135

O schande! o quaet der quaden!136 Uw eerzucht dorf de doornekroon137 Hem om zijn voorhooft drukken.

* TEKSTKRITIEK: vs. 131woenden, de oude uitgave heeft wonden. - vs. 133 rot, de oude uitgave heeftrok.

118 best: 't best, beter.

120 quaet geklap: boosaardig gepraat (tegen Kristus' leer).

122 Om... wegen: vanwege, om de vriendschap van de keizer; met zinspeling op Pilatus, die uit vrees de vriendschap van de keizer te verliezen, Kristus veroordeelde (Joannes 19:12). 123-125 Deze verzen zinspelen op Matth. 27:19 en 24: de vrouw van Pilatus waarschuwde hem, dat

hij Kristus geen leed moest doen, omdat zij in 'n droomgezicht veel om Hem geleden had. Pilatus waste z'n handen om z'n onschuld te betuigen, dus deed iets uiterliks, alsof ie onschuldig was, maar deed de boze daad; zo ook zij die God trachten te paaien met uiterlikheden;duivels spook: verschijning van de duivel ('t droomgezicht van Pilatus' vrouw); alreet.... te vegen: reeds zoekt ge uw handen te wassen in onschuld (alreet uit alrede: alreeds, reeds);eer: eertijds.

127 Nachtmael: 't Avendmaal (bij de Protestanten). 128 Een neus.... aen te draejen: voor de gek te houden. 129 noot: angst.

131 De al te boosaardige onbeschaamdheid van de woedende soldaten;misbruik: onbeschaamdheid.

132-vlgg. Ze trokken Kristus uit spot bij Herodes 'n wit kleed aan ('t kleed van de dwazen, Lukas 23:11) en bij Pilatus 'n purpere (konings)mantel (Matth. 27:28);Dan... Dan: nu.... dan; rot: bende. 136 o quaet der quaden: o ergste boosheid.

Uw boosheit is het kruis vol hoon, Waer onder hy gaet bukken. 140

Met Simon van Cyreenen woudt141 Gy Christus kruis niet dragen,

Ten zy men u den rugge touwt,143 En daer toe drijf met slagen.144

Geen smit hier ook aen 't anbeelt hoort,145-vlgg. 145

Die spijkers smeedt van staven. Terwijl gy Christus hant doorboort, En voeten hebt doorgraven.148

Uw doen en wandel maer betracht,149 Die nagel maekt quetzuren:150

150

Het wort al in dit kruis volbraght,151 Op nieuw in u alle uren.

Gy maekt schriftuurs rok nadeloos153-vlgg. Een beedlaers rok ten leste.

De letter is de geest te loos, 155

Als die dient tot uw beste:155-156

Maer houdt de letter niet de proef,157 Zoo verft gy schriftgeschillen

Of knypt die, als een valsche boef Den terlingh, naer uw grillen.158-160 160

141 Simon van Cyrene werd gedwongen Kristus' kruis te helpen dragen (Matth. 27:32). 143 touwt: ranselt.

144 drijf (drijve): zou drijven.

145-vlgg. Geen smid is hier nodig bij 't aambeeld, om spijkers te smeden van ijzere staven voor Kristus' handen en voeten; gij doet dat door uw zondige daden.

148 doorgraven: doorboord.

149 Let maar op uw handel en wandel.

150 Die nagel....: die nagel (van uw zondig leven) maakt verwondingen.

151 Alles wordt in dit kruis vervuld, ieder uur opnieuw in u door uw zondig leven.

153-vlgg. De ene onverdeelde geest van de H. Schrift wordt hier vergeleken met 't kleed zonder naad (de nadeloze rok) van Kristus, waarom door de soldaten gedobbeld werd, en die ten slotte door hen in stukken werd verdeeld, om ieder tevreden te stellen. Dus (153-154): gij maakt de nadeloze eenheid van de H. Schrift tot 'n gescheurd bedelaars-kleed, door uw verkeerd uitleggen en vervormen van de eenvoudige geest van de H. Schrift.

155-156 De letter (letterlike betekenis) is de geest te slim af, die stel je boven de geest, als die tot je voordeel dient.

157 houdt.... de proef: gaat 't bewijs volgens de letter niet op (volgens je verlangen). 158-160 Dan verzint ge geschillen, de mogelikheid van verschillende betekenissen van de

Schriftuurwoorden, of vervormt, verdraait (knypt) die, zoals 'n valse dobbelspeler met de dobbelsteen foefjes uithaalt, naar uw verlangens;verft: kleurt; geeft 'n kleur, 'n schijn, vindt uit;boef: valse speler; terlingh: teerling, dobbelsteen.

De weerelt speelt om Christus kleet161 Met niet dan ydle vragen:162

Men schut met een bewijs gereet163 Hier op een anders slagen.

Zoo laet men Christus, 't rechte wit,165 165

Zich uit de handen rooven.

Zoo houden wy den dop voor 't pit, Daer andren vast hairklooven.167-168

Des slinkschen moorders ongedult Vertoont gy in uw lijden,169-170

170

Wanneer het hart u bieght uw schult171 In d'avont van 't verblijden.172

Bidt gy niet naer 's bekeerden wijs173 Dat Christ u heil wil geven,

Wanneer hy komt in't paradijs, 175

Uw zonde aen 't kruis blijft kleven.176 Van Christus graf gy vliet en scheit,177 Als zijnde sterk bewaeket178-vlgg.

Van weereltlijke overheit,

161 Christus kleet: om de woorden van 't Evangelie die Kristus' geest bevatten, zonder zich om de geest, om Kristus zelf te bekommeren;speelt: dobbelt, zoals de soldaten om Kristus' kleed (zie aant. op vs. 153).

162 niet: niets; ydle: zinledige, schijngewichtige.

163 Men heeft al 'n betoog klaar (gebouwd op 'n tekst) om 'n anders aanval te keren;schut: houdt tegen, keert;bewijs gereet: gereed betoog.

165 't rechte wit: 't eigenlike doel.

167-168 Wij houden de letter, 't uiterlike, in plaats van de geest, terwijl anderen voortdurend (vast) nog blijven twisten;'t pit: de kern; 't pit ook nu nog 'n de- en 'n. het-woord; dus: als men 'n stuk van 't kleed heeft, 'n paar Schriftwoorden naar z'n verlangen, dan meent men zich rijk, en men heeft alleen 'n stuk kleed, 'n paar woorden, en niet Kristus.

169-170 't Gemis aan berusting, zoals de moordenaar aan Kristus' linkerkant gekruisigd, toont gij in uw lijden;slinks: naast links en linker, zie vs. 114 en 117.

171 Terwijl toch uw hart uw schuld erkent (bieght: belijdt).

172 Op de vooravend van de blijde paradijsvreugd (Kristus zei tot de goede moordenaar: ‘Heden zult ge met mij zijn in 't paradijs’).

173 naer 's bekeerden wijs: op de wijs van de bekeerde, de goede moordenaar: ‘Heer gedenk mij als ge komt in 't paradijs.’

176 Dan blijft uw zonde aan 't kruis; ge wordt niet bevrijd van uw zonde en uw kruis. 177 vliet: vlucht (van vlieden).

178-vlgg. Omdat 't door de wereldlike overheid bewaakt wordt en door 't kerkelijk gezag verzegeld is; beide vervloeken en bannen uit, hun die Kristus' geest en kracht verlangen en niet maar woorden zoeken. Deze stroof schijnt te wijzen op de twisten van Arminianen en Gomaristen, die 't wereldlik gezag in godsdienstzaken lieten beslissen en predikanten lieten afzetten, en op de kerkelike banvonnissen van de Dordtse synode van 1619; de doopsgezinden erkenden geen eigenlik geestelik gezag.

*

Daer toe ook vast vermaeket180 180

Door 't zeegel des Hoogpriesters meest,181 Die bey met ban en vloeken

Vernielen, die naar Christus geest En kracht in't graf gaen zoeken.

In zomma Christus bittre doot185 185

Is maer uw vleeschlijk leven,186 Zijn smerten en vijf wonden root, Uw lust hem overgeven.188

Hy sterft en staet niet op in u, Voor gy uw lust wilt sterven.189-190 190

Zijn doot is zelf uw leven nu, Kunt gy zijn liefd verwerven.

Al roept men: Heere, Heere, sterk,193 Het is hem een afgrijzen:194

Men moet de handen slaen aen 'twerk, 195

Dat zijn kruisbroeders wijzen.196

De roos toch onder doornen groeit.197 Gy moet den kelk ook nutten,198

Dat bloetsweet langs u aenschijn vloeit,199 Zoo helpt zijn kruisgangk stutten.200

200

* TEKSTKRITIEK: vs. 195, de oude uitgave heeft achterwerk een punt. - vs. 197 toch onder, de oude uitgave heeftoch tonder.

180 Daer toe: bovendien; vermaeket: gemaakt. 181 meest: vooral.

185 In zomma ('t Latijnse in summa): in één woord. 186 Is maer: is enkel ('n gevolg van).

188 Zijn smarten en vijf rode wonden leveren hem over aan uw begeerte (lust). Hij heeft zijn

GERELATEERDE DOCUMENTEN