• No results found

Volwassen daders met een strafzaak

In document In de oude fout (pagina 101-105)

Hoe hoog is de recidive in Nederland? Uitkomsten van landelijk onderzoek

4.2.1 Volwassen daders met een strafzaak

Tabel 4.2 geeft de verdeling van de sancties te zien die werden opgelegd aan de volwassen daders die in de periode 1997-2004 voor het plegen van een misdrijf in aanraking kwamen met justitie. Het gaat niet om unieke personen. Een persoon kan in meer dan één cohort voorkomen, maar slechts één keer in één jaar.46 De laatste drie jaar van de onderzoeks-periode is het aantal daders sterk toegenomen. In 2004 bedroeg het aantal volwassenen met minstens één strafzaak bijna 170.000, in 1997 lag dit aan-tal nog op 140.000; een stijging van 22%. Het toaan-tale aanaan-tal strafzaken dat bij het OM werd ingeschreven laat een soortgelijke toename zien. Eggen en Van der Heide (2005: 370) wijzen op de sterke uitbreiding van de capaci-teit van de rechterlijke macht. In Nederland komen steeds meer mensen in aanraking met het strafrecht.

Tabel 4.2 Volwassen daders met een strafzaak; naar jaar van afdoening en type straf (in kolompercentages) 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Straf n=139.476 n=138.207 n=139.590 n=136.615 n=138.742 n=147.273 n=168.253 n=169.731 Onvw. vrij ≤ 6 mnd 6,8 6,7 7,5 7,6 8,2 8,4 8,1 7,1 Onvw. vrij > 6 mnd 4,6 4,5 4,2 4,4 5,0 5,6 5,4 5,1 Werkstraf 9,6 10,1 11,3 11,1 12,1 14,1 15,1 16,3 Leerstraf 0,1 0,1 0,1 0,1 0,2 0,5 0,6 0,8 Vw. vrij 8,1 7,8 8,0 7,3 5,9 4,4 3,8 3,2 Geldstraf 62,1 62,1 61,3 61,1 61,8 59,9 60,6 60,9 Beleidssepot 8,7 8,6 7,4 8,2 6,6 6,7 6,2 6,4 Overig 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,3 0,2 0,3

46 Dit om te vermijden dat er statistische afhankelijkheid ontstaat tussen de observaties binnen één cohort. Bij trendstudies dienen de cohorten dezelfde lengte te hebben. Hier is dat dus één jaar.

De geldstraf werd in de onderzoeksperiode verreweg het meest gebruikt. Rond 60% van de volwassen daders kreeg met deze sanctie te maken. Naast boetes worden onder geldstraffen overigens ook de transacties gere-kend die bestaan uit het betalen van een geldsom. Bij onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wordt bij de volwassenen onderscheid gemaakt tussen korte en lange vrijheidsstraffen. Korte vrijheidsstraffen duren niet langer dan zes maanden. In de loop van de onderzoeksperiode is het totale aandeel onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen gestegen, maar in de laatste twee jaar weer iets gedaald. Het aandeel werkstraffen nam vanaf 2000 toe. Het beleidssepot en de geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf kwamen de laatste jaren van de onderzoeksperiode minder vaak voor. Leerstraf-fen worden bij volwassenen niet vaak toegepast. Zij zullen in het vervolg van het onderzoek samen met de werkstraffen worden ondergebracht in de categorie ‘taakstraffen’. De categorie ‘overige straffen en maatregelen’ omvat de overige transactievormen en de vrijheidsbenemende maatre-gelen, zoals de tbs en de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ). Deze sancties worden hier verder buiten beschouwing gelaten. De recidive na de tbs komt in paragraaf 4.2.5 aan de orde, aan de uitstroomresultaten van de PIJ-maatregel wordt in paragraaf 4.2.4 aandacht besteed.

In bijlage 6 is een overzicht opgenomen van de achtergrondkenmerken van de volwassen daders. De verschuivingen op de ‘OBJD-kenmerken’ zijn niet erg groot. De grootste veranderingen deden zich voor in de verdeling van de leeftijd en het type delict. Het aandeel jongvolwassenen (met een leeftijd van 18 tot 25 jaar) is tussen 1997 en 2004 gestegen van 23 naar 26%. Het aandeel geweldsdelicten nam toe van 8 naar 13%. De verschuivingen op de achtergrondkenmerken zijn van belang omdat ze van invloed zijn op het recidiveniveau. Als er meer veelplegers worden vervolgd, gaat het recidivepercentage omhoog. Als er meer vrouwen worden bestraft, dalen de recidivecijfers.

Ruwe en gecorrigeerde recidivepercentages

Figuur 4.1 laat zien welke gevolgen de correcties voor verschuivingen in de populatie en voor registratie-effecten te zien geven. De ruwe recidive (de paarse lijn) stijgt tussen 1997 en 2004 van 26 naar 29%. Aan het eind van de onderzoeksperiode hadden dus bijna drie op de tien volwassen daders binnen twee jaar een nieuwe strafzaak. De correctie voor verschuivin-gen op achtergrondkenmerken (de groene lijn) doet daar weinig aan af. Kennelijk waren de instroomverschillen tussen de cohorten niet erg groot. Per saldo worden de recidivepercentages slechts licht bijgesteld, in som-mige jaren iets naar boven, in andere iets naar beneden. Het effect van de correctie voor registratie-effecten (de gele lijn) is eenduidiger. Bij de vol-wassenen bleek alleen het ophelderingspercentage een significante bijdra-ge te doen aan de voorspelling van de recidive; de ontwikkelinbijdra-gen in de aangiftebereidheid veranderden de cijfers niet. Het percentage opgehel-derde delicten steeg na de eeuwwisseling van 15 naar 21% (zie figuur 3.8).

103

Hoe hoog is de recidive in Nederland?

In figuur 4.1 zien we dan ook dat in de tweede stap van de correctie de recidivepercentages aan het eind van de onderzoeksperiode naar beneden worden bijgesteld. Een klein deel van de toename van het recidivepercen-tage tegen het eind van de observatieperiode is dus een registratie-effect en komt voor rekening van de stijging van het ophelderingspercentage.47 Figuur 4.1 Ruwe en gecorrigeerde percentages 2-jarige algemene

recidive bij volwassen daders met een strafzaak; naar jaar van afdoening 22 24 26 28 30 32 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

jaar van afdoening

percentage recidivisten

ruw correctie voor achtergronden alsmede voor ophelderingspercentage

Recidivebeeld per sanctie

Figuur 4.2 geeft de ruwe en gecorrigeerde recidivepercentages uitgesplitst naar sanctie. De terugval na een gevangenisstraf is duidelijk het hoogst. Maar dat mocht ook worden verwacht, want deze straf wordt opgelegd aan personen met een hoger recidiverisico. Volwassen daders die een gevan-genisstraf krijgen, hebben andere achtergronden dan de personen die een boete of een beleidssepot krijgen. Ze hebben andere delicten gepleegd en hebben veel vaker een strafrechtelijk verleden.

De correcties van de ruwe percentages – beide correcties worden nu in één keer getoond – zijn over het algemeen niet groot. Dit wijst erop dat de sanctiegroepen door de jaren heen niet veel zijn veranderd, althans niet wat betreft het samengestelde recidiverisico berekend op basis van de in

47 Bij de correctie van de ruwe percentages gold 1997 als ‘referentiejaar’. In dat jaar zouden de gecorrigeerde percentages samen moeten vallen met het ruwe percentage. Dat doen ze niet, er is een klein verschil van maximaal 0,3%. Dit is de voorspelfout.

Figuur 4.2 Ruwe en gecorrigeerde percentages 2-jarige algemene recidive in acht opeenvolgende populaties van volwassen daders; naar soort afdoening

ov vrijheidsstraf <= 6 mnd 0 10 20 30 40 50 60 70 80 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 jaar van uitstroom

percentage recidivisten ov vrijheidsstraf > 6 mnd 0 10 20 30 40 50 60 70 80 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 jaar van uitstroom

percentage recidivisten taakstraf 0 10 20 30 40 50 60 70 80 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 jaar van afdoening

percentage recidivisten voorwaardelijke vrijheidsstraf 0 10 20 30 40 50 60 70 80 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 jaar van afdoening

percentage recidivisten geldstraf 0 10 20 30 40 50 60 70 80 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 jaar van afdoening

percentage recidivisten

ruw gecorrigeerd ruw gecorrigeerd

beleidssepot 0 10 20 30 40 50 60 70 80 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 jaar van afdoening

105

Hoe hoog is de recidive in Nederland?

dit onderzoek gemeten achtergronden. Bij de onvoorwaardelijke vrijheids-straffen en de beleidssepots zijn de verschillen nog het grootst. Na 2000 worden de ruwe percentages met enkele procenten naar boven bijgesteld. Dit betekent dat deze sancties in die jaren steeds vaker werden opgelegd aan personen met een lager recidiverisico. De ruwe recidivepercentages geven een daling te zien, maar die kan zo goed als geheel worden toege-schreven aan veranderingen in de samenstelling van de groep die met een gevangenisstraf of een beleidssepot te maken kreeg. Bij de beleidssepots is na correctie zelfs sprake van een lichte toename van het recidiveper-centage, net zoals bij de veelvoorkomende geldstraf en de voorwaardelijke vrijheidsstraf.

In document In de oude fout (pagina 101-105)