• No results found

VOGELS EN ZOOGDIEREN

SCHETS VAN EEN BEOORDELINGSSYSTEEM Door Verdonschot e.a. (2003) is een algemene opzet gemaakt voor het in beoordelen van

VOGELS EN ZOOGDIEREN

dominante taxa Hydromorfologie -metric(s) Type-specifieke fysisch-chemische scan (nominaal) Indicatormetrics voor ecosysteemkenmerken voor pressoren

[voor dominante habitats]

indicatoren (positieve/negatieve) Zeldzaamheidsmetric voor ecosysteemkenmerken [voor pressoren] voor habitats zeldzaamheidsindicatoren

Optie via eenvoudige indicatoren MULTIMETRIC oorzaak-analyse SCH A AL V E RF IJN ING : M A A T WERK

Principe: one out all out!

In veel gevallen zijn adequate recente inventarisatiegegevens van deze groepen beschikbaar via De Vlinderstichting en RAVON, maar niet altijd. Dan dienen ze alsnog te worden ver-zameld.

VOGELS EN ZOOGDIEREN

Vogels en zoogdieren (vooral vleermuizen) komen niet voor in de KRW, maar wel in het sys-teem van de natuurdoeltypen. Ze zijn niet spontaan door de potentiële gebruikers ge-noemd, maar er is ook niet gericht naar gevraagd.

Vrijwel altijd zijn voldoende gegevens over deze dieren beschikbaar via de betreffende ter-reinbeheerder (SBB, Natuurmonumenten, De Landschappen), of vrijwilligers(organisaties) aangesloten bij SOVON en de VZZ (Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescher-ming).

6.2.2 OMGEVING EN BEHEER

De potenties van een ven worden in zeer sterke mate bepaald door de aard van de omge-ving. Van belang zijn o.a.

1. waterhuishouding a. mate van isolatie b. aanwezigheid van sloten c. kwel

d. mate van grondwaterstandfluctuaties e. mate van droogval (frequentie, duur)

2. bemestingsniveau van de omgeving (aanwezigheid van cultuurland) 3. ruimtelijke structuur van de omgeving, in verband met

a. invloed op de windwerking b. depositie van luchtverontreiniging c. samenstelling van de fauna

4. nabijheid van andere vennen (ligging in complexen) in verband met migratie van fauna en verspreiding van flora

Van groot belang zijn ook de uitgevoerde beheersmaatregelen, zoals opschonen, kappen van bos in de omgeving, plaggen van oevers, uitbaggeren, opzetten van de waterstand etc. De huidige samenstelling van de levensgemeenschappen en de potenties ervan kunnen pas goed worden begrepen wanneer inzicht bestaat in de veranderingen in omgeving en beheer in de loop der tijd.

Veel van deze eigenschappen zijn af te lezen van (recente en historische) topografische kaar-ten, bodemkaarkaar-ten, waterstaatskaarten en geo(morfo)logische kaarten en uit (landelijke) databestanden omtrent het grondgebruik. Informatie over het beheer is soms te verkrijgen uit publicaties, maar meestal pas uit ongepubliceerde documenten of door gericht vragen te stellen aan beheerders of andere locale deskundigen.

6.2.3 DEPOSITIE

De kwaliteit van vennen is zeer sterk afhankelijk van het niveau van de atmosferische depositie van (potentieel) verzurende en vermestende stoffen, met name stikstofverbindin-gen. Behalve van de afstand tot (lokale) bronnen, o.a. agrarische bedrijven, is de specifieke depositiesnelheid, de grootte van het ven en de openheid van het gebied rondom het ven

bepalend voor de (droge) depositie van NHx op een venoppervlak. Op open water is de

depo-sitie lager dan op lage vegetaties. De depodepo-sitie is ook lager als het ven groter is en in een open landschap ligt. Op lage vegetaties is de depositie lager dan op bos. Door landschappe-lijke verschillen zijn er verschillen in kritische depositieniveaus per ven. In Nederlandse vennen is vooral de stikstofdepositie van belang. Daarnaast speelt de depositie van vrij zuur en, in steeds mindere mate, zwavelverbindingen een rol.

Deze relaties zijn met name voor zandbodemvennen onderzocht en de berekeningen zijn uitgevoerd voor ca. 500 vennen (RIVM 2001, Arts e.a. 2001b, 2002). Voor veel vennen dienen de berekeningen nog te worden uitgevoerd.

6.2.4 SLEUTELEN AAN VENNEN

De hoofddoelstelling van de KRW is om aquatische ecosystemen voor verdere achteruitgang te behouden, te beschermen en te verbeteren. Daar veel vennen zijn gelegen in bos- en natuurterreinen is hier sprake van overlapping met, danwel aansluiting op, het Over-levingsplan Bos en Natuur (OBN). De doelstelling hiervan is het herstellen van ecosystemen binnen bossen en natuurterreinen door het tijdelijk nemen van aanvullende beheersmaat-regelen, gericht op het bestrijden van negatieve effecten van verzuring, eutrofiëring en verdroging. Ze dienen ter instandhouding en herstel van levensgemeenschappen van bos en natuur (Van Duinhoven 1999, Van Ommering 2002). Uit het budget van OBN worden subsi-dies verstrekt aan beheerders voor de planning en uitvoering van effectgerichte maat-regelen.

Voor het stellen van de diagnose en het formuleren van effectgerichte maatregelen is de brochure ‘Sleutelen aan vennen’ (Arts & Van Duinhoven 2000) ontwikkeld. Op grond van recente en historische gegevens over het voorkomen van planten, de kwaliteit van water en

bodem, de bodemopbouw en de hydrologie wordt hierin aangegeven welke herstelmaat-regelen mogelijk zijn. Recent is deze brochure geëvalueerd (Bijlage 9).

Er is een grote overeenkomst tussen de wensen van - vooral op waterkwaliteit gerichte – gebruikers van het toekomstige STOWA-systeem (Hoofdstuk 4) en de huidige en toekomstige – vooral op natuurkwaliteit georiënteerde - gebruikers van een (vernieuwde versie) van ‘Sleutelen aan vennen’. In beide gevallen dient de ecologische kwaliteit te worden vast-gesteld, moeten knelpunten worden geïdentificeerd en mogelijkheden en kansen voor herstel worden aangegeven.

Een verschil is dat de natuurbeheerders meer behoefte hebben aan praktische informatie met betrekking tot de aanwezige en te verwijderen hoeveelheden materiaal (bomen, struiken, plaggen, bagger) bij het uitvoeren van maatregelen. Met betrekking tot de ecologische indicatoren is er bij de natuurbeheerders interesse voor een beperkte groep van soorten, zoals macrofyten, libellen en gewervelde dieren. Bij waterbeheerders is er, o.a. met de STOWA-systemen, een traditie opgebouwd om ook lagere planten- en diergroepen, zoals macrofauna en algen bij de beoordeling te betrekken. Dit sluit ook aan op de vereisten van de Kaderrichtlijn Water.

6.2.5 EENVOUDIGE VERSIE

In § 6.1 is de algemene opzet van een KRW-proof beoordelingssysteem aangegeven. Een een-voudige versie van het systeem is gewenst, die door de terreinbeheerders (grotendeels) zelf kan worden gehanteerd. Het eenvoudige maatlattenpakket biedt de mogelijkheid om tegen geringere kosten meer gebiedsdekkend te werken, waarbij een grovere indicatie wordt geac-cepteerd.

Eenvoudige maatlatpakketten worden gebaseerd op snelle beoordelingsmethoden. Verdon-schot e.a. (2003) geven als voorbeeld dat voor hogere waterplanten, macrofauna en vissen niet alle soorten, maar alleen positieve en negatieve indicatoren worden geïnventariseerd en dat bij algen alleen naar de verhouding van hoofdgroepen wordt gekeken.

Het eenvoudige pakket kan pas ontwikkeld worden als de ontrafelingmethode is uitgewerkt voor een voldoende aantal vennen, zodat correlaties tussen de uitgebreide en de beknopte beoordeling kunnen worden aangegeven. Uit het uitgebreide pakket wordt dan een selectie van zo eenvoudig mogelijke indicatoren gemaakt en zonodig worden maatlatten aangepast.

7

ONTWIKKELING VAN EEN