• No results found

Vogelrichtlijn: broedvogels

Nadere onderbouwing van wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen, van de selectie als Habitatrichtlijngebied en toewijzing van

B.3. Toepassing selectiecriteria Habitatrichtlijngebieden (paragraaf 4.3)

B.4.3. Vogelrichtlijn: broedvogels

A137 – Bontbekplevier

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor behoud populatie

N2k-nr Natura 2000-gebied Doel

omvang Doel

kwaliteit Populatie Relatieve

bijdrage Besluit

001 Waddenzee behoud behoud 60 A1 conform ontwerp

002 Duinen en Lage Land Texel uitbreiding verbetering 20 (-) C doel aangepast a 004 Duinen Terschelling uitbreiding verbetering 10 (-) C conform ontwerp

006 Duinen Schiermonnikoog doel vervallen

007 Noordzeekustzone behoud behoud 20 B1 conform ontwerp

008 Lauwersmeer behoud behoud 4 C concept-ontwerp

072 IJsselmeer behoud behoud 10 B1 ontwerpbesluit

109 Haringvliet behoud behoud 100R (-) C ontwerpbesluit 114 Krammer-Volkerak behoud behoud 100R (-) B1 concept-ontwerp 115 Grevelingen behoud behoud 100R(-) B1 ontwerpbesluit 118 Oosterschelde uitbreiding verbetering 100R (-) B2 ontwerpbesluit 122 Westerschelde & Saeftinghe uitbreiding verbetering 100R (-) B1 ontwerpbesluit

127 Markiezaat behoud behoud 100R (-) C ontwerpbesluit

007 Noordzeekustzone

(a) Het doel is aangepast van 5 naar 20 paar. In het ontwerpbesluit was geen rekening gehouden met de broedvogels in binnendijks gelegen terreinen langs de waddijk.

(R) Betreft een regionale doelstelling.

De landelijke staat van instandhouding van de bontbekplevier is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als “matig ongunstig”22. De landelijke doelstelling voor de

bontbekplevier luidt “Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor behoud populatie van ten minste 400 paren.” Dit is een wijziging ten opzichte van het Natura 2000 doelendocument, waar de doelstelling voor het leefgebied op behoud was gesteld. De landelijke doelstelling sluit met de wijziging aan op de staat van instandhouding voor het aspect leefgebied. De beoordeling “matig ongunstig” van het aspect populatie is gebaseerd op de recente aantalsafname.

In gebieden met de beste potenties dient leefgebied te worden hersteld voor uitbreiding van de lokale populatie om verdere afname van de landelijke populatie tegen te gaan. Dit herstel is voorzien voor Duinen Texel (002) en Duinen Terschelling (004). In vergelijking tot het

ontwerpbesluit is de doelstelling voor Duinen en Lage Land Texel verhoogd van 5 naar 20 paar.

In het ontwerpbesluit was geen rekening gehouden met de broedvogels in de diverse

binnendijks gelegen terreinen langs de waddijk (Zandkes, Ottersaat, Petten, de Bol en Wagejot).

Samen met de Waddenzee is een populatie van 110 broedparen ten doel gesteld voor het Waddengebied.

Ook in de Delta wordt een licht herstel van de populatie nagestreefd, om achteruitgang van de landelijke populatie buiten de Natura 2000-gebieden (veelal tijdelijke populaties) op te vangen.

Voor Lauwersmeer en IJsselmeer is gekozen voor behoud leefgebied, omdat de potentie voor herstel er onvoldoende is.

Deze (trekvogel)soort is in 2000 als doelsoort voor Vogelrichtlijngebieden opgenomen op grond van de overweging: “de beschermde gebieden leveren een wezenlijke bijdrage aan de

bescherming van de soort” (van wezenlijke bijdrage is sprake indien Vogelrichtlijngebieden minstens 25% van de landelijke populatie herbergen)15. De som van de gebiedsdoelen (224) bedraagt ruim 50% van het doelniveau waarmee Natura 2000 een “wezenlijke bijdrage” levert aan de instandhouding van de soort op landelijke schaal.

A138 – Strandplevier

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie

N2k-nr Natura 2000-gebied Doel

omvang

Doel

kwaliteit Populatie Relatieve

bijdrage Besluit

001 Waddenzee uitbreiding verbetering 50 () B2 doel aangepast a

002 Duinen en Lage Land Texel doel vervallen a

003 Duinen Vlieland doel vervallen a

004 Duinen Terschelling uitbreiding verbetering 10 (-) B1 conform ontwerp

006 Duinen Schiermonnikoog doel vervallen a

007 Noordzeekustzone uitbreiding verbetering 30 (-) B1 doel aangepast a 101 Duinen Goeree & Kwade Hoek behoud behoud 270R (-) B1 aanwijzingsbesluit 109 Haringvliet behoud behoud 270R (-) B1 ontwerpbesluit 114 Krammer-Volkerak behoud behoud 270R (-) B2 concept-ontwerp 115 Grevelingen uitbreiding verbetering 270R (-) A1 ontwerpbesluit 118 Oosterschelde uitbreiding verbetering 270R (-) B1 ontwerpbesluit

120 Zoommeer behoud behoud 270R (-) B1 ontwerpbesluit

122 Westerschelde & Saeftinghe behoud behoud 270R (-) B2 ontwerpbesluit

127 Markiezaat behoud behoud 270R (-) B1 ontwerpbesluit

(a) In de gebieden Duinen en Lage Land Texel, Duinen Vlieland en Duinen Schiermonnikoog waren aantallen broedparen toegekend die behoren tot zowel de Noordzeekustzone en in grotere mate de Waddenzee.

22 De beoordeling “matig ongunstig” op het aspect populatie wijkt af van de beoordeling “zeer ongunstig”, zoals gegeven in het Natura 2000 doelendocument (2006), omdat de populatiegrootte niet onder het niveau zit van de referentiepopulatie, terwijl deze nog wel een meer dan gemiddelde afname laat zien (> 1% per jaar).

007 Noordzeekustzone

Daarnaast is uitbreiding van de populatie in deze gebieden beoogd. In vergelijking tot het ontwerpbesluit zijn de doelstellingen voor Waddenzee en Noordzeekustzone verhoogd van respectievelijk 15 en 20 broedparen naar 50 en 30 broedparen.

(R) Betreft een regionale doelstelling.

De landelijke staat van instandhouding van de strandplevier is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling omvat een herstelopgave voor het leefgebied voor herstel van de populatie van ten minste 400 paar verdeeld over ten minste 10 sleutelpopulaties van ten minste 20 paren. In het Waddengebied en de

Noordzeekustzone (007) ligt een belangrijke opgave voor het bereiken van deze landelijke doelstelling, vanwege de aanwezige potentie, zoals op de Noordvaarder. Deze verhoging heeft voor beide gebieden deels betrekking op de aantallen van de vervallen gebieden (002, 003 en 006) en deels betrekking op de potenties voor uitbreiding in beide gebieden. In het Deltagebied wordt een toename van de populatie nagestreefd die onder andere door herstel van het

leefgebied in de Oosterschelde gerealiseerd kan worden. Zo zal de natuurontwikkeling in de Oosterschelde nieuwe broedgelegenheid bieden in het noordelijke deel van de Prunje,

waardoor uitbreiding van de populatie hier te verwachten is. Mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit van het leefgebied in de andere Deltagebieden zullen worden onderzocht. De som van de gebiedsdoelen (360 paren) bedraagt 90% van het doelniveau (400 paren).

A195 – Dwergstern

Landelijke doelstelling: behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor herstel populatie

N2k-nr Natura 2000-gebied Doel omvang

Doel

kwaliteit Populatie Relatieve

bijdrage Besluit

001 Waddenzee uitbreiding verbetering 210 (-) A2 doel aangepast a 002 Duinen en Lage Land Texel uitbreiding verbetering 40 (-) B1 conform ontwerp 004 Duinen Terschelling uitbreiding verbetering 20 (-) B1 conform ontwerp 007 Noordzeekustzone uitbreiding verbetering 20 (-) C doel aangepast b 109 Haringvliet behoud behoud 300R (-) A1 ontwerpbesluit 114 Krammer-Volkerak behoud behoud 300R (-) C concept-ontwerp 115 Grevelingen behoud behoud 300R (-) C ontwerpbesluit 118 Oosterschelde behoud behoud 300R (-) B2 ontwerpbesluit 122 Westerschelde & Saeftinghe behoud behoud 300R (-) A1 ontwerpbesluit (a) Het gebied heeft potentie voor een broedpopulatie van 210 paren (dit aantal heeft er recent gebroed).

(b) Het deelgebied Razende Bol heeft potentie voor uitbreiding van de populatie. Hoewel in de periode 1999-2003 gemiddeld slechts 1 paar tot broeden kwam, zijn recent aantallen vastgesteld van 14, 12 en 25 paren

(respectievelijk 2004, 2005, 2007). De doelstelling is hierop aangepast.

(R) Betreft een regionale doelstelling.

De landelijke staat van instandhouding van de dwergstern is voor wat betreft de aspecten populatie en leefgebied resp. als “zeer ongunstig” en “matig ongunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling zoals gepubliceerd in 2006, omvat geen herstelopgave voor het

leefgebied maar wel een doelniveau dat ruim 30% hoger is dan de actuele populatie in topjaren (585 in 2006): “behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor herstel populatie tot 800 paren”.23 Vanwege de kwetsbaarheid van de nestplaatsen is de soort vrijwel volledig aangewezen op het Natura 2000-netwerk. Het landelijk doelniveau is nu vastgesteld op 600 broedparen24, hetgeen voldoende is voor het duurzaam voortbestaan op de lange termijn. Een hoger doelniveau wordt niet realistisch geacht, gelet op het verminderd aanbod aan natuurlijke broedplaatsen in

vergelijking tot de situatie van een halve eeuw geleden (met name door de afname van natuurlijke dynamiek in het Deltagebied door de uitvoering van de Deltawerken).

Hierbij dient ook te worden opgemerkt dat rond 1990 in Zeebrugge (Vlaanderen) een nieuwe kolonie is ontstaan (recent 100-200, max. ruim 400 paren) hetgeen mogelijk ten koste is gegaan

23 Het cijfer van 800 is gebaseerd op de historische referentie van ruim een halve eeuw geleden, waarvan de haalbaarheid laag wordt ingeschat door sterk veranderde omstandigheden (aanleg Deltawerken, toename recreatiedruk, vegetatiesuccessie door gebrek aan natuurlijke dynamiek).

24 Doelniveau ontleend aan Actieplan Dwergstern (Vogelbescherming Nederland, 1993).

007 Noordzeekustzone

van de Zeeuwse broedpopulatie. De verlaging van het doelniveau heeft als consequentie dat de beoordeling van de staat van instandhouding voor wat betreft het aspect populatie wordt gewijzigd in “matig ongunstig”25.

De som van de gebiedsdoelen bedraagt bijna 600 broedparen, waarbij alleen in het

Waddengebied een herstelopgave haalbaar wordt geacht. In vergelijking tot het ontwerpbesluit zijn de gebiedsdoelen in Waddenzee en Noordzeekustzone verhoogd van resp. 200 en 5

broedparen naar 210 en 20 broedparen. De aangepaste waarden betreffen de maximale aantallen die in recente jaren in de gebieden zijn vastgesteld (resp. 2003 en 2007). In het Waddengebied, waar de Natura 2000-gebieden op veel plekken op elkaar aansluiten, is het overigens vooral van belang dat de som van de gebiedsdoelen (290) wordt gehaald. De som van de gebiedsdoelen, met daarbij opgeteld het aantal dat buiten Natura 2000 broedt (1%), bereikt het genoemde doelniveau van 600.