• No results found

de Veluwe naar Zuid-Zweden trekken, waar het voorjaar ongeveer tien dagen later begint dan in Nederland. Op zo’n manier zouden ze dus in staat zijn om negen dagen te winnen. Ze kunnen zo het voorjaar als het ware inhalen door op precies de juiste plek te landen waar ze maximaal van de voorjaarsvoedselpiek kunnen profiteren.

Vliegen-

vangers

evolueren

onder invloed

van de

klimaat-

verandering

Helaas weten we niet of vliegenvangers naar het noorden opschuiven in een warmer jaar. Dit is nauwelijks te onderzoeken met ringen, omdat de kans astronomisch klein is om de geringde vogels in Scandinavië terug te vinden. Daarom is gepro- beerd dit te onderzoeken via de chemische samen- stelling van veren. Hiervoor gebruik je de verhou- ding tussen ‘zware’ en ‘gewone’ waterstofatomen die in veren is ingebouwd op het moment van groeien. Deze verhouding verschilt afhankelijk van de plek waar een veer is gegroeid. Je kunt al laten zien dat veren van verschillende plekken in Europa ook verschillen in chemische samenstelling. Dit verschil wordt nu gebruikt om verplaatsingen te schatten, maar het probleem is wel dat de fouten- marge misschien te groot is om hier werkelijk iets mee te kunnen doen.

Gedwongen verhuizing

Noordwaartse opschuiving als aanpassing zal alleen goed werken wanneer een individu in dat nieuwe gebied ook kan overleven. Er kunnen andere ziekten heersen, het kan er kouder zijn op het moment van aankomst, of dieren kunnen ‘lokale kennis’ missen. De mooiste manier om te onderzoeken of vertrek naar noordelijker gebieden inderdaad voordelig is, is wanneer je individuen kunt dwingen om daar te broeden en dan te ver- gelijken hoe goed ze het doen in vergelijking met vogels die in Nederland zijn gebleven. In 2010 zijn daarom enkele paartjes vliegenvangers gevangen die net waren aangekomen. Die zijn ’s nachts naar Zuid-Zweden gebracht, waar ze onder natuur- lijke omstandigheden hebben gebroed. Zowel in Drenthe als in Zweden hebben we ter controle ook

Met een 'loggertje' worden de gangen van een vliegenvanger op trek vastgelegd.

vliegenvangers over korte afstand verplaatst, zodat ze een vergelijkbare verstoring ondervonden.

De Nederlandse vogels die naar Zweden waren gebracht broedden gemiddeld een week eerder dan de Zweedse vogels. Hun reproductief succes was evenwel vergelijkbaar met zowel de Drentse als de Zweedse vogels. Dit wijst er op dat verplaatsing naar het noorden in dit jaar niet meetbaar voorde- lig was, maar ook niet nadelig. Helaas was 2010 een uitzonderlijk koud voorjaar, waardoor de conse- quenties van verhuizen naar noordelijker streken waarschijnlijk eerder na- dan voordelig kunnen zijn geweest. Het is dus niet verbazingwekkend dat de verplaatste vogels geen beter broedsucces had- den. Het is wel opvallend dat ze het niet slechter deden dan de lokale Zweedse paren. Dat wijst erop dat er weinig lokale aanpassing nodig is, waardoor het in warme jaren misschien wel voordeel ople- vert om naar noordelijker streken te verhuizen.

Trek en overwintering

Wanneer we willen begrijpen waarom vliegen- vangers wel of juist niet hun broeddatum kunnen vervroegen, moeten we ook veel meer te weten komen over hun trek van en naar Afrika. Immers, vroeger broeden vergt een eerdere aankomst, en dat kan alleen als vogels of eerder wegtrekken uit Afrika of sneller vliegen.

Nieuwe techniek maakt het mogelijk om de trek van kleine vogels van en naar Afrika te volgen met behulp van heel kleine dataloggertjes. Dit zijn apparaatjes van een halve gram die informatie opslaan over licht en donker, in combinatie met de tijd. De daglengte zegt iets over hoe noordelijk of zuidelijk een vogel zich bevindt (de breedtegraad), en het moment van licht of donker zegt iets over de lengtegraad. Als je die loggertjes na een jaar weer van een vogel kunt afhalen, kun je met een nauwkeurigheid van ongeveer 200 km zien waar de vogels van dag tot dag zijn geweest. Hierdoor is nu bekend dat ‘Nederlandse’ bonte vliegenvan-

gers niet uitwaaieren over een heel groot deel van het overwinteringsgebied, maar redelijk gecon- centreerd zitten in de westelijke Ivoorkust. Ze vertrekken tussen eind juli en begin augustus uit Nederland, om dan via het Iberisch Schiereiland te trekken, en komen tussen begin september en half oktober aan in West-Afrika. Het meest spectaculair is dat in het voorjaar sommige bonte vliegenvan- gers in minder dan twee weken de 5.000 kilometer naar Drenthe trekken! Dit betekent dat vervroe- ging van aankomst door sneller te trekken nauwe- lijks mogelijk is. Alleen eerder vertrekken is een optie.

Condities in de overwintersgebieden veranderen sterk in de loop van het seizoen. Dit zou kunnen bepalen wanneer de vliegenvangers vertrekken. Wanneer de vogels aankomen loopt de regentijd op z’n eind. In het halve jaar dat ze dan voor de boeg hebben valt er nauwelijks regen. De natte tijd begint weer in april, en lijkt daarmee net te laat te komen voor onze vliegenvangers, die half maart al moeten opvetten om eind maart/begin april te kunnen vertrekken. Tijdens een bezoek aan Ghana is gemeten hoe de condities rond het moment van vertrek daar veranderen. In dat jaar kwamen de eerste schaarse regens al begin maart, en werd het in korte tijd heel groen. Voor vliegenvangers was dit mogelijk gunstig, want zo konden ze gebruik maken van alle insecten die weer actief wer- den. Maar ook in de ecologie is één meting géén meting. De komende jaren moet nog veel meer over het leven van ‘onze’ vliegenvangers worden geleerd in relatie tot het klimaat.