• No results found

Figuur 22: Voorbeelden van schade als gevolg van de knelling tussen vijzelschoep en betonnen behuizing (links snoek, rechts paling).

Verwondingen bij paling betroffen meestal verwondingen als gevolg van knijpschade. Blijkbaar is paling hiervoor toch gevoelig en het is niet denkbeeldig dat zulke verwondingen de voltooiing van de paaimigratieroute beletten. Geen enkel dier dat 48 uur ter observatie bewaard werd overleed in die korte periode. Om hieruit te besluiten dat er geen uitgestelde sterfte optreedt, zou kort door de bocht zijn gezien het veeleisende parcours dat de dieren nog af te leggen hebben. Kwantificering van het aandeel uitgestelde sterfte is echter heel moeilijk. Toch lijkt het dat de palingen die passeerden zonder uiterlijke verwondingen, geen hinder ondervonden van hun doortocht door de vijzel.

De verwondingen die momenteel optreden, kunnen uitsluitend toegeschreven worden aan een beknelling tussen de vijzelschoepen en de betonnen behuizing van de vijzel. Deze knellingen zijn duidelijk herkenbaar bij de meeste soorten (zie figuur 22). Recent werd er onderzoek gedaan naar het effect van rubberen strookjes op de vijzelranden om de aanwezige tussenruimte op te vullen, maar aanvullende proeven zullen moeten uitmaken of deze ingreep het verhoopte effect heeft (Vis et al., 2013).

5.3 Vissterfte

De gemiddelde mortaliteit (alle vissen, twee vijzels) blijft quasi ongewijzigd na aanpassing van de vijzels. Er is een lichte daling ten opzichte van 2009, maar dat geldt ook voor de betrouwbaarheidsintervallen omdat de steekproef groter was in 2012. Het is bijgevolg weinig zinvol om deze waarden te vergelijken omdat bepaalde veel gevangen soorten met een lage mortaliteit zoals baars, een grote invloed hebben op het eindcijfer. Het is meer zinvol om de dominant aanwezige vissoorten te vergelijken per vijzeltype over de twee bemonsteringscampagnes. Zoals vermeld maken we gebruik van het scenario van de

30

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

maximale vissterfte zoals beschreven in Buysse et al. (2010). Kortweg gaat het over alle dode vissen én alle vissen met lethale verwondingen. Vernoemde intervallen betreffen een 95 % betrouwbaarheidsinterval (Newcombe, 1998).

Er zit geen duidelijke trend in daling van de sterfte als we opsplitsen naar soort, vislengte of vijzeltype. Enkel kolblei toont een lagere mortaliteit voor beide lengteklassen in beide vijzeltypes. Bij andere soorten zoals brasem en blankvoorn zijn de resultaten uiteenlopend positief en negatief, maar zonder duidelijke scheiding van de betrouwbaarheidsintervallen. Dit geldt ook voor baars, met uitzondering van grote individuen die de grote vijzel passeerden; daar was de sterfte significant groter na aanpassing.

De totale sterfte van paling is licht gedaald bij de kleine vijzel en licht gestegen bij de grote, de betrouwbaarheidsintervallen overlappen echter zodat er geen significante wijziging is opgetreden na de vijzelaanpassingen. Ook lengte-afhankelijke mortaliteit werd niet vastgesteld.

31

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

Een opvallende uitkomst is dat de gemiddelde mortaliteit hoger ligt bij de grote dan bij de kleine vijzel. De steekproefgrootte is quasi dezelfde tussen de twee vijzels. Als we de mortaliteit voor alle gepasseerde vissen per vijzel vergelijken, dan heeft de grote vijzel een mortaliteit van 15 % en de kleine 11 %. In 2009 was het verschil nog meer uitgesproken met een sterfte van 18 % (grote) tegenover 9 % (kleine). Ook toen was de grootte van de steekproef vergelijkbaar. Een recent afgerond onderzoek naar een kleiner vijzelgemaal in Nederland resulteerde al in de bevinding dat er minder schade en sterfte optreedt, naarmate de vijzel sneller draait: ‘Op 39 tpm was de ‘visoverleefbaarheid’ hoger dan op 24 tpm’ (Vis et al., 2013). De kleine vijzel van het Isabellagemaal draait op 25 tpm, terwijl de grote op 21 tpm draait. De relatie tussen visschade en het toerental van het opvoerwerk is dus niet gelijk bij vijzelgemalen als bij schroefpompgemalen. Bij vijzels komt er minder schade voor bij hogere toerentallen, en bij schroefpompen net meer.

Een veel voorkomende (lethale) schadevorm bij vijzelgemalen is knijpschade die ontstaat door knelling tussen de vijzelschoepen en de betonnen behuizing van de vijzel. Een “de Wit-aanpassing” lijkt geen effect te hebben om dit te voorkomen. Enkel bij gesloten buisvijzels kan deze knijpschade niet voorkomen aangezien de vijzel en de behuizing (buis) als een geheel samen ronddraaien (Vriese, 2009). Bij renovatiewerken aan bestaande open vijzels is het technisch of financieel soms niet mogelijk om ze te vervangen door gesloten buisvijzels. Daarom lijkt het wenselijk om na te gaan of er geen andere aanpassingen mogelijk zijn aan open vijzels die voor een daling van het schadepercentage kunnen zorgen. Maatregelen zoals een buisvijzel-intake (enkel het eerste deel van de vijzel is met meedraaiende behuizing) of rubberen strookjes kunnen wel een aanzienlijke schadevermindering veroorzaken en bovendien zijn zulke maatregelen relatief goedkoop.

32

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

6 Besluit

Het uiteindelijke doel van de aanpassing van de vijzels was om het optreden van visschade en vissterfte na passage door het gemaal te verlagen. Het uitgevoerde voor- en na-onderzoek naar het effect van een “de Wit-aanpassing” bij twee vijzels van het Isabellagemaal te Boekhoute toont aan dat de uitgevoerde aanpassing in globo voor een daling zorgt van het schadepercentage bij passerende vissen, maar de daling is niet significant. Ook de lethale schade bij een aantal soorten (bijvoorbeeld bij de naar zee trekkende schieralen) is niet significant verminderd. Samengevat komen volgende conclusies uit het onderzoek naar voor:

De “de Wit-aanpassing” zorgt er niet voor dat er geen visschade en vissterfte meer optreedt.

De totale visschade na de “de Wit-aanpassing” van het vijzelgemaal is wel gedaald maar deze daling kan niet bewezen worden aangezien de foutenmarges overlappen en er dus geen significant verschil is.

Er zijn grote verschillen gemeten qua schade, zowel tussen de grote en de kleine vijzel als tussen verschillende vissoorten.

De gemiddelde mortaliteit van de meest dominante vissoorten is echter niet significant gedaald na de aanpassing. Vooral de mortaliteit onder naar zee trekkende schieraal (14% voor de kleine vijzel en 19% voor de grote vijzel) blijft hoog.

Over het algemeen veroorzaakt de kleine vijzel minder vissterfte dan de grote. De gemiddelde mortaliteit van de dominante soorten is gedaald na aanpassing maar de daling is niet significant.

Er kon geen duidelijke lengte-afhankelijke sterfte worden vastgesteld voor alle vissoorten.

De voornaamste schade na aanpassing van het gemaal wordt vermoedelijk veroorzaakt door beknelling tussen de vijzelbladen en de betonnen behuizing.

33

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

7 Aanbevelingen voor beheer

Door de langdurende bemonstering beschikken we over een tijdreeks waarin migratiepieken van verschillende vissoorten te onderscheiden zijn. Karperachtigen zoals brasem, kolblei en blankvoorn migreren meer in het voorjaar onder invloed van de stijgende watertemperatuur, terwijl grote migratoren zoals paling vooral in de herfst gebruik maken van het gemaal om richting zee te zwemmen. De sterfte bij grotere brasems ligt aanzienlijk lager bij de kleine vijzel in vergelijking met de grote. In het voorjaar zouden dan de twee kleine vijzels preferentieel kunnen ingeschakeld worden.

Aangezien het algemeen gemiddelde sterftepercentage nog steeds 13 % bedraagt, lijkt het zinvol om de actuele testen met rubberen strips op de vijzelbladen op te volgen. Als deze testen gunstige resultaten opleveren, dan zou dergelijke aanpassing de huidige mortaliteit kunnen terugschroeven. De kosten voor zulke ingreep zijn relatief laag en te verantwoorden aangezien nog steeds meer dan 1 vis op 10 de passage door het gemaal niet overleeft. Omdat vissen zich vaak verschuilen in diepere en donkere pompkelders, wordt er soms gebruik gemaakt van een zogenaamde ‘trage opstart’, waarbij vissen nog kunnen vluchten alvorens de pomp op volle capaciteit aanslaat. Ook geluid kan hiervoor gebruikt worden. Vissen die geen gemaal moeten passeren, kunnen er ook geen nadelen van ondervinden. De polders die ontwaterd worden door het Isabellagemaal kunnen ook deels gravitair gedraineerd worden door gebruik te maken van de stuw in Sint-Laureins. Met de nodige automatisatie en rekening houdend met beschikbare spuivensters, peilmetingen en ‘realtime’ meteodata kan een stuw ‘slim’ bediend worden door een computer. Hierdoor is stroomafwaartse vismigratie mogelijk zonder visschade. Om ook optrekmogelijkheden te bieden aan tal van soorten en voor glasaal in het bijzonder, is een visdoorgang rond de stuw in Sint-Laureins wenselijk. Aanbodmetingen van vis in het beneden gelegen peilvak kunnen het belang van zulke ingreep concreter duiden.

34

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

8 Lijst van tabellen

Tabel 1: Vangstgegevens van de gemaalnetten achter de grote vijzel en de kleine vijzel (‘>’: betekent dat niet alle individuen werden gewogen). ... 14 Tabel 2: Lengterange van de gevangen vissen. ... 17

35

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

9 Lijst van figuren

Figuur 1: Situering afwateringsgebied Isabellagemaal. ... 10

Figuur 2: Vijzel met een (triple) conische ‘de Wit-aanpassing’ (links) en rechts een conventionele vijzel met dubbele inslag (waarvan die boven water rood omcirkeld is). ... 11

Figuur 3: Foto van het Isabellagemaal en het gemaalnet. ... 11

Figuur 4: Schematische weergave van het tweedelig gemaalnet. ... 12

Figuur 5: Ruime bewaarnetten waarin paling 48 uur bewaard werd. ... 13

Figuur 6: Verdeling van de vangsten naar aantal. ... 15

Figuur 7: Verdeling van de vangsten naar biomassa. In uitzonderlijke omstandigheden werd enkel het aantal genoteerd waardoor de vermelde biomassa’s voor enkele soorten een kleine onderschatting zijn van de werkelijke biomassa’s. ... 15

Figuur 8: Vangstevolutie van baars en blankvoorn en de evolutie van de watertemperatuur tijdens de bemonsteringsperiode. ... 16

Figuur 9: Vangstevolutie van kolblei en brasem en de evolutie van de watertemperatuur tijdens de bemonsteringsperiode. ... 16

Figuur 10: Vangstevolutie van het aantal paling door de kleine en grote vijzel en de dagelijkse totale hoeveelheid neerslag opgemeten ter hoogte van het gemaal in Boekhoute voor de volledige onderzoeksperiode (19 maart 2012 t.e.m. 22 maart 2013). ... 18

Figuur 11: Vangstevolutie van het aantal paling door de kleine en grote vijzel en de totale verpompte volumes water door alle vijzels van het gemaal vanaf 6 juni 2012 tot en met het einde van de onderzoeksperiode. ... 18

Figuur 12: Vangstevolutie van paling (▀ =CPUE; aantal paling x 105 per m³) en de verpompte volumes water door de kleine en grote vijzel van het gemaal vanaf 6 juni 2012 tot en met het einde van de onderzoeksperiode. ... 19

Figuur 13: Verdeling van paling over de Durif-levensstadia (I:seksueel ongedifferentieerd, FII: sedentaire/vrouw, FIII: pre-migratorisch/vrouw, FIV+FV: migratorisch/vrouw en MII: migratorische/man, n = 336). ... 20

Figuur 14: Seizoenale patronen in de verschillende Durif-levensstadia van paling welke het Isabellagemaal passeerden van 19 maart 2012 tot en met 22 maart 2013. ... 20

Figuur 15: Procentuele verdeling van de verschillende schadeklassen tussen de oorspronkelijke conventionele vijzels en de aangepaste ‘de Wit vijzels’. ... 21

Figuur 16: Maximale sterftepercentages voor de dominante vissoorten die in 2009 de conventionele vijzels en in 2012 de aangepaste vijzels zijn gepasseerd. ... 22

Figuur 17: Maximale sterftepercentages voor kleinere (boven) en grotere individuen (onder) van de dominante vissoorten. ... 23

Figuur 18: Maximale sterftepercentages voor kleinere (boven) en grotere individuen (onder) van de dominante vissoorten. ... 24

Figuur 19: Maximale sterftepercentages voor palingen onderverdeeld in verschillende lengteklassen. ... 25

Figuur 20: Baars met een snijwonde (links) en enkele onbeschadigde exemplaren (rechts). ... 28

Figuur 21: Kolblei met schubverlies en snijwonde (links) en schubverlies en bloeding (rechts). ... 29

Figuur 22: Voorbeelden van schade als gevolg van de knelling tussen vijzelschoep en betonnen behuizing (links snoek, rechts paling). ... 29

36

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

37

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

10 Referenties

Baeyens, R., Buysse, D., Stevens, M., Mouton, A., Gelaude, E., Martens, S., Jacobs, Y. & Coeck, J. (2011). Onderzoek naar de verwondingen bij vissen veroorzaakt door een gemaal met vijzels: Isabellagemaal (Boekhoute). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2011.7. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO): Brussel. 38 pp.

Bruijs, M.C.M & Durif, C.M.F. (2009). Silver eel migration and behaviour. In: Spawning Migration of the European Eel, Fish & Fisheries Series, 30, 4: 65-95.

Buysse, D., Stevens, M., Mouton, A., Gelaude, E., Baeyens, R., Martens, S., Jacobs, Y. & Coeck, J. (2010). Onderzoek naar de verwondingen bij vissen veroorzaakt door een gemaal met schroefpompen. Spiedamgemaal (Rieme). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2010.44. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO): Brussel. 72 pp.

Buysse, D., Mouton, A., Stevens, M., Van den Neucker, T. & Coeck, J. (2013). Mortality of European eel after downstream migration through two types of pumping stations. Fisheries

Management & Ecology.

Davey, A.J.H. & Jellyman, D.J. (2005). Sex Determination in Freshwater Eels and Management Options for Manipulation of Sex. Reviews in Fish Biology and Fisheries 15, 1-2: 37-52.

Durif, C., Guibert, A. & Elie, P. (2009). Morphological discrimination of the silvering stages of the European eel. In: Casselman, J.M., Cairns, D.K. (eds) Eels at the edge: science, status, and conservation concerns. American Fisheries Society Symposium 58: 103-111. Bethesda, Maryland.

Holmgren, K., Wickström, H. & Clevestam, P. (1997). Sex-related growth of European eel, Anguilla anguilla, with focus on median silver eel age. Canadian Journal of Fisheries and

Aquatic Sciences 54(12): 2775-2781.

Kemper J.H., Spierts, I.L.Y. & Vis, H. (2011). Bijlagenrapport 2 Fysische omstandigheden bij opvoerwerktuigen in relatie tot vis. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2009_33, 45 pp.

Krueger, W.A. & Oliveira, K. (1999). Evidence for environmental sex determination in the American eel, Anguilla rostrata. Environmental Biology of Fishes 55: 381–389.

Kunst, J.M., Spaargaren, B., Vriese, F.T., Kroes, M.J., Rutjes, C., van der Pouw Kraan, E. & Jonker, R.R. (2008). Gemalen of vermalen worden. Onderzoek naar de visvriendelijkheid van gemalen. Grontmij Nederland bv, De Bilt, VisAdvies, Nieuwegein. Ref.nr. I&M-99065369-MK. Newcombe, R.G. (1998). Two-sided confidence intervals for the single proportion: Comparison of seven methods. Statistics in Medicine, 17: 857-872.

STOWA (2012). Gemalen of vermalen worden? Onderzoek naar de visvriendelijkheid van 26 opvoerwerktuigen. Stichting toegepast onderzoek waterbeheer (STOWA): Amersfoort. pp. 128.

van Ginneken, V., Durif, C., Balm, S.P., Boot, R., Verstegen, M., Antonissen, E. & van Den Thillart, G. (2007). Silvering of European eel (Anguilla anguilla L.): seasonal changes of morphological and metabolic parameters. Animal Biology, 57: 63-77.

38

Evaluatie van een ‘de Wit’-aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal Boekhoute

Vis H., de Bruijn, Q.A.A. & Kemper, J.H. (2013). Onderzoek naar de visoverleefbaarheid bij vijzelgemaal Ennemaborgh op 23 oktober 2012. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2012_25, 22 pp.

VRIND, Vlaamse regionale indicatoren. (2012). Studiedienst van de Vlaamse regering, Brussel. 452 pp.

GERELATEERDE DOCUMENTEN