• No results found

Deel 1 De Opleidingsschool

1.4 Visie op leren

1.4.1 Christelijk mensbeeld en visie op leren

De Opleidingsschool Samen in ontwikkeling heeft een heldere, gedeelde visie op leren. Betrokkenen in de Opleidingsschool voeren hierover veelvuldig een reflectieve dialoog. De visie op leren start bij het mensbeeld zoals dat in de Bijbel naar voren komt. De mogelijkheden om te leren, om gaven te ontwikkelen en om gevormd te worden, ontvangt een mens van God (Driestar educatief, 2018). God schenkt een mens gaven en roept op om die te gebruiken en te ontwikkelen. Iedereen is persoonlijk verantwoordelijk om Gods oproep om zich te ontwikkelen in zijn eigen situatie te beantwoorden.

Door de zonde wordt ieder mens geconfronteerd met de gebrokenheid in zichzelf, in de samenleving, in de cultuur en in de natuur (Kunz et al., 2017). We leven in een zondige wereld, die alle sporen draagt van gebrokenheid, onrecht en kwetsbaarheid. De roeping is gebleven, maar de uitvoering van het beroep en het (kunnen en willen) leren daarin is onderdeel van de gebrokenheid en is aangetast.

Wel bezit de mens ook na de zondeval nog verstand en intelligentie en een geweten, waarin enig onderscheid van goed en kwaad leeft en enige aangeboren kennis van God (Golverdingen, 1994). In dit verband wordt gesproken over algemene genade. Hierdoor is leren mogelijk. Door Zijn opstanding heeft Jezus Christus de dood overwonnen en wordt de gehele schepping hersteld en mensen door wedergeboorte opgewekt tot een nieuw leven. Het initiatief daartoe gaat van God uit. Dat geschiedt alleen uit genade. De volkomen verlossing in al zijn facetten staat nog uit. Daarom moet er nu nog met twee woorden gesproken worden: een alreeds en nog niet. In dat spanningsveld geeft ieder invulling aan de eigen verantwoordelijkheid van het leren van zichzelf en anderen. Invulling kunnen geven aan die verantwoordelijkheid is genade van God. Ieder mens is van Hem afhankelijk. Het beroep is onderdeel van Gods wereld, zowel in haar schoonheid als in haar gebrokenheid (Kunz et al, 2017).

Het ‘nog niet’ is merkbaar in het proces van leren, in de persoon zelf, bijvoorbeeld door tekortschieten in inzet en moed, en in de context, bijvoorbeeld door beperkingen van de opleiders. Hiermee moet rekening gehouden worden. In het leerproces is het belangrijk om zowel aan de kwaliteiten aandacht te geven en deze uit te bouwen, als oog te hebben voor datgene waarin iemand niet goed is, de valkuilen, allergieën, het verkeerde. Beide kanten moet serieus genomen worden. Langs de weg van wedergeboorte, geloof en bekering worden mensen herschapen naar Gods beeld, op grond van het offer van Jezus Christus. Door het herscheppende werk van de Heilige Geest worden ontwikkelde gaven dienstbaar in het Koninkrijk van God (Driestar educatief, 2018). De door God gegeven gaven dienen tot eer van de Gever en tot zegen van de naaste. We hebben de verantwoordelijkheid gekregen om de gaven en talenten te gebruiken.

Het mensbeeld in de Bijbel is een mens in relatie. De meest fundamentele relatie is die van de mens tot God. God heeft daarnaast mensen aan elkaar gegeven. Dit is ook van betekenis voor het leren.

Het ontwikkelen van gaven is een persoonlijk gebeuren, maar gebeurt niet in isolement. Leren vindt plaats in de ontmoeting met de Schepper, met de medeschepselen en de rest van de schepping (Kunz et al., 2017). God geeft medemensen als hulp bij de eigen ontwikkeling. Daarnaast is het de Bijbelse opdracht om onze naaste lief te hebben als onszelf. Dit maakt ons medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van anderen en vraagt van ons om daar zo mogelijk aan bij te dragen.

1.4.2 Wat is leren?

De Opleidingsschool gaat uit van een brede betekenis van leren, zowel in inhoud als proces.

Leren komt vanuit de zone van niet-weten / het onbekende (op grond van nieuwsgierigheid of urgentie of op grond van nieuw aangereikte kennis/ervaring) en leidt via allerlei fysieke, mentale en sociale activiteiten tot een duurzame betekenisvolle verandering van weten, willen, voelen en/of doen.

Leren gaat altijd over iets nieuws. Het startpunt bij het leren ligt vaak bij niet-weten of het onbekende, maar kan ook liggen bij het horen of ervaren van iets van waarde zonder dat er eerst het gevoel van onbekwaamheid was (Ruiters, 2017). Autonome motivatie voor het leren komt voort uit nieuwsgierigheid of uit het ervaren van noodzaak, bijvoorbeeld omdat de lerende ervaart dat hij voor kwalitatief handelen (om eigen idealen in de praktijk vorm te kunnen geven) kennis, inzichten of vaardigheden mist.

Het leren is gericht op weten (lage en hoge denkvaardigheden, reproduceren, inzien, toepassen, analyseren, creëren en evalueren), willen, voelen en doen. Leren hangt samen met gedrag, ook al kan het zijn dat de omstandigheden nog niet om dit gedrag vragen of dat er bij het leren sprake is van een andere basis onder hetzelfde handelen. Het leren raakt alle aspecten van het mens-zijn: het religieuze, het cognitieve, het fysieke, het sociale, het morele en het emotionele leven. In diepgaand leren worden de eigen levensbeschouwing, idealen, drijfveren, waarden, overtuigingen en vermogens verbonden met gedrag en met de context. Het leren is duurzaam, verwijzend naar een verandering die niet tijdelijk is, maar deel wordt van de lerende.

Leren heeft een doel. Als binnen de Opleidingsschool Samen in ontwikkeling over leren gesproken wordt, wordt het gewenst leren bedoeld. Mensen zijn echter ook in staat om verkeerde dingen te leren of (ongewild) misconcepties op te doen. Leren is niet waardevrij. Het leren heeft een bepaald doel, bijvoorbeeld het bereiken van (onderwijs)idealen. Leren is niet alleen gericht op datgene dat morgen toepasbaar moet zijn, het is ook gericht op het in gang zetten van de langetermijnprocessen.

Uiteindelijk gaat het leren om wijsheid verwerven. Het verwerven van wijsheid veronderstelt aandacht voor het handelen en een voortdurende wisselwerking met opgedane ervaringen (Muynck

& Kalkman, 2005).

1.4.3 Benaderingen en theorieën

Zoals in de vorige paragraaf naar voren is gekomen, kent leren een zeer grote diversiteit. Daarom is het ook logisch dat er een grote verscheidenheid is aan theorieën over leren. Elke bestaande benadering van leren richt zich op een bepaald deel van het leren. Een deel van het leren is gebaseerd op associaties tussen verschillende stimuli of wordt bepaald door de gevolgen van gedrag, twee vormen die het behaviorisme als uitgangspunt neemt (Boekaerts & Simons, 2012). Het bepalen van zo concreet mogelijke doelstellingen in termen van gedrag en het straffen en belonen van het gedrag zijn uitwerkingen van deze benadering, die soms bijdragen aan het leerproces. Maar het behaviorisme doet geen recht aan de diepte van het mens-zijn en reduceert de mens tot een stimulus-responsmechanisme.

Het cognitivisme benadrukt meer de leer- en informatieverwerkingsprocessen (Boekaerts et al., 2012). Dit levert waardevolle benaderingen op om het leerproces systematisch te beïnvloeden. Het risico is dat het leren gereduceerd wordt tot een puur verstandelijk leren en daarmee delen van de mens en zijn leerproces verwaarloost. Het Bijbelse mensbeeld is veel meer een personalistisch mensbeeld, waarin de nadruk ligt op het unieke karakter van de mens. De mens is een scheppend en een zingevend wezen en in staat tot doelgericht handelen. Mensen zijn wezens met een lichaam, hoofd, hart en ziel.

Het constructivisme benadrukt nog sterker dan de aanhangers van de cognitieve benadering dat het leren een actief, constructief proces is, waarin contextspecifieke kennis en vaardigheden opgedaan worden. Kennisconstructie vindt daarom altijd eerst in een bepaalde betekenisvolle context plaats.

Na ervaringen in verschillende contexten te hebben opgedaan, kan de lerende via reflectie verschillen en overeenkomsten bepalen die kunnen leiden tot het formuleren van algemene principes (Boekaerts et al., 2012). Ook deze benadering levert relevante aanknopingspunten voor het leerproces op. De nadruk lijkt echter te liggen op het individuele en het autonome van de mens (Muynck & Kalkman, 2005). Daarmee is er minder aandacht voor de mens als sociaal en afhankelijk wezen. Ook is het risico dat er minder aandacht is voor wat anderen al ontdekt hebben, waarvan gebruikgemaakt kan worden.

Het sociaal constructivisme erkent dat onze ervaring van de wereld (deels) geconstrueerd wordt door sociale processen die afhangen van de maatschappij waarin we leven. Sociaal constructivisme als leertheorie benadrukt aanvullend dat de kennis ontstaat en gedeeld wordt met anderen. Ook deze benaderingen leiden tot waardevolle kennis over het leerproces, bijvoorbeeld over leren als actief proces, over het zich op unieke wijze verhouden tot de leerinhouden en de invloed van de sociale omgeving (Muynck et al., 2005). In radicale varianten van het (sociaal) constructivisme wordt het bestaan van een objectieve waarheid geheel ontkend en zijn er enkel subjectieve waarheden.

Daarmee heeft deze benadering een aantal risico’s: een vrijblijvende kennisopvatting, waarin kennis in de basis moreel neutraal is, waardoor de realiteit van de alwetende Ander en de meerwetende ander als leraar wordt ontkend. De meeste (sociaal)constructivistische leertheorieën gaan niet zover dat ze een objectieve waarheid uitsluiten. Het neemt niet weg dat ook deze theorieën bepaalde aspecten van het leren, bijvoorbeeld het subjectieve, meer centraal stellen dan andere aspecten.

Theorieën zijn te zien als referentiekaders. Elke theorie belicht een deel van de werkelijkheid en is daarmee per definitie beperkt. Er is geen enkele leertheorie die recht doet aan de rijkdom (van het leren) van de mens. Elke theorie benadrukt een bepaalde manier van leren en is hierdoor een soort zoeklicht voor bepaalde aspecten, maar ziet andere aspecten weer minder helder. Het leren is veel complexer. Om recht te doen aan de breedte van leren maakt de Opleidingsschool gebruik van een grote diversiteit aan kennis en inzichten over leren, waarbij het Bijbelse mensbeeld de basis is voor de keuze en toepassingen van de theorieën.

1.4.4 Leerlandschap liefde voor leren Leerlandschap

De Opleidingsschool Samen in ontwikkeling kiest ervoor om, met het christelijk mensbeeld als een duidelijk referentiekader, gebruik te maken van verschillende aanpakken uit verschillende theorieën.

Voor het in beeld brengen en het verder vormgeven van het leren hanteert de Opleidingsschool de aanpak van het leerlandschap en de grondtonen van het leren (Ruijters, 2017). Hierin is sprake van onderbouwd eclecticisme, het combineren van elementen van verschillende benaderingen, dat recht doet aan de veelkleurigheid van het leren. De Opleidingsschool ziet dit als veelbelovend en treedt dit positief kritisch tegemoet.

In het landschap van het leren zijn vele manieren van leren samengebracht (Ruijters, 2017). Het leerlandschap biedt een taal om met elkaar over de complexiteit van leren te spreken. Er wordt gesproken over de eilanden praktiseren, onderzoeken en creëren. De eilanden zijn vooral op enkelslagleren gericht: anders doen, verbeteren. Daarnaast zijn er bruggen en polders die de eilanden verbinden. Bij bruggen gaat het over expliciteren van ervaringen en kennis, zodat het geleerde gedeeld kan worden of verbonden kan worden met andere eilanden. Deze bruggen (uitwerken - tussen praktiseren en onderzoeken; uitbreiden – tussen onderzoeken en creëren;

uitdragen – tussen creëren en praktiseren) zijn belangrijk voor dubbelslagleren: leren om onze leidende principes te veranderen. In de polders wordt er collectief geleerd. Het werk wordt daarbij vertraagd, maar staat niet stil. De polders staan voor cocreërende vormen van leren.

De zeven grondtonen van het leren ordenen de diversiteit in het leren, en liggen ten grondslag aan het concept van het leerlandschap. Deze grondtonen zijn ervaringsleren, impliciet leren, informatief leren, onderzoekend leren, transformatief leren, collectief leren en generatief leren. Een goed zicht op de juiste grondtoon is nodig om keuzes te maken met betrekking tot de vormgeving van het leren.

Praktiseren

Bij het eiland ‘praktiseren’ gaat het over het leerpotentieel van het werk in praktijk. In de Opleidingsschool wordt ernaar gestreefd dat de mate van variatie, verantwoordelijkheid, samenwerken, contact met anderen, feedback, reflectie, innovatie, experimenteren en visie ontwikkelen past bij het niveau en de mogelijkheden van de (aanstaande) professional. Op die manier blijft de professional in het werk leren. Praktiseren sluit goed aan bij het leren op de werkplek.

Impliciet leren is het leren in en om de praktijk, het aangaan van onverwachte situaties, van veranderingen die zich gewenst en ongewenst aandienen. Door hieraan taal te geven wordt er een brug gelegd tussen praktiseren en onderzoeken. Op die brug gaat het dan om ervaringsleren.

Ervaringsleren gaat over het leren over jezelf in relatie tot ervaringen, contexten, anderen, in het hier en nu. Het leidt tot verdiept inzicht in jezelf (praktische wijsheid). Dit is in de Opleidingsschool bijvoorbeeld aan de orde wanneer werkplekbegeleiders aan aanstaande leraren, nadat ze gehandeld hebben, vragen: ‘Waarom liep het nu zoals het liep? Wat vertelt dat jou over wie je bent en hoe je werkt?’ Maar evengoed gebeurt dit als schoolopleiders deze vragen aan werkplekbegeleiders stellen met betrekking tot het begeleiden van de aanstaande leraren. En ook wanneer mensen in de Opleidingsschool zelf reflecteren of wanneer de begeleiders van de leergemeenschap van de lijn professionele identiteit op die manier samen terugkijken op de meest recente bijeenkomst. Op die manier kan er inzichten opgedaan worden over de wisselwerking van het eigen gedrag met de context en kan de praktijk verbeterd worden. Impliciet leren en ervaringsleren zijn beide belangrijke vormen van leren in het werkplekleren bij alle professionals in de Opleidingsschool.

Onderzoeken

Het eiland ‘onderzoeken’ betreft in het leerlandschap alle activiteiten die erop gericht zijn nieuwe kennis, inzichten of vaardigheden op te doen om te verbreden, verdiepen, vergroten, vernieuwen en verbeteren. Het gaat dan onder andere over de grondtoon informatief leren (trainingen, opleidingen, lezingen, literatuur, meester-gezelverhoudingen). Veel onderwijsactiviteiten op het opleidingsinstituut vallen hieronder, maar ook delen van de mentorpluscursus en de schoolopleiderscursus. Daarnaast valt een deel van de begeleiding door de werkplekbegeleider hieronder. De aanstaande leraar is (in een gezelrol) betrokken bij de praktijkuitvoering en leert zo nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden. Naast de grondtoon informatief leren, gaat het bij het eiland ‘onderzoeken’ om onderzoekend leren (als de antwoorden op de vragen nog verborgen zijn).

In de opleiding wordt voortdurend gekeken hoe de beroepstaken op een onderzoekende manier uitgevoerd worden. Ook bij het aanbod rondom de professionele identiteit speelt onderzoekend leren een belangrijke rol, zowel bij het onderzoek door de aanstaande leraar naar zichzelf als bij het onderzoek vanuit allerlei perspectieven naar vraagstukken die relevant zijn voor het beroep.

Onderzoeken bestaat ook uit kennisnemen van onderzoeksresultaten en theorieën uit de wetenschap. Dit wordt gedaan door de aanstaande leraren in de opleiding, maar ook door andere betrokkenen in de Opleidingsschool, bijvoorbeeld door de stuurgroepleden en leden van de professionele leergemeenschap, door zich te verdiepen in theorieën rondom kwaliteitsontwikkeling, leren, toetsing, onderzoekend handelen. Tot slot bevat het eiland ‘onderzoeken’ ook het verrichten van onderzoek op zich. Voorbeelden hiervan zijn het afstudeeronderzoek, de pilot academische opleidingsschool (zie deel 3), maar ook de kwaliteitsonderzoeken die uitgevoerd worden om de kwaliteit te monitoren (zie deel 4).

Creëren

Het eiland ‘creëren’ gaat over leren door middel van het maken, ontwikkelen en ontwerpen van nieuwe producten of tools. Door creërend bezig te zijn, worden ook nieuwe kennis, inzichten en vaardigheden opgedaan. In de opleiding gebeurt dat door aanstaande leraren bijvoorbeeld door het ontwerpen van onderwijs (beroepstaak vijf). Andere illustraties binnen de Opleidingsschool zijn

bijvoorbeeld het ontwikkelen van scholingsbijeenkomsten, het samenstellen van een toets, het maken van een onderzoeksopzet voor focusgesprekken voor kwaliteitsonderzoek. In de Opleidingsschool is de laatste tijd veel ontwikkeld in het kader van de tweedegeneratieopleiding.

Hierbij gaat het om vernieuwingen tot stand te brengen en te implementeren. Dat vraagt om het verdiepen van inzicht in de huidige patronen, het vormgeven van nieuwe inzichten, procedures, werkwijzen en het verspreiden ervan. Dat laatste kan bijvoorbeeld door het ‘nieuwe’ te vervatten in tools en technieken die de implementatie ervan vergemakkelijken (Ruijters, 2017). Het leren binnen dit creëren wordt generatief leren genoemd.

De gehele vernieuwing van de opleiding vraagt om collectief leren: de dynamiek en complexiteit maakt dat de lerarenopleiders elkaar en anderen nodig hebben om samen te zoeken naar nieuwe manieren van werken en nieuwe oplossingen. Het gaat naast collectieve processen ook om collectieve resultaten. Betrokkenen zelf gaan aan de slag. Nieuwe producten worden in cocreatie al doende ontwikkeld. Een goed voorbeeld hiervan zijn de ontwikkeldagen, waarin lerarenopleiders (instituutsopleiders en schoolopleiders) steeds samen werken aan toetsing, aanbod en begeleiding voor aanstaande leraren.

De ‘zee’

Soms is er niet zozeer nieuwe kennis nodig, maar wordt verwacht dat er nieuwe perspectieven worden ingenomen. De beweging van aanbodgericht denken naar denken vanuit de bedoeling (een van de cultuurveranderingen van de Opleidingsschool) is zo’n voorbeeld, maar ook de verschuiving van uitvoerders naar regisseurs (eigenaarschap van alle betrokkenen) en van een opleidingsinstituut dat bepalend is naar ‘samen’ op grond van ieders expertise. Hierbij gaat het over transformatief leren: het anders leren kijken. Dit leren gaat niet alleen om de toevoeging van kennis, inzicht of vaardigheden, maar het vormt. In de zee wordt er geleerd in grote uitdagingen, waarbij het onderscheid tussen praktiseren, onderzoeken en creëren wegvalt (Ruijters, 2017). Een deel van het leren en werken in de professionele leergemeenschap lijkt aan deze kenmerken te voldoen. Voor aanstaande leraren hebben delen van de lijn professionele identiteit elementen hiervan.

Leerlandschap in de Opleidingsschool

Het leren in de Opleidingsschool Samen in ontwikkeling is aan de hand van het leerlandschap in kaart gebracht. Hiervoor heeft de stuurgroep een landschap voor de gehele Opleidingsschool gemaakt.

Daarnaast hebben verschillende groepen elk een landschap gemaakt voor de eigen situatie: een groep aanstaande leraren, een groep startende en ervaren leraren, een aantal directeuren voor (en soms met) hun team. Deze zijn naast elkaar gelegd en besproken. Wat direct opvalt in de verschillende perspectieven, is dat ze zeer veel overeenkomsten laten zien in de leerlandschappen.

Verder komt naar voren dat er veel wordt geleerd in de Opleidingsschool. Het leerlandschap helpt bij de bewustwording van wat leren is. De Opleidingsschool gebruikt het huidige leerlandschap om te analyseren of de idealen en doelen die ze zich heeft gesteld, bereikt kunnen worden met het huidige leerlandschap. Op grond van het leerlandschap worden vervolgens gerichte keuzes gemaakt voor (aanvullende) interventies die betrekking hebben op samen praktiseren, samen onderzoeken, samen creëren en de verbindingen daartussen. Voor het ontwerpen van leersituaties wordt gebruikgemaakt van de grondtonen. Deze grondtonen helpen bij het bepalen welke functie het leren moet hebben om het leervraagstuk te beantwoorden.

Kijkend naar de grootte van de eilanden in het leerlandschap van de Opleidingsschool, valt op dat het eiland ‘creëren’ heel veel kleiner is dan de andere eilanden. Dat is legitiem. Creëren vraagt een zekere senioriteit c.q. een hoog teamniveau. Aanstaande leraren bewegen zich in het leren met name op de as praktiseren – onderzoeken. Uit de ervaringen binnen de Opleidingsschool komt naar voren dat creëren vraagt om doelgerichtheid en een komen tot tastbare producten, anders verliezen mensen de moed en ervaren ze het als zinloos. De polder ‘praktiserend creëren’ is wel aanwezig door de ontwikkeling van de nieuwe opleiding. Leren door creëren lijkt kansen op doorontwikkeling te bieden, bijvoorbeeld door een atelier vorm te geven waarin een instituutsopleider, een groep aanstaande leraren en een of meer werkplekbegeleiders gezamenlijk een les of lessenserie

voorbereiden, uitvoeren en nabespreken (polder ‘praktiserend creëren’). Op die manier heeft leren

voorbereiden, uitvoeren en nabespreken (polder ‘praktiserend creëren’). Op die manier heeft leren