• No results found

Vijf hoofdthema’s

In document Spoaje oan de koaje (pagina 53-56)

Hoewel de opdracht aan de NHM aanvankelijk geformul eerd was als een plan voor de verbetering van de afwatering, werd uiteindelijk ook de watervoorziening een belangrijk aspect van het plan. Dit laatste thema was nieuw. Van oudsher dien de het water alleen gekeerd en afgevoerd te worden, water was er schi jnbaar altijd te veel en nooit te weinig. Dat dit laatste niet waar is, blijkt wel uit de beschri jvingen van de toest and van het land uit het vorige hoofdstuk. De grond in de kommen was opengesch eurd door de droogte, gewassen verlepten op de stroomruggen, erfafsch eidingen droog den op waardoor het vee ron dzwierf en er was te weinig drinkwater voor het vee.191 Hoewel de problemen niet onbekend waren, zorgden – om welke reden dan ook – de dorpspolders noch het polderdistrict voor een goede watervoorzi ening in tijden van droogte. De kan s om in één keer alles goed te doen werd nu op initiatief van de NHM aangegrepen om ook dit belangrijke probl eem eindelijk aan te pakken.

Het plan van de NHM omvat vi jf belangrijke ingrepen om de afwat ering en watervoorziening te verbeteren. Deze vijf thema’s zullen in de volgen de alinea’s beschreven worden.

187

GA, tg. 3204, inv. 3693: eerste versie, gedateerd 30 juni 1947. RAR, tg. 1089, inv. 2463: gewijzigde versie, gedateerd 22 maart 1952.

188

RAR, tg. 1091, inv. 57: Toelichting zoals als bijlag e gevoegd bij de brief (dd. 26 maart 1952) waarin Gedeput eerde Staten het pl an ken baar maken aan de best uren van de dorp spolders. GA, tg. 3204, inv. 9838: Deze toelichting is als “Memorie van toelichting” – met toevoegingen om het geh eel een (historisch) juri disch kader te geven – bi j het ontwerpbesluit van de Staten van Gelderland g evoegd.

189

Zie paragraaf 3.2, subparagraaf De weg naar verbetering. 190

GA, tg. 3204, inv. 3693 en RAR, tg. 1089, inv. 2463, paragraaf 1. 191

RAR, tg. 1089, inv. 2462: Subsidieaanvraag aan de Rijksdienst voor de Uitvoering van Werken (D.U.W.) p. 8.

44

De Linge. Overduidelijk is dat de afvoercapaciteit van de Linge ontoereiken d was. In tijden van een neerslagoverschot kon h et water niet afgevoerd worden en ontstond op vele plaatsen wateroverlast. Het vergrot en van de afvoercapaciteit werd bereikt door het profiel van de Linge te verbeteren. Hiertoe moest allereerst de Weteringsew al, die de Ri jn- en Waalwetering van elkaar schei dde, verwijderd worden. Het schei den van de afwat ering van de noordelijke en zuidelijke Over-Betuwe berustte enkel op historische grondslag en had geen toegevoegde waarde voor de afvoer van het gebied al s geheel. Twee watergangen naast elkaar zorgt voor dubbel e on derhoudskosten , temeer daar overal ook twee bruggen on derhouden moeten worden. “De Weteringsewal is zeer afwissel end van breedte en aard, soms verhar de weg , soms groene weg, soms cultuurl and, soms onland.”192 Waar de Weteringsew al voorzien was van een weg, vormde deze de ontsluiting van de erven die aan de Linge gelegen waren. Deze sloten vanzelfsprekend via een brug aan op de Weteringsew al. Besloten wer d de Weteringsewal naar één zi jde van de Linge te verplaatsen, naar de zijde waaraan de meeste erven lagen . Deze konden zo zon der bruggen ontsloten worden. Langs de hele Linge, van Bemmel tot aan Zetten, zou een weg langs de Linge komen te liggen. Deze weg ontsloot niet alleen de aangrenzen de erven maar vormde tevens een nieuw e en goede oost-west-verbinding binnen de Over-Betuw e.

192

GA, tg. 3204, inv. 3700, p. 7.

Afb. 22 “’Twee reuzen groeven de Linge in overoude tijd’. In onze gloednieuwe tijd zijn het draglines, die de Linge graven door het malse Betuwse land. Een opname naar het Oosten langs de verruimde Linge tussen de oude rijksweg Arnhem-Nijmegen [anno 2016 de Rijksweg-Noord geheten] en de Drielseweg [nu de Grote Molenstraat] onder Elst, een van de weinige trajecten, waarop niet de Rijnwetering, maar de Waalwetering wordt verbreed. De nieuwe weg Bemmel-Zetten komt hier ten Noorden van de nieuwe Linge te liggen.” Duidelijk te zien is hoe de wal die ooit tussen de twee weteringen lag naar één kant is geschoven. De nog losse grond waarop de draglines staan wordt later de locatie van de nieuwe weg, ter plaatse Eerste Weteringsewal geheten. Achter de dragline in het midden van de foto ligt de proefboerderij De Santakker, waar onder andere de Elstar appel ontwikkeld is.

(Bron foto en onderschrift: onbekende krant* van zaterdag 14 juni 1952 (RAR, tg. 1091, inv. 2079)) *Op het betreffend krantenartikel in dit inventarisnummer staat de naam van de krant niet vermeld.

De zegen. Wat voor de Linge geldt, geldt ook voor de zegen in het gebied. Kilometers parallel lopende zegen vrag en om (onnodig) veel onderhoud. Net als bij de Linge werd de wal die de zeg en scheidt – capreton genaamd193 – naar één zijde geschoven. Er blijft zo één brede zeeg over di e waar nodig verruimd kan worden door de grond van de wal te verwijderen. Het hele stelsel van zegen moet worden vereenvoudigd. De doelstelling is dat “elk gebied met een beteken ende oppervlakte de mogelijkheid van afwatering op een schouwbare leiding moet verkri jgen”.194 Een schouwbare leiding wil hier zeggen dat het polderdistrict controle heeft over het onderhoud van de wat ergang. Er moeten dus een aantal ‘schouwbare’ grote zegen komen waarop alle grote gebi eden kunnen afwateren. Het eeuwenoude systeem dat elk poldert je zi jn eigen zeeg naar de Linge heeft is onnodige ingewikkeld.

Een gemaal. Met het verruimen van de Linge en de zegen had de afwateringscapaciteit nog steeds niet de gewenste omvang gekregen. Het probleem was dat de Linge nog steeds op een natuurlijke manier via de Neder-Betuw e afstroomde naar het westen om daar uiteindelijk bij Gorinchem in de Waal uit te monden. Bij hoge rivierstanden kon de Linge zijn water in het geheel niet kwijt en stond de Betuw e dus blank. De oplossing was het plaatsen van een gemaal aan de ran d van het polderdistrict bij Lakemon d. Ten noorden van Hemmen werden bestaande sloten verbreed zodat overtollig water eenvoudig door het nieuwe Mr. G.J.H. Kuyk-gemaal op de Nederrijn geloosd kon worden.

Watertoevoer. De afvoer van water werd op voorgenoemde wijze grondig verbeterd. In droge tijden w as er echter een sterke behoefte aan toevoer van water. De Linge kreeg zo een tweeledig doel: de afvoer van water in tijden van wateroverschot en de aanvoer van water in tijden van wat ertekort. Vanouds wordt de Linge enkel gevoed door reg enwater en door kwel vanuit de stuwwallen. In tijden van droogte schiet met name de reg en tekort. De oplossing is water vanuit de rivier in te laten. De Rijn voert nagenoeg altijd water en is dus een betrouw bare bron voor de ‘dorstige’ Betuwe. Hi ertoe werd bij Doornenburg een inlaatsl uis in de di jk aan het Pannerdensch Kanaal g emaakt.195

193

Harten, 1988, p. 23 & Renes, 1998, p. 54. 194

RAR, tg. 1089, inv. 2463, p. 4. 195

De dijk hier ter plaatse is circa 200 meter landinwaarts gel egd om een bocht in het Pannerdensch Kanaal minder sch erp te maken : GA, tg. 3204, inv.9840.

Afb. 23 “Van wetering tot rivier. De inlaatsluis bij Doornenburg, waar de verruimde Linge zijn loop tussen de Over -Betuwse bongerden begint. Foto genomen vanaf de nieuwe bandijk bij het Pannerdens Kanaal, waarin de inlaatsluis is gebouwd.”

De inlaatsluis z iet er heden ten dage nagenoeg hetzelfde uit, hoewel de omgeving wel duidelijke veranderingen heeft ondergaan (rechts). De sluisdeur staat volledig omhoog, vandaar dat de arm waar deze aan zit boven de constructie uit steekt.

(Bron foto links en onderschrift: onbekende krant van zaterdag 14 juni 1952 (RAR, tg. 1091, inv. 2079), foto rechts: auteur)

46

Stuwen. Zonder maatreg elen zou al het kostbare water dat bij Doornen burg wordt ingelaten via de verbeterde Linge direct afstromen naar het westen. Om dit te voorkomen werden in de Linge stuwen aangelegd, die het water beletten direct af te stromen. Ook aan de zegen moesten aan passingen gedaan worden. Het stelsel van Linge en zegen had altijd een veerachtige vorm (zie bijvoorbeeld afbeel ding 10): de zeg en begonnen in een polder en liepen onder een hoek naar de Linge waarin ze op een zo laag mogelijk punt uitwaterden. Nu de zegen ook water het gebied in moesten voeren, moesten er stroomopw aarts verbindingen gemaakt worden tussen de zegen en de Linge. Hiertoe w erden bestaan de zegen of pi jpen gebruikt om water van de Linge af te voeren . Vaak was de afstan d tussen de einden van zegen niet heel groot. Door de ene zeeg een stukje door te trekken werd hij aangesloten op de zeeg die water aanvoerde vanaf de Linge. Zo ontstond een soort cycl us van wat er: h et werd stroomopwaarts ingelaten en bereikte via de zegen het gehele gebied, waarn a het via de zegen ook weer zou uitstromen op de Linge. Dit laatste moest vanzelfsprekend ook gecontroleerd worden; zonder ingrijpen stroomde h et net zo hard het gebied w eer uit. Naast de Linge werden ook de zeg en van stuwen voorzi en. Op deze manier kon het waterpeil in de g ehele Over-Betuw e gecontroleerd worden.

In document Spoaje oan de koaje (pagina 53-56)