• No results found

Wat vier je in het avondmaal?

In document Lezingen bij de Gewone Catechismus (pagina 123-130)

‘U die mij geschapen hebt’

99. Wat vier je in het avondmaal?

In het avondmaal gedenken wij de dood van Christus, danken wij God voor zijn onuitsprekelijke genade, beoefenen wij de gemeenschap met Christus die met

zondaren samen wil zijn, en verwachten wij met Israël de tijd dat God het feestmaal klaarmaakt voor alle volken.1

1 Jes. 25:6.

100. Hoe vaak vier je avondmaal?

Zo vaak als wij het nodig hebben om de verwachting van Jezus' komst te voeden. Zo vaak als ik aan zijn tafel het levensgeluk proef, groeit mijn verlangen om bij Hem te zijn, onze Redder en Heer. Als Hij komt, is ons geluk volkomen.

Dr. M. (Maarten) Verduin

Emeritus-predikant en auteur van diverse boeken, waaronder

‘Canticum Canticorum’, ‘De lofzang uit Dordt’, ‘Daarom ben ik gedoopt’, ‘Man van smarten’,

‘Avondmaal vieren in de enige troost’ en ‘Zwart doch liefelijk’.

Al is het niet de bedoeling de vragen op de voet te volgen en in detail aan de orde te stellen, wil ik wel eerst met u stilstaan bij vraag 94: ‘Welk teken van eenheid geeft God ons om zijn Koninkrijk te verwachten?’

Antwoord: ‘God heeft ons het avondmaal gegeven…’

In de voorgaande lezing hoorden wij dr. Wim Dekker over de ene Kerk, het lichaam van de Here. De gescheurdheid en gescheidenheid van dat lichaam kwamen toen aan de orde, met de ontboezeming: dit mag, dit kan niet bestaan! Dit moeten we niet op zijn beloop laten. Dekker opperde als uiterste consequentie van ons reageren op de verdeeldheid: ‘Terug naar Rome’.

Het klassieke formulier voor het avondmaal luidt: ‘… wij zullen allen samen één lichaam zijn en dat niet alleen met woorden, maar ook metterdaad jegens elkaar bewijzen’.

Lijden aan de Kerk?

‘Is het erg dat er verschillende kerken bestaan?’ vragen de opstellers van de GC).

Antwoord: ‘Ja en nee’. ‘Ja, want Christus is niet verdeeld’; ‘Nee, want de verschillen tussen kerken laten de veelkleurige genade van God zien’. Toelichting: ‘… het lukt mensen niet om de eenheid in Christus vast te houden’. Bijna aan het einde van de GC gekomen, schrik ik. Gewoon kan blijkbaar ook betekenen dat we ons bij de verdeeldheid neerleggen. Gesteld dat er nog vragen uit het hoofd worden geleerd, dan groeien er generaties op die niet leren er onder te lijden dat de Kerk – het lichaam van Christus dus – in stukken is gebroken. Ik begrijp niet dat dit soort uitlatingen de eindredactie is gepasseerd. Betreft dit een ‘compromistekst’ met een antropologische insteek? Van dit laatste lijkt mijns inziens reeds sprake te zijn bij de

start van het leerboek: de eerste vraag en het antwoord. Op geen stukken na zo diepgravend als de inzet van de Catechismus van Heidelberg.

Als ik zo zeg, voel ik mij een spelbreker. Maar dit gevoel is er niet sinds vandaag of gisteren. Toen ik bestuurslid was van het Contactorgaan Gereformeerde Gezindte [COGG] werd er jaar in, jaar uit gediscussieerd over ‘Streven naar kerkelijke eenheid’. ‘Indrukwekkende’ lezingen werden gehouden, ‘mooie’ artikelen geschreven. Zeer ernstig-klinkende titels moesten ‘het lijden aan de Kerk’

onderstrepen. Zodra het echter over concrete stappen ging, werd het lastig en de sfeer was soms grimmig. Tijdens een vergadering van het COGG werd geciteerd uit een brief van dr. H.F Kohlbrugge aan ds. Brummelkamp – die zich had afgescheiden van de Ned. Hervormde Kerk –, een schrijven als reactie op de uitnodiging van Brummelkamp een vacature te komen vervullen binnen de beweging van de Afscheiding. Kohlbrugge typeerde kerkelijk afscheiden als ‘de weg van het vlees’:

‘Wie denkt vanuit de rechtvaardiging van de goddeloze, kan nooit tot afscheiding komen’. Wat het COGG betreft: een aantal bestuursleden verliet boos de

vergadering.

Vandaag, 40 jaar later, lijkt het klimaat gunstiger te zijn. Maar wat is ‘gunstiger’, wanneer ‘het teken van eenheid’ – het avondmaal – in allerlei kerken en kerkjes (apart) wordt gevierd? Een soort eenheid in praktische zin komt slechts af en toe voor, op en rond de Hervormingsdag, of als er handtekeningen nodig zijn rond ethische kwesties. Ik weet ook wel van goedbedoelde initiatieven tot toenadering, maar – katholiek bezien – wat is dat meer dan een beetje peuteren in de marge?

Hoe zwaar weegt ‘het teken van eenheid’? In veel gemeenten zijn wij gewend een keer of vier – vijf per jaar het sacrament te ontvangen. Minstens 45 zondagen dus niet! Dan ben je als het ware gewend geraakt aan een liturgie waarin sporadisch het een plaats heeft. Dan valt het mogelijk niet al te zwaar wanneer de overheid ons nu in de coronacrisis (voorjaar 2020) bovendien die ene zondag per kwartaal het sacrament afpakt. We zijn immers gewend geraakt aan het ritme dat de Kerk zelve de Gemeente des Heren bijna het hele jaar door het avondmaal ontneemt!

De beker der dankzegging

Wij zijn vertrouwd met de uitdrukking ‘heilig avondmaal’. De Romeins-katholieken spreken van ‘de eucharistie’, ontleend aan 1 Korinthiërs 10: ‘De beker der

dankzegging’ (eucharistia). Het Nieuwe Testament leert ons dat de dankzegging geschiedt tijdens het avondmaal. De Vroegchristelijke Kerk – let wel: dat is de vervolgde Kerk! – kent de viering van het Sacrament als een dienst van

dankzegging, lofprijzing, aanbidding. En wel zo dat men gelooft dat we hier op aarde verbonden zijn met de liturgie in de hemel. Het laatste Bijbelboek, de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes, functioneert bij de eerste christenen in de eredienst als een liturgisch boek (H. Jonker). De climax van de samenkomst wordt beleefd wanneer ‘geschiedt’(!) wat Johannes op Patmos zag: ‘Er was een deur geopend in de hemel …’ (Openb. 4) en ik raakte in geestvervoering. Ineens was ik omgeven door engelen die dag en nacht roepen: ‘Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige. Ik was bij de verlosten. En vooral: ‘Ik zag een Lam, staande als

geslacht’. En toen gingen de zaligen zingen: ‘Gij, Lam Gods, zijt geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed (…) Aan Hem die op de troon zit en het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht …’ Op die hoogte gaat het door, het hele bijbelboek Openbaring, met daarin zo’n zeventig (70) zinspelingen op en

citaten uit het oudtestamentische boek Daniël, met de profetie van de Mensenzoon die ‘komt met de wolken van de hemel’ (Dan. 7). Eucharistie en wederkomst!

De hemel op aarde

Wanneer we goed luisteren en ‘schouwen’, bemerken wij dat het in de liturgie van het avondmaal oorspronkelijk niet zonder meer gaat om het gedenken van de lijdende Christus, maar om Hem die door Johannes op Patmos wordt gezien als het Lam Gods in heerlijkheid! De Overwinnaar – Pantokrator – met de littekens van het Kruis! Het Lam geslacht en zo de Almachtige. Hij regeert! ‘Laten wij onze harten opwaarts in de hemel verheffen …’ ‘Sursum corda’.

Het mysterie in het sacramentele gebeuren is dat wij niet omhoog behoeven te klauteren, maar dat de hemel neerdaalt naar de aarde. Ik sprak van de ‘vervolgde Kerk’. Johannes ziet in zijn visioenen de Kerk, in het strijdperk van dit leven, als een Vrouw, permanent onder de dreiging van demonische machten, een vrouw in de woestijn (Openb. 12), waar zij van Hogerhand wordt gevoed met ‘het brood der engelen’ (Psalm 78:24 -25), ‘Manna’ uit de hemel.

Een levende hostie

Het avondmaal is niet bedoeld als een momentopname tijdens een kerkdienst. De liturgie kent een vervolg in wat de Catechismus van Heidelberg als volgt verwoordt:

‘… dat ik Christus’ belijd en mijzelf als een levend dankoffer aan Hem offer en met een vrij en goed geweten tegen de zonde en de duivel strijd…’ (zondag 12). Om met Calvijn te spreken: ik word een levende hostie! Praktisch gezien, wat de Bijbel zegt:

‘Wandelen met God’, ‘wandelen in alle goede werken’, ‘wandelen in het licht’,

‘wandelen in Gods Geboden’. De gemeenschap met de Here krijgt dus handen en voeten in de gemeenschap met broeders en zusters, in de omgang met de naaste.

Hier valt te denken aan het ethisch spreken en handelen van de Kerk, aan de plaats van de diaconia en zoveel meer. Maar ook dit: wanneer de hemel de aarde raakt, is er ook gemeenschap met degenen die ons zijn voorgegaan in de heerlijkheid. Het gaat om de ene Kerk, ‘voor Gods troon en hier beneden’ (Psalm 150).

Het brood dat wij breken…

‘Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van

Christus?’(1 Kor. 10). De apostel Paulus schrijft dat de Here Jezus een brood nam, en – nadat Hij gedankt had – dat brood brak en zei: ‘Neem, eet, dit is Mijn lichaam dat voor u gebroken wordt’ (1 Kor. 11). Let wel: ‘Het brood dat wij BREKEN …’ en ‘…

dit is Mijn lichaam dat voor u GEBROKEN wordt’. Wij zouden verwachten dat de Here Jezus – na gesproken te hebben van de beker en zijn bloed, vervolgens zegt:

‘… dit is Mijn vlees …’

Zo niet dus, maar: ‘Dit is Mijn lichaam’, Mijn GEBROKEN lichaam’! Hoe deelt Christus Zijn lichaam, dus Zichzelf uit? GEBROKEN!

In dit verband wijs ik erop dat in het Nieuwe Testament ‘het lichaam van Christus’

nog een andere betekenis heeft als Zijn ‘vlees’. Zijn lichaam is Zijn gekruisigd lichaam, maar ook de Kerk, de Gemeente, de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap der heiligen, de ledematen van het ene lichaam des Heren, het GEBROKEN lichaam. Door de Heilige Geest zijn wij deel van dat lichaam, delen wij in de GEBROKENHEID, op de wijze van het geslachte Lam in heerlijkheid, van de Koning der koningen die de littekens draagt van de KRUISdood. Zo ziet Johannes Hem tot zegen voor de wereld, zo zal de Kerk, de Ecclesia, zullen wij zijn tot zegen

Tot zegen, niet als krachtpatsers, niet stoer, maar – zoals Paulus het verwoordt:

‘Christus leeft in mij’, de Opgestane die gekruisigd was, Hij die ons door Zijn Geest leert wat de consequenties zijn van het deel uitmaken van Zijn lichaam.

De eenheid van de Sacramenten

Van de Vroege Kerk leren wij dat de Geest ons toe-eigent de beloften die ons in de doop zijn geschonken (verg. klassieke formulier voor de bediening van de doop).

Deze toe-eigening staat niet los van het avondmaal. Het avondmaal vormt een eenheid met de doop, waarin ons is toegezegd dat wij ‘met Christus zullen sterven en opstaan in een nieuw leven, dat wij deel krijgen aan Christus’ dood en opstanding, aan Zijn lijden en verheerlijking. Met andere woorden: door doop en avondmaal worden wij opgenomen in de strijd van het geloof, gaat onze weg door aanvechting heen, is ons bestaan gebroken (zie de voorgaande paragraaf). Wanneer de Heere de doopbeloften in ons leven waarmaakt, zullen wij dagelijks onze doop beleven – aldus Luther - in het gevecht met de machten, de demonen, de afgoderij en dus het avondmaal niet kunnen missen.

Geen compromissen

Wat de strijd tegen de demonen betreft, niet zomaar plaatst Paulus zijn onderricht aangaande het avondmaal onder zijn oproep zich verre te houden van de afgoderij.

Wij leven – zegt de apostel – in de tegenstelling van ‘de tafel des Heren’ en ‘de tafel der demonen’, religieuze machten met de rituelen van het heidendom, ook vandaag.

Het komt eropaan dat we het onderscheid leren herkennen, opdat wij geen

compromissen sluiten – zoals de gemeente van Korinthe dat wel deed door van twee walletjes te eten. Zij ging mee in de mode en de waan van de dag, ingepakt,

ingepalmd door de tijdgeest, die ons wil inprenten dat wijzelf de maat van alle dingen zijn en dat we gerust mogen doen wat er in ons opkomt en niet voor alles moeten luisteren naar de stem van Jezus: ‘Volg Mij!’ Het ene lichaam van Christus zal herkenbaar zijn in de samenleving: in woord en gedrag. Wij zullen niet opvallen omdat we nooit ziek worden en ons geen tegenslag treft, geen zorgen ons

neerdrukken; we nooit (meer) depressief of bedroefd zijn, maar alles ‘onder de knie’

hebben, inclusief onszelf en onze ‘boezemzonden’; dus niet begrijpen wat Paulus over zichzelf schrijft: ‘Ik, ellendig mens’ (Rom.7). In de Franse Bijbel: ‘… homme miserable. Denk nog eens aan het voorgaande: GEBROKEN! Ergens ontwricht, zoals Jakob (Gen. 32), in elkaar gebeukt als Paulus (2 Kor. 12). Maar toch: ‘Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’.

En dan nog een voorbeeld in het kader van de oproep de afgoderij te ontvluchten: de eerdergenoemde Daniël. Hij weigert te eten van ‘de tafel der demonen’ in Babel. Zo jong als hij is, hij past zich niet aan bij de religie en de cultuur van de heidenen. De HEERE zegent hem, maar ondertussen wordt hij blijvend aangevochten! Zijn collega’s zoeken zijn ondergang, vanwege zijn God. ‘Mijn God heeft Zijn engel gezonden!’ Daniëls vrienden beleven hetzelfde te midden van de vlammen. Alweer een engel!

Gods engelenwacht

Dergelijke geschiedenissen zijn van grote betekenis geweest in de geloofsstrijd van de Vroege Kerk en in het verstaan van doop en avondmaal. Terwijl de woorden van Christus klinken, raakt de hemel de aarde. In het ontvangen van het Sacrament worden de ogen der gelovigen gericht op het Lam van God, omstuwd door Zijn

engelen: ‘voor Zijn troon en hier beneden’! Dit houdt tevens in dat Gods kinderen, als

vrucht van het avondmaal, niet slechts aan de Tafel van het verbond, maar

voortgaand in het dagelijkse leven, voor rekening van de Almachtige zijn, onder de hoede van Diens engelenwacht (Psalm 91). In Psalm 34 wordt het ‘proef en zie dat de HEERE goed is’, verbonden met ‘de engel des HEEREN legert zich rondom hen die Hem vrezen …’

Gemalen en geperst

De Gemeente in de verdrukking en onder doodsdreiging - vandaag 350-miljoen christenen! - is aangewezen op ‘de maaltijd der onsterfelijkheid’. De kerkvader Augustinus gebruikt bij Paulus’ woorden over ‘het lichaam des Heren’ en het avondmaal [verg. het klassieke formulier van het avondmaal] de gelijkenis van de

‘vele graankorrels’ die worden gemalen en verwerkt tot een brood; en van de ‘vele druiven’ die worden geperst tot een drank: de Kerk zal een eenheid zijn onder de verdrukking, onder het malen en persen!

Maar ook dit: zo, gebroken, zullen we ‘in Christus’ tot zegen zijn, onderling en naar buiten toe. Onder omstandigheden die om te huilen zijn, uiterst kwetsbaar en

nochtans vrij, bevrijd. Niet in de zin van de heersende cultuur, want die zet je achter slot en grendel in nieuwe vormen van slavernij en dictatuur. Dat is overal te merken:

op het grondvlak – bij het ‘gewone volk’- en in vaak onbegrijpelijke besluitvorming van de Overheid, die blijkbaar ook zelf slaaf is van de tijdgeest. Daar moeten we echter niet zo vreemd van opkijken. ‘Vrijheid’ is gebondenheid aan Gods Woord, een leven binnen de vuurzuilen van de Tien Geboden, restloos ter beschikking van Jezus en dus dienstbaar, hoe dan ook.

Hij komt!

Al met al komt dit voor de gelovigen neer op de praktijk van ‘een sacramenteel leven’, als vreemdelingen onderweg naar Huis, uitziende naar de Heiland die heeft beloofd dat Hij spoedig komt. In de liturgieën van het avondmaal is opgenomen dat wij verlangend uitzien naar die dag waarop alle beloften die in de Sacramenten zijn verzegeld, in vervulling gaan. Wij vieren het avondmaal ‘in de enige troost …’ Hoe vaak zijn we samen voor ‘de maaltijd des Heren’? ‘Hoe vaak vieren we het

avondmaal?’, luidt vraag 100. Ik kan ook vragen: Hoeveel dagen per jaar kijken we uit naar Jezus’ verschijning op de wolken?

Christus die ons zegt: ‘Dit is Mijn lichaam’ en ‘Dit is Mijn bloed’, heeft ons ook geleerd te bidden om dagelijks brood! Deze bede heeft de Kerk vanouds mede betrokken op het avondmaal: Dagelijks brood. Wij hebben het over ‘een gewone dienst’ en over

‘een avondmaalsdienst’. Zodoende zijn gaandeweg veel gemeenten ondervoed geraakt. Van alles wilden we eeuwen achtereen om het onderste uit de kan te halen, overal voorraden op te slaan ‘voor veel jaren’ (Luk. 12), terwijl het ‘verzamelen van schatten in de hemel’ (Mat. 6) op de achtergrond is geraakt en dus het uitzien naar Jezus! Na een ‘spannende avondmaalsweek’, inclusief een formulier dat de puntjes op de i zette, kon je weer drie maanden voort in het sloven en slaven, gericht op het hier en nu. Wanneer de buren zien wat we ons kunnen veroorloven, hoor je ze denken: ‘Waar doet – ie het van?’ Het ‘Onze Vader’ is niet afgeschaft, maar dat

‘dagelijks’ schuurt nogal. Avondmaal dagelijks? We zijn niet Rooms! Zijn we katholiek dan? Blijven we – nu we een GC hebben – daarnaast ook de oude

Belijdenisgeschriften bestuderen? De erfenis uit de katholieke traditie.

Frequentie

Dit laatste lijkt me wel nodig, nu we leren antwoorden op de vraag: ‘Hoe vaak vier je het avondmaal?’ ‘Zo vaak als we het nodig hebben om de verwachting van Jezus’

komst te voeden’. Is dat niet erg ‘zwak’ met een antropologische ondergrond? Bepaal ik zelf of ik het ‘nodig heb’? Zegt mijn gevoel dat dan? Of kan ik het avondmaal niet missen omdat de Here mij zegt dat het noodzakelijk is, hoe ik mij ook voel?

In Bediening van het Heil (dr. J. van Oort) lees ik het volgende: ‘Augustinus gebruikt voor de bediening van het Woord dezelfde terminologie als voor de

avondmaalsviering. Cathedra et mensa (katheder en tafel) zijn twee brandpunten van dezelfde ellips’. Prediking en avondmaal zijn een eenheid! Calvijn – leerling van Augustinus – verzucht: ‘Het ware zeer te wensen dat de viering van het heilig avondmaal van Jezus Christus minstens elke zondag zou plaatsvinden’.

Hooglied

Meer dan eens sprak ik in het voorgaande over ‘de Vroege Kerk’. Graag deel ik met u wat ik op het spoor ben gekomen binnen de context van de avondmaalsviering.

Vanaf de tweede eeuw na Christus heeft het Bijbelboek Hooglied een beslissende plaats gekregen in de liturgie van doop en avondmaal. De relatie tussen de

Bruidegom Christus en Zijn bruid, de Kerk, wordt daarin verwoord. Wat het avondmaal betreft, citeer ik een aantal Hooglied–teksten.

‘Laat Hij mij kussen met de kussen van Zijn mond, want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn’ (1:2).

‘Trek mij mee, wij zullen achter U aan snellen. De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkamers’ (1:4).

‘Hij brengt mij in het wijnhuis en de liefde is Zijn banier over mij (2:4).

‘Sta op, Mijn vriendin, Mijn allermooiste, en kom!’ (2:10).

En het besluit: ‘Kom haastig, mijn Liefste …’ (8:14)

De duiding van het Hooglied, zoals hierboven aangehaald in de viering van het avondmaal, van de Eucharistie, wordt sinds de tweede eeuw, door de Middeleeuwen en de Reformatie heen, tot op heden gepraktiseerd in de Romeins-katholieke Kerk, zowel als in de Oud Gereformeerde Gemeente(n) en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. En hier en daar ook nog wel elders in de rechterflank van de

Gereformeerde gezindte.

Gespreksvragen:

1. Zucht je mee met Calvijn als hij zegt ‘Het ware zeer te wensen dat de viering van het heilig avondmaal van Jezus Christus minstens elke zondag zou plaatsvinden’? Zijn (of worden) wij ondervoed? Licht toe.

2. Hoe ben je een ‘levende hostie’?

2. Hoe ben je een ‘levende hostie’?

In document Lezingen bij de Gewone Catechismus (pagina 123-130)