• No results found

Verwerking van de vangst en veldgegevens

De gevangen vissen zijn gesorteerd in soort- en lengtegroepen, gemeten (cm totaallengte met een nauwkeurigheid van ± 0,5 cm) en geteld. Grote vangsten zijn eerst in functionele soort- en

lengtegroepen gesorteerd, waarna op basis van gewicht een monster is genomen. De bemonsterde vissen zijn vervolgens gesorteerd, gemeten en geteld. Tijdens de sortering en bemonstering van de vangst is er gelet op eventuele bijzondere of zeldzame vissen.

Berekening omvang visbestand

De vangsten van alle vangtuigen zijn ingevoerd in het databeheerprogramma Piscaria. Piscaria is een programma ontwikkeld voor het beheer en de opslag van gegevens van visstandbemonsteringen.

Piscaria bevat standaard lengte-gewicht relaties van alle vissoorten voor het omrekenen van aantallen vissen naar biomassa. Conform de beschrijving in het Handboek Hydrobiologie zijn de

bestandschattingen op de volgende wijze berekend;

1. Per traject is de vangst allereerst gecorrigeerd voor het rendement;

2. Per onderscheiden deel van een water is vervolgens de gecorrigeerde vangst van de afzonderlijke trajecten/trekken per vangtuig gesommeerd;

3. Deze som per vangtuig is gedeeld door de som van bevist oppervlak van het betreffende vangtuig binnen een waterdeel;

4. De resultaten verkregen onder stap 3 zijn daarna op basis van de oppervlakteverhouding tussen de oeverzone en open waterzone gewogen tot een schatting per waterdeel;

5. Het totale bestand per water is vervolgens berekend door het naar oppervlak gewogen gemiddelde te nemen van de schattingen per waterdeel;

6. Bij de lijnvormige wateren die zijn bemonsterd door een traject af te zetten met keernetten en dat te bevissen met zegen en elektrovis apparaat, wordt een afwijkende berekeningswijze gehanteerd. Eerst zijn per traject de vangsten met het elektrovisapparaat gecorrigeerd voor het rendement (rendement zegen wordt op 100% gesteld). Vervolgens zijn de vangsten met zegen en elektrovisapparaat per traject gesommeerd. Het gemiddelde van de resultaten per traject geeft het bestand per waterdeel of per water.

Voor het maken van de bestandschattingen zijn de oppervlaktes van de wateren en van de

verschillende waterdelen nodig. Deze oppervlaktes zijn bepaald door middel van GIS-bestanden die door het ANB beschikbaar zijn gesteld. Naast bestandschattingen zijn met Piscaria tevens

lengtefrequentieverdelingen van de gevangen vissen gegenereerd.

Conditie

Voor dit perceel zijn conform het bestek de condities van de gevangen vissen niet bepaald. Wel is bij de bemonsteringen een visuele inspectie uitgevoerd op de conditie van de gevangen vis.

Predator-prooi verhouding

Op basis van de verkregen bestandschatting is de verhouding roofvis/witvis berekend (predator-prooi verhouding). In een water met een evenwichtig opgebouwde visstand is de productie van planktivore vissen en de consumptie hiervan door roofvissen in evenwicht. De predator-prooi verhouding (op basis van gewicht) geeft aan of er sprake is van een evenwicht. Het blijkt dat er in stilstaand water slechts sprake is van een evenwicht tussen predatoren en prooivissen bij een verhouding van 1:1 tot 1:2,5 (gebaseerd op de biomassa van de totale bestanden). Bij deze verhouding is er een evenwicht tussen de aanwas (productie) van prooivissen en de predatie (regulatie) hiervan door roofvissen. Met andere woorden: tussen bovenstaande verhoudingen wordt de aanwas van prooivis gereguleerd door de aanwezige roofvissen.

Indien het aandeel roofvissen naar verhouding toeneemt (verhouding groter dan 1:1) is er sprake van een (sterk) regulerend effect van het prooivisbestand als gevolg van predatie. De aanwas (productie) van prooivissen wordt in dat geval sterk gereduceerd door het aanwezige roofvisbestand. Indien het aandeel prooivissen naar verhouding toeneemt (verhouding kleiner dan 1:2,5) is er sprake van (vrijwel) geen regulerend effect van het prooivisbestand als gevolg van predatie. De aanwas (productie) van prooivissen is in dat geval voornamelijk afhankelijk van de voedselrijkdom van het water(systeem) en slechts beperkt het resultaat van predatie door roofvissen (Klinge et al., 2002).

Voor een realistische inschatting van de predatie van prooivis wordt gebruik gemaakt van de predator-prooivis (< 15 cm) verhouding. Praktisch alle roofvissen boven de 15 cm voeden zich hoofdzakelijk met vis. Tot de piscivoren worden baars, snoek, snoekbaars, meerval, roofblei (allen > 15 cm) en kwabaal (> 20-40 cm) gerekend (Klinge et al., 2002)).

Viswatertypering

De bemonsterde wateren in dit onderzoek betreffen (vrijwel) stilstaande wateren. Voor dit type water is een viswatertypering opgesteld (Zoetemeyer & Lucas, 2001). De indeling is gebaseerd op

verschillende fasen die binnen het eutrofiëringsproces zijn te onderscheiden. Eutrofiëring leidt tot twee veranderingen in voor vis belangrijke habitat kenmerken: 1) doorzicht, en 2) begroeiing. Er zijn vijf verschillende visgemeenschappen gedefinieerd, van voedselarm tot sterk geëutrofieerd, die genoemd zijn naar hun meest opvallende vertegenwoordigers, namelijk:

1. Baars-blankvoorn (ondiep, voedselarm water met weinig tot geen waterplanten);

2. Rietvoorn-snoek (ondiep, helder water met enige waterplanten);

3. Snoek-blankvoorn (lichte eutrofiëring);

4. Blankvoorn-brasem (matige eutrofiëring);

5. Brasem-snoekbaars (sterk geëutrofieerd troebel water zonder waterplanten).

Met behulp van de uitkomsten van het onderzoek (visbestandschattingen) en de habitatkenmerken van de kanalen is het meest gelijkende viswatertype en visgemeenschap bepaald.

Presentatie gegevens

Voor het presenteren van de bestandschattingen zijn de gevangen vissoorten ingedeeld in ecologische groepen en gilden. De indeling in ecologische groepen wordt beschreven in het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk, 2014). De ecologische groepen zijn voornamelijk gebaseerd op voedselvoorkeur. Dit hangt samen met de lengte van de vissoorten. Voor snoek wijkt de indeling af van de overige vissoorten, omdat deze uitgaat van de voorkeur van deze soort voor bepaalde

habitats. Naast ecologische groepen zijn de vissoorten ingedeeld in de stromingsgilden volgens FAME (zie bijlage 1 en Noble & Cowx, 2002). De indeling in stromingsgilden is gebaseerd op de voorkeur van soorten voor stromend dan wel stilstaand water. Er worden drie stromingsgilden onderscheiden:

- eurytopen: soorten die geen specifieke voorkeur hebben voor stromend of stilstaand water;

- limnofielen: soorten met een voorkeur voor stilstaand water;

- rheofielen: soorten met een voorkeur voor stromend water.

3 RESULTATEN IJZER 3.1 Algemene opmerkingen

De visstandbemonsteringen in de rivier de IJzer zijn over het algemeen goed verlopen. In totaal zijn 20 oevertrajecten in het brede deel met het elektrovisaparaat bemonsterd. Het open water in dit deel van de IJzer is bevist door de uitvoering van vijf stortkuiltrekken. Op de vier smalste locaties is de visstand bemonsterd door de uitvoering van lijnvormige zegen- en elektrovisserij. Bij de zegen- en stortkuilvisserij is soms enige hinder ondervonden van obstakels.

De oevers kenmmerken zich door veel voorkomende begroeiing zoals de gele lis, liesgras alsmede riet. De oevers zijn deels versterkt met beton of steen en op enkele trajecten zijn

vooroeverbescherming aangebracht in de vorm van houten palen. Opvallend was de waarneming van relatief veel dode vis op de oever van de IJzer bij de bemonstering van traject EL15. In de oeverzone is weinig vis gevangen. Op vier elektrotrajecten (EL1, EL2, EL4 en EL15) zijn zelfs geen vissen aangetroffen.

Afbeelding 3.1. Impressie van de diverse oevers die langs de IJzer te vinden zijn.

3.2 Soortensamenstelling

In totaal zijn 24 soorten (exclusief hybride, een kruising van twee karperachtigen) aangetroffen in de IJzer. In totaal zijn 13 eurytope vissoorten waargenomen, namelijk: paling, alver, baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars en snoek. Er zijn zes limnofiele soorten waargenomen: bittervoorn, bot, kroeskarper, rietvoorn, vetje en zeelt. Drie rheofiele soorten zijn aangetroffen: bermpje, riviergrondel en winde. Ten slotte is één exoot (blauwband) en één mariene soort (harder) waargenomen.

3.3 Omvang van het visbestand

In de tabellen 3.1 en 3.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in de IJzer weergegeven in kg en aantal per hectare. Het visbestand is bepaald voor de IJzer als geheel en per deelgebied (zie paragraaf 3.4). In bijlage 6 zijn de ruwe vangstgegevens per traject (aantallen en biomassa)

opgenomen. Het totale visbestand is geschat op 588 kg/ha en 10.897 n/ha. Het grootste deel van de totale visbiomassa bestaat uit brasem (83%), gevolgd door snoekbaars (4%), karper (4%) en paling (2%). Op basis van aantallen is het visbestand op de volgende wijze opgebouwd: brasem (78%), blankvoorn (8%) en pos (6%).

Tabel 3.1. Raming van het visbestand in de IJzer (kg/ha) in 2016.

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen.

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >=41

Eurytoop Aal/Paling 11,6 - 0,1 0,5 2,1 8,9

Alver 1,4 0,0 0,6 0,8 -

-Baars 1,8 0,3 0,9 0,4 0,2

-Blankvoorn 15,4 2,2 2,4 9,7 1,1

-Brasem 485,5 34,3 24,6 23,0 160,8 242,8

Driedoornige stekelbaars 0,0 0,0 0,0 - -

-Giebel 7,1 - 0,2 1,2 3,6 2,2

-Snoekbaars 24,3 0,7 0,1 0,2 1,7 21,6

Limnofiel Bittervoorn 0,0 0,0 0,0 - -

-Bot 0,0 - 0,0 - -

-Kroeskarper 0,8 - - - - 0,8

Rietvoorn/Ruisvoorn 0,2 0,0 0,2 0,0 -

-Vetje 0,0 0,0 0,0 - -

-Subtotaal 579,6 39,9 31,2 38,9 171,5 298,0

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 8,3 - 1,2 0,4 - 6,7

Totaal 587,9

Tabel 3.2. Raming van het visbestand in de IJzer (n/ha) in 2016.

0 = <0,5 vissen/ha; - = niet aangetroffen.

Afbeelding 3.2. In de IJzer zijn diverse karpers gevangen.

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >=41

Eurytoop Aal/Paling 126 - 21 39 39 26

Alver 61 3 35 24 -

-Baars 74 35 33 5 1

-Blankvoorn 828 600 110 114 4

-Brasem 8.535 5.473 2.069 216 575 203

Driedoornige stekelbaars 22 0 22 - -

-Giebel 19 - 6 7 5 1

Hybride 3 - 2 1 1

-Karper 6 - - 1 1 4

Kleine modderkruiper 4 - 4 - -

-Kolblei 62 0 20 42 1

-Pos 698 595 103 - -

-Snoekbaars 112 88 4 5 6 8

Limnofiel Bittervoorn 46 26 20 - -

-Bot 1 - 1 - -

-Kroeskarper 1 - - - - 1

Rietvoorn/Ruisvoorn 27 13 14 1 -

-Vetje 2 0 2 - -

-Zeelt 2 2 - - 1

-Rheofiel Bermpje 21 8 13 - -

-Riviergrondel 187 183 4 - -

-Winde 6 3 0 0 1 1

Exoot Blauwband 36 28 8 - -

-Marien Harder 3 0 2 1 -

-Subtotaal 10.882 7.057 2.493 456 635 244

ecologische indeling voor snoek

Totaal 0-15 16-35 36-44 45-54 >54

Eurytoop Snoek 15 - 11 1 - 3

Totaal 10.897

3.4 Bestandschatting deelgebieden

In de tabellen 3.3 en 3.4 is de geschatte omvang van het totale visbestand voor de verschillende deelgebieden gegeven in kg en aantal per hectare. In bijlage 5 zijn de bestandschattingen per deelgebied verder gespecificeerd per lengteklasse. De IJzer is opgedeeld in acht deelgebieden, waarbij de volgende indeling is gehanteerd:

- Spaarbekken Nieuwpoort: SK4, SK5, EL1, EL15 - I : SK3, EL2, EL3, EL4, EL20

Tabel 3.3. Raming van het visbestand in 8 deelgebieden in de IJzer (kg/ha) in 2016.

Spaarbek k en I II III IV V VI VII

Eurytoop Aal/Paling 3,8 13,4 14,2 27,5 9,4 1,2 7,1 2,3

Alver 0,0 0,0 - - 13,3 0,9 6,7 0,4

Baars - 0,9 3,1 5,7 0,5 1,7 1,5 0,5

Blankvoorn 13,7 5,0 16,0 17,3 15,3 16,1 33,6 47,0

Brasem 203,6 371,4 650,9 1.479,4 91,4 90,0 36,8 106,7

Driedoornige stekelbaars 0,0 0,0 0,0 - 0,0 0,0 - 0,0

Giebel 0,5 2,9 21,4 16,7 2,2 - - 0,3

Snoekbaars 10,8 26,7 20,3 62,8 9,5 44,6 3,8 1,2

Limnofiel Bittervoorn - 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 0,1

-Bot 0,0 - 0,0 - - - -

-Kroeskarper - - 4,9 - - - -

-Rietvoorn/Ruisvoorn - 0,0 0,0 0,5 1,5 0,3 0,7

-Vetje - - 0,0 - - 0,0 -

-Zeelt - - - 1,4 - 0,0 -

-Rheofiel Bermpje - 0,0 0,0 0,1 0,0 - 0,1 0,3

Riviergrondel - 0,0 0,0 0,0 0,3 0,7 1,4 0,5

Winde 0,8 0,3 6,4 5,6 0,2 3,8 -

-Exoot Blauwband 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 0,3 0,2

Marien Harder 0,7 - - -

-Totaal 248,3 466,7 775,2 1.669,5 309,7 219,4 136,7 169,1

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen Vissoort

Gilde Deelgebieden

Tabel 3.4. Raming van het visbestand in 8 deelgebieden in de IJzer (aantal/ha) in 2016.

Veruit de meeste vis is zowel in biomassa (1.652 kg/ha) als in aantallen (35.332 vissen/ha)

waargenomen in deelgebied III; het traject tussen St. Jacobs-Kapelle en Noordschote. Het visbestand wordt hier gedomineerd door brasem. Ook in de overige deelgebieden bestaat het visbestand over het algemeen grotendeels uit brasem. Een algemeen beeld is dat de visbestanden het omvangrijkst zijn in de brede delen van de IJzer, die op enige afstand van de kust liggen (deelgebied II en III).

Bij soorten als alver, riviergrondel, kleine modderkruiper, bittervoorn en blauwband zijn de grootste bestanden aangetroffen in de smallere delen van de IJzer. Soorten als driedoornige stekelbaars, giebel en karper zijn juist met grotere regelmaat in de bredere delen gevangen. Soorten als harder en bot zijn juist op trajecten dicht tegen de kust aangetroffen, relatief dicht bij het punt waar de IJzer in de Noordzee uitmondt.

3.5 Lengtesamenstelling

De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen vissoorten zijn weergegeven in bijlage 4. De lengtefrequentieverdeling van de alver is voornamelijk opgebouwd uit meerzomerige exemplaren tot een lengte van 18 cm. Het baarsbestand is vooral opgebouwd uit één- en tweezomerige exemplaren.

Slechts een aantal grotere exemplaren is aangetroffen. Het merendeel van de aangetroffen blauwbanden en bittervoorns behoort tot éénzomerige exemplaren (< 4cm) waarna de aantallen afnemen tot een lengte van maximaal respectievelijk 10 en 7 cm. De grootste aantallen brasems zijn aangetroffen in de lengteklasse van 5 tot 11 cm. Deze lengteklasse bestaat waarschijnlijk uit één- en tweezomerige vissen. Het brasembestand is verder evenwichtig opgebouwd. Het blankvoornbestand

Spaarbek k en I II III IV V VI VII

Eurytoop Aal/Paling 8 182 194 208 120 34 151 66

Alver 10 7 - - 592 60 229 17

Baars - 42 154 168 48 80 99 43

Blankvoorn 94 63 1.316 1.077 1.905 1.436 1.954 2.549

Brasem 3.144 3.551 8.838 30.304 6.002 3.902 4.272 533

Driedoornige stekelbaars 46 28 6 - 22 20 - 17

Giebel 1 4 33 50 56 - - 17

Hybride 5 1 - - 25 - -

-Karper 1 10 8 - 32 - -

-Kleine modderkruiper - - - 12 66

Kolblei 59 54 19 86 158 60 88 23

Pos 72 247 469 3.067 89 1.075 300 271

Snoek - - 10 26 34 78 39 40

Snoekbaars 121 73 61 185 38 271 194 83

Limnofiel Bittervoorn - 3 17 4 65 534 325

-Bot 1 - 2 - - - -

-Kroeskarper - - 3 - - - -

-Rietvoorn/Ruisvoorn - 3 21 50 182 21 23

-Vetje - - 8 - - 11 -

-Zeelt - - 10 7 - 34 -

-Rheofiel Bermpje - 9 23 36 8 - 46 199

Riviergrondel - 9 8 32 238 660 2.597 129

Winde 1 2 19 7 30 23 -

-Exoot Blauwband 3 - 25 22 228 203 166

Marien Harder 12 - - -

-Totaal 3.575 4.291 11.229 35.358 9.700 8.605 10.571 4.259

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Gilde Vissoort Deelgebieden

is eveneens evenwichtig opgebouwd. Van de giebel zijn exemplaren waargenomen, verspreidt over een lengte van 9 tot 44 cm. Van de kolblei is er slechts één éénzomerige vis aangetroffen van 4 cm.

De overige exemplaren behoren tot meerzomerige vissen. Van de paling zijn aantallen gevangen in de lengterange van 9 tot 95 cm. Bij de rietvoorns waren er in de lengtefrequentieverdeling twee opvallende pieken weergegeven waarvan de eerste piek éénzomerige vissen betrof en de tweede piek twee- of driezomerige vissen. Het aangetroffen snoekbaarsbestand bestaat voornamelijk uit éénzomerige exemplaren, waarbij er ook aanzienlijke aantallen meerjarige exemplaren met lengtes tot wel 91 cm zijn gevangen. Van de snoek zijn hoofdzakelijk exemplaren kleiner dan 30 cm aangetroffen die waarschijnlijk behoorden tot de één- of tweezomerige exemplaren. Daarnaast zijn er nog een aantal snoeken gevangen van circa 65 tot 80 cm. Van de overige vissoorten zijn veelal enkele exemplaren en/of lengteklassen aangetroffen.

3.6 Conditie

Voor dit perceel zijn conform het bestek de condities van de gevangen vissen niet bepaald. Wel is bij de bemonsteringen een visuele inspectie uitgevoerd op de conditie van de gevangen vis. Tijdens de vistandbemonsteringen in de IJzer zijn geen abnormaliteiten aangetroffen duidend op een verlaging van de algehele conditie van individuele vissen. De gevangen vissen zagen er vitaal (geen infecties, vergroeiingen of andere symptomen) en gezond uit. Enkel tijdens elektrotraject 15 is veel dode vis op de oever aangetroffen. De doodsoorzaak van deze vissen was niet vast te stellen.

3.7 Predator-prooi verhouding

De aangetroffen piscivore vissoorten waren baars, snoek en snoekbaars. Op basis van de biomassa van deze soorten (>15 cm) en het totale prooivisbestand (≤15 cm) is de predator - prooi verhouding berekend op 1:2,2. De biomassa aan piscivoren is berekend op 31 kg/ha en prooivis op 69 kg/ha. Op basis van de verhouding predator-prooi is er sprake van een evenwicht tussen beiden.

Afbeelding 3.3. Het merendeel van de snoeken in de IJzer is kleiner dan 30 cm.

3.8 Hengelvangstgegevens

In de figuren 3.1 en 3.2 zijn de hengelvangstgegevens van de IJzer weergegeven. De visgegevens, verzameld door Sportvisserij Vlaanderen, zijn gebaseerd op hengelsportwedstrijden uit de periode 2012-2016. In 2013 zijn geen hengelvangstgewichten in g/mhu gerapporteerd. Over deze periode zijn gemiddeld 27 hengelwedstrijden (min = 18; max = 34) per jaar georganiseerd. In totaal zijn 135 wedstrijden, verdeeld over de vier jaar gevist. In vergelijking met 2012, is gemiddeld over de laatste drie jaren ruim twee keer zoveel vis gevangen tijdens de hengelsportwedstrijden.

In alle jaren hadden brasemachtigen (58%) het grootste aandeel in de vissamenstelling, gevolgd door voornachtigen (32%) en overige vissoorten (9%). Hierbij was alleen in 2013 het aandeel

brasemachtigen nagenoeg gelijk aan het aandeel voornachtigen.

Figuur 3.1. Totaal vangstgewicht (g/mhu) van de hengelvangsten in de IJzer van 2012-2016.

Figuur 3.2. Vangstsamenstelling afkomstig van hengelvangsten in de IJzer in periode 2012-2016.

4 RESULTATEN DESSEL - KWAADMECHELEN 4.1 Algemene opmerkingen

De visstandbemonsteringen zijn voorspoedig verlopen. In totaal zijn zeven oevertrajecten elektrisch bemonsterd. Op één locatie is in een verbreding een zegenrondgooi uitgevoerd en op drie locaties is de visstand in het open watre bemonsterd door middel van stortkuilvisserij. Tijdens de zegentrek in de verbreding lagen enkele schepen voor wal. Het kanaal heeft verschillende typen oevers: kunstmatig met beton verstevigde damwanden, steile taluds, bodems van slib en stenen en natuurlijke

schuilplaatsen voor vissen.

4.2 Soortensamenstelling

In totaal zijn 11 vissoorten aangetroffen in kanaal Dessel - Kwaadmechelen. In totaal zijn zes eurytope vissoorten waargenomen (paling, baars, blankvoorn, brasem, pos en snoekbaars). Er zijn twee limnofiele soorten waargenomen: bittervoorn en rietvoorn. Ten slotte zijn er ook nog drie exoten aangetroffen: Kessler grondel, marmergrondel en zwartbekgrondel. De gevlekte Amerikaanse rivierkreeft is ten slotte 16 keer gevangen.

A B

C D

Afbeelding 4.1. Enkele van de aangetroffen soorten; A: bittervoorn; B: zwartbekgrondel; C: pos; D:

brasem.

4.3 Omvang van het visbestand

In de tabellen 4.1 en 4.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in Kanaal Dessel -

Kwaadmechelen weergegeven in kg en aantal per hectare. Het visbestand is bepaald voor het kanaal als geheel en per deelgebied (zie paragraaf 4.4). In bijlage 6 zijn de ruwe vangstgegevens per traject (aantallen en biomassa) opgenomen.

Het totale visbestand is geschat op 20 kg/ha en 1.277 vissen/ha. De omvang van het visbestand is hiermee gering. Het grootste deel van de totale visbiomassa bestaat uit snoekbaars (24%), gevolgd door brasem (23%), zwartbekgrondel (17%), blankvoorn (12%) en paling (9%). Op basis van aantallen wordt het bestand gedomineerd door zwartbekgrondel (69%). Ook pos (13%) en marmergrondel (9%) hebben nog enig relevant aandeel binnen het bestand.

Tabel 4.1. Raming van het visbestand in Kanaal Dessel - Kwaadmechelen (kg/ha) in 2016.

Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >=41

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen.

Tabel 4.2. Raming van het visbestand in Kanaal Dessel - Kwaadmechelen (n/ha) in 2016.

0 = <0,5 vissen/ha; - = niet aangetroffen.

4.4 Bestandschatting locaties

In de tabellen 4.3 en 4.4 is de geschatte omvang van het totale visbestand voor de verschillende deelgebieden gegeven in kg en aantal per hectare. In bijlage 5 zijn de bestandschattingen per deelgebied verder gespecificeerd per lengteklasse. Kanaal Dessel - Kwaadmechelen is opgedeeld in vier deelgebieden, namelijk:

-Rietvoorn/Ruisvoorn 0 - - 0 0

-Exoot Kesslers grondel 0 - 0 - -

-Marmergrondel 113 38 75 - -

-Zwartbekgrondel 880 394 486 0 -

-Totaal 1.277 553 671 31 15 8

- Zwaaikom: ZE1, EL1

De biomassa van de aangetroffen grondels is vanwege de geringe hoeveelheden niet per deelgebied bepaald maar voor het kanaal als geheel (zie tabel 4.1). De meeste vis, op basis van in biomassa, is aangetroffen in de zwaaikom (55 kg/ha). In de zwaaikom hebben blankvoorn (20 kg/ha), baars (19 kg/ha) en brasem (10 kg/ha) het grootste aandeel in biomassa. Het grootste aantal vissen is

aangetroffen in deelgebied III (2.155 vissen/ha) en de zwaaikom (1800 vissen/ha). Zwartbekgrondels zijn in alle deelgebieden de meest voorkomende soorten.

Tabel 4.3. Raming van het visbestand in 4 deelgebieden in kanaal Dessel - Kwaadmechelen (kg/ha) in 2016.

Tabel 4.4. Raming van het visbestand in 4 deelgebieden in kanaal Dessel - Kwaadmechelen (aantal/ha) in 2016.

I II III zwaaik om

Eurytoop Aal/Paling 3,6 1,2 1,2

-Baars 1,0 1,4 0,9 19,0

Blankvoorn 0,6 3,7 2,3 20,3

Brasem 0,7 1,7 11,4 9,5

Pos 0,4 2,0 2,1 2,0

Snoekbaars 5,8 5,0 3,7 0,6

Limnofiel Bittervoorn - - 0,0

-Rietvoorn/Ruisvoorn - - - 3,9

Exoot Kesslers grondel 0,0 - -

-Marmergrondel 0,0 0,0 0,0 0,0

Zwartbekgrondel 0,0 0,0 0,0 0,0

Totaal 12,1 15,0 21,6 55,3

0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen

Deelgebieden

Gilde Vissoort

I II III zwaaik om

Eurytoop Aal/Paling 6 7 2

-Baars 10 52 49 78

Blankvoorn 31 48 27 193

Brasem 4 24 30 10

Pos 32 210 256 260

Snoekbaars 17 17 7 8

Limnofiel Bittervoorn - - 4

-Rietvoorn/Ruisvoorn - - - 15

Exoot Kesslers grondel 1 - -

-Marmergrondel 4 21 313 35

Zwartbekgrondel 599 563 1.467 1.201

Totaal 704 942 2.155 1.800

0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen

Deelgebieden

Gilde Vissoort

4.5 Lengtesamenstelling

De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen vissoorten zijn weergegeven in bijlage 4.

Ondanks de geringe aantallen baars is er een duidelijk onderscheid te maken tussen de één- en meerzomerige vissen. De maximale lengte van baars bedroeg tijdens de bemonstering 45 cm. Van brasem zijn geen éénzomerige exemplaren aangetroffen. Van de meerzomerige brasems zijn slechts enkele exemplaren aangetroffen. Bij blankvoorn zijn enkele éénzomerige exemplaren aangetroffen, maar het merendeel bestond uit meerzomerige vissen tot een lengte van 32 cm. De marmergrondel is aangetroffen in de lengterange van 3 tot 7 cm en de zwartbekgrondel in de lengterange van 2 tot 13 cm. Van de overige vissoorten zijn slechts enkele exemplaren of lengteklassen aangetroffen.

4.6 Conditie

Voor dit perceel zijn conform het bestek de condities van de gevangen vissen niet bepaald. Wel is bij de bemonsteringen een visuele inspectie uitgevoerd op de conditie van de gevangen vis. Tijdens de vistandbemonsteringen in het kanaal Dessel - Kwaadmechelen zijn geen abnormaliteiten

aangetroffen. De gevangen vissen zagen er vitaal (geen infecties, vergroeiingen of andere symptomen) en gezond uit.

4.7 Predator-prooi verhouding

De aangetroffen piscivore vissoorten zijn baars en snoekbaars. Op basis van de biomassa van deze soorten (>15 cm) en het totale prooivisbestand (≤15 cm) is de predator - prooi verhouding berekend van bijna 1:1. De biomassa aan piscivoren was berekend op 5,7 kg/ha en prooivis op 5,5 kg/ha. Deze verhouding geeft weer dat in het kanaal de piscivoren een sterk regulerend effect kunnen hebben op het totale prooivisbestand.

Afbeelding 4.2. De baarzen in het Kanaal Dessel-Kwaadmechelen bereiken lengtes tot over de 40 cm

4.8 Hengelvangstgegevens

In de figuren 4.1 en 4.2 zijn de hengelvangstgegevens van het kanaal Dessel - Kwaadmechelen weergegeven. De visgegevens, verzameld door Sportvisserij Vlaanderen, zijn gebaseerd op hengelsportwedstrijden uit de periode 2014-2016. Over deze periode zijn er gemiddeld twee hengelwedstrijden (min = 1; max = 3) per jaar georganiseerd.

De voornachtigen hebben in 2014 en 2016 het grootste aandeel in de vissamenstelling. Daarentegen zijn de overige vissoorten in 2015 het meest aangetroffen. Het is niet bekend welke soorten onder de groep ‘overige soorten’ behoren. Het aandeel brasemachtigen is in alle drie de jaren laag of ontbreekt zelfs (2014).

Figuur 4.1. Totaal vangstgewicht (g/mhu) van de hengelvangsten in kanaal Dessel - Kwaadmechelen van 2012-2016.

Figuur 4.2. Vangstsamenstelling afkomstig van hengelvangsten in kanaal Dessel - Kwaadmechelen in periode 2012-2016.

5 RESULTATEN WATERSPORTBAAN GENT 5.1 Algemene opmerkingen

Op de Watersportbaan zijn in totaal twee elektrotrajecten en vier zegenrondgooien uitgevoerd. In de zijwateren is in de Bèlvédere een gecombineerde zegen-/elektrovisserij uitgevoerd (traject) en was het in de Studentenlei noodzakelijk de zegen rond te vissen. Dit als gevolg van obstakels in de waterloop en grote hoeveelheden draadwier. De oevers op deze locatie zijn elektrisch bevist.

5.2 Soortensamenstelling

In totaal zijn 19 soorten (exclusief hybride) aangetroffen. Iets meer dan de helft van de aangetroffen vissoorten is eurytoop (n=10): paling, alver, baars, blankvoorn, brasem, giebel, karper, pos,

snoekbaars en snoek. De limnofielen zijn met drie soorten vertegenwoordigd: rietvoorn, tiendoornige stekelbaars en zeelt. Er zijn vier exoten waargenomen: blauwband, brasemblei, graskarper en zilverkarper. Er is één rheofiele soort gevangen (winde) en ten slotte ook nog één mariene soort (harder).

Afbeelding 5.1. Brasemblei; een niet eerder aangetroffen soort in België. In de Watersportbaan zijn drie exemplaren gevangen.

5.3 Omvang van het visbestand

In de tabellen 5.1 en 5.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in de Watersportbaan in

In de tabellen 5.1 en 5.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in de Watersportbaan in