• No results found

Netwerkmanagement van vergunning verwerving voor offshore inter-connectie

2.1 Rationele actor benadering versus netwerkbenadering

2.3.7 Verwachting over effect van netwerkstructuur

In deze paragraaf zal hypothese 1 over het effect van de netwerk kenmerken op de inhoudelijke en procesmatige resultaten van de besluitvorming worden gepresenteerd;

Hypothese 1:

Als de besluitvorming over inter-connectie op zee plaats vindt in een beleidsnetwerk dat wordt gekenmerkt door hoge pluriformiteit, grote geslotenheid en hoge dynamiek, dan zal dat proces van besluitvorming vaker impasses vertonen en zal het eindresultaat minder optimaal zijn.

Het optreden van impasses is zichtbaar aan het optreden van vertraging: de besluitvorming ligt stil. Een minder optimaal eindresultaat kenmerkt zich door hogere kosten (dan mogelijk), minder draagvlak (dan nodig), tegenvallers bij de feitelijke uitvoering en een geringere mate van doelbereiking.

Stel dat er in een inter-connector-netwerk 6 afhankelijkheden zijn tussen de relevante actoren, dan zal een besluit moeilijker tot stand komen dan wanneer er maar 2 afhankelijkheden zijn tussen de relevante actoren.

Wanneer er voortdurend sprake is van verandering in een netwerk (dynamiek), dan is het nemen van een besluit lastiger. Dynamiek op één onderdeel van het netwerk kan leiden tot aanpassingen in andere onderdelen van het netwerk. Door deze dynamiek neemt de onzekerheid toe. Dat leidt tot het bijstellen van strategieën. Dat vraagt tijd.

Wanneer er in een inter-connector-netwerk sprake is van een hoge pluriformiteit zal een besluit moeilijker tot stand zal komen, dan wanneer het inter-connector-netwerk meer uniform is. Bij pluriformiteit zijn er in het beleidsnetwerk meer verschillende actoren, meer tegenstelde belangen, meer uiteenlopende probleempercepties, meer onderlinge afhankelijkheden, waardoor het lastiger is deze elementen op één noemer te brengen.

Een laatste voorbeeld betreft de situatie waarin het beleidsnetwerk gesloten is. In zo’n situatie reageren de actoren in het netwerk niet op stuursignalen of interventies van buiten, noch van elkaar. Het duurt lang voordat zij de ernst van het gebrek aan inter-connectie onderkennen. Het duurt lang voordat ze de aantrekkelijkheid van een mogelijke oplossing onderkennen. Ze staan niet open voor relevante informatie. Relevante informatie wordt niet actief verwerkt.

2.4 Netwerkmanagement

Het is hiervoor al geconstateerd: in onze samenleving heeft niemand het echt alleen voor het zeggen. Iedere organisatie heeft andere organisaties nodig om zijn of haar doelen gerealiseerd te krijgen. Veel besluitvorming vindt plaats binnen wat wordt aangeduid als governance netwerken (Hanf & Scharf, 1978; Rhodes, 1997; Mandell, 2010; Koppenjan & Klijn, 2004; Sorensen & Torfing, 2007). In deze governance literatuur wordt gesteld dat ruimtelijke processen vooral via horizontale sturingsmechanismen (meestal netwerkmanagement genoemd) kunnen worden beïnvloed.

In de klassieke benadering wordt veel verwacht van top-down sturing: wetgeving, centrale planning en financiering uit centraal geïnde belastinginkomsten. In de literatuur met betrekking tot netwerkmanagement wordt meer resultaat verwacht van faciliteren en begeleiden van interactie in netwerken. De instrumenten zijn contracten, convenanten, publiek-private financiering en het gezamenlijk schrijven van mogelijke scenario’s. Netwerkmanagement is de bewuste begeleiding (governance) van interactieprocessen in netwerken.

De veronderstelling in de governance literatuur is dat een bevredigende uitkomst vaak onmogelijk is zonder actief netwerkmanagement (Gage & Mandell, 1990; Agranoff & McGuire, 2001; Kickert e.a., 1997). Zo worden er management activiteiten onderscheiden die gericht zijn op het proces: zoals het begeleiden van interacties, het activeren van actoren, het creëren van tijdelijke organisatorische arrangementen et cetera. Daarnaast zijn er management activiteiten die gericht zijn op de inhoud van de probleemdefinitie en het oplossingsontwerp. Bij deze inhoudelijke activiteiten wordt gesproken over expliciteren of veranderen van percepties van actoren, het organiseren van onderzoek, het verkennen (uitproberen) van nieuwe oplossingsrichtingen.

verwerven toegang? Terwijl het netwerkmanagement zich ook kan richten op de fasering en terugkoppeling van het besluitvormingsproces zelf: de procedurering.

In een recent artikel wordt een onderzoek gepresenteerd naar de effecten van vier vormen van netwerkmanagement op de uitkomsten in besluitvorming over ruimtelijke projecten (Klijn, Edelenbos & Steijn, 2011). Daarbij werd gekeken naar vier verschillende strategieën. De vraag was welke van deze vier vormen van sturing de meest gunstige werking heeft op de uitkomsten van de besluitvorming.

In hun onderzoek maken Klijn c.s. onderscheid tussen inhoudelijke uitkomsten (het innovatieve karakter, de kosteneffectiviteit) en procesuitkomsten (draagvlak onder stakeholders, kosten van het besluitvormingsproces). Uit hun artikel blijkt dat er een aantoonbare relatie bestaat tussen vormen van netwerkmanagement en uitkomsten van besluitvorming. We mogen concluderen dat netwerkmanagement er toe doet. Dit bevestigt zowel de eerdere bevindingen van casestudyonderzoek als ook het werk van Meier en O’Toole (2001), en dat van anderen (Walker e.a.,2007, en Huang & Provan, 2007). In het volgende baseren we ons op dit recente artikel van Klijn, Edelenbos en Steijn (2011) dat uitvoerig ingaat op het effect van vier verschillende managementstrategieën.

2.4.1 Procesafspraken

Om beleidsnetwerken te sturen, kan worden gekozen voor het maken van procesafspraken. Bij deze vorm van sturing worden er regels opgesteld die bepalen wie toegang heeft tot een netwerk en wanneer deze toegangsrechten zijn verbruikt. Daarnaast kunnen regels worden gemaakt over hoe conflicten worden gehanteerd (mediation, arbitrage) en welke vetomogelijkheden bepaalde actoren verkrijgen (toezicht). Verder kunnen er afspraken worden gemaakt over het beschikbaar stellen (openbaarheid) van informatie. Deze regels en afspraken worden volgens Klijn, Edelenbos & Steijn (2011) voornamelijk bepaald door de wetgever. De regels bieden het kader waarbinnen de interactie plaatsvindt. Bijzonder bij inter-connectie is dat we te maken hebben met vier systemen van regelgeving. In het geding zijn namelijk: de regelgeving van de beide kuststaten; de regelgeving van de EU; en het internationale verdragsrecht met betrekking tot het gebruik van de ruimte op de volle zee.