• No results found

3 De verwachte effecten van de aanleg van de nieuwe kunstgrasvelden

3.3 Verwachte effecten op de natuur

Het studiegebied maakt onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Bovendien zijn de gebieden ten westen en ten oosten van het studiegebied aangewezen als Habitatrichtlijngebied (fig. 7). De effecten van de voorgenomen activiteit moeten worden getoetst aan de bestaande wet- en regelgeving: de Flora- en Faunawet en de EU-Habitatrichtlijn.

In het algemeen kan worden vastgesteld dat de menselijke activiteiten op en rondom de hockeyvelden, na de omzetting ervan, ernstig zullen gaan toenemen. Niet alleen zal de groei van het aantal leden met 200 (15%) impliciet een toename van het aantal trainingen teweeg brengen, ook zullen meer wedstrijden worden georganiseerd en zal op hoger niveau worden gespeeld (Van Empelen van Aalderen 2001). Dit zal, naast de toenemende bezoekersdruk, snel kunnen leiden tot secundaire effecten, zoals uitbreidingen van clubhuis en parkeergelegenheden. In een kwetsbaar gebied is dit bijna zonder uitzondering ongewenst.

Het effect van de aanleg van de kunstgrasvelden op de flora en vegetatie is gering. De huidige situatie is soortenarm en structuurarm. Wanneer door aanleg van de nieuwe kunstgrasvelden de bezoekersdruk toeneemt (inclusief parkeren en toenemende recreatiedruk in de omgeving) is mogelijk een effect te verwachten op de omringende gebieden, die zoals aangegeven zijn aangewezen als Habitatrichtlijngebieden.

Verwachte effecten op de fauna

Van Empelen Van Aalderen (2001) noemen een groot aantal algemene soorten die van de sportvelden van Rood-Wit gebruik maken als fourageergebied, rustgebied of als verbindingszone tussen leefgebieden. Een inventarisatie van het gebied ontbreekt. Hoewel de genoemde soorten algemeen zijn, is een aantal ervan beschermd onder de nieuwe Flora- en Faunawet. De effecten van de ingreep op deze soorten moeten worden beschreven, en de maatregelen voor mitigatie of compensatie van deze effecten.

Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten zijn opgenomen in de EU- Habitatrichtlijn (bijlage IV). Deze soorten moeten strict worden beschermd. Dit aspect is in de rapportage van Van Empelen Van Aalderen (2001) ten onrechte onbelicht gebleven.

Zoals van Empelen Van Aalderen (2001) aangeven is het te verwachten dat de uitbreiding van het hockeyterrein met drie kunstgrasvelden leidt tot verlies van fourageermogelijkheden van vleermuizen en vogels. Hoewel in het genoemde rapport wordt gesteld dat de huidige functie van het gebied voor vleermuizen beperkt is, kan een extra verstoring bovenop de huidige verstoring negatief doorwerken voor populaties van (sommige) vleermuissoorten die in het gebied voorkomen. Omdat geen goede inventarisatie beschikbaar is kunnen de effecten niet worden gekwantificeerd.

Gebieden kunnen voor vleermuizen van belang zijn als fourageergebied, zomerverblijfplaats, paarverblijf en winterverblijf. Het belang van het hockeyterrein van Rood-Wit is waarschijnlijk vooral gelegen in de functie van fourageergebied. Het voedsel van vleermuizen bestaat uit insecten en andere geleedpotigen. Voor verschillende vleermuissoorten zijn verschillende delen van de vegetatie belangrijk. Sommige soorten bejagen hun prooien in de open lucht, langs randen van opgaande vegetatie of in open terrein. Andere soorten jagen in meer besloten omgeving, dicht op de vegetatie (Kapteyn 1995; Limpens et al. 1997; Koolstra et al. 2001)

Verstoringsbronnen voor vleermuizen zijn geluid en verlichting. Bij uitvoering van de voorgenomen activiteit, het aanleggen van nieuwe kunstgrasvelden, is het waarschijnlijk dat beide verstoringsbronnen in intensiteit zullen toenemen. Engerlingen zijn keverlarven. De kevers zijn een voedselbron voor vleermuizen. Door het plaatsen van kunstgrasmatten verdwijnt deze voedselbron

Vleermuizen maken bij het fourageren gebruik van echolocatie. Uit onderzoek is bekend dat vleermuizen op verschillende manieren kunnen reageren op toenemende

geluidsverstoring. Er zijn echter weinig gegevens voorhanden over eventuele effecten van geluiden die het gevolg zijn van menselijk handelen, zoals geluid, verkeer, bouwactiviteiten en apparaten (Koolstra et al. 2001). Voor het vaststellen van het mogelijk effect van geluid op de vleermuizensoorten die voorkomen in het onderzoeksgebied is het van belang dat goede inventarisatiegegevens aanwezig zijn. Voor de voorkomende soorten kan dan nagezocht worden in de literatuur of van deze soorten bekend is hoe ze reageren op geluidverstoring en kan het verwachte effect worden getoetst aan de bestaande wet- en regelgeving.

Het effect van verlichting op vleermuizen verschilt per soort. Het is bekend dat straatlantaarns met witte (kwik)lampen veel insecten aantrekken (Blake et al. 1984). Sommige vleermuissoorten bejagen de insectenconcentraties die bij deze lampen ontstaan (Kapteyn 1995; Limpens et al. 1997). Straatlantaarns met wit licht kunnen voor sommige soorten dus een positief effect hebben op de fourageermogelijkheden. Oranje (natrium) lichten trekken veel minder insecten aan. Hier wordt nauwelijks gefourageerd (Koolstra et al. 2001).

Verlichting kan ook ongunstig zijn voor vleermuizen. In de schemering zijn de insectendichtheden het grootst. Dwergvleermuizen, die worden genoemd in de soortenlijst die in het gebied voorkomen (Van Empelen Van Aalderen (2001)), zoeken juist in de schermering beschutte, donkere plekken op om de kans dat ze worden gepredeerd door uilen te verminderen (Verboom & Spoelstra 1999). Er moeten dus voor dwergvleermuizen donkere, insectenrijke fourageerplekken beschikbaar zijn.

Er zijn ook vleermuissoorten waarvan bekend is uit veldwaarnemingen dat ze later uitvliegen als bij de uitvliegopeningen verlichting aanwezig is. De insectenpiek, die juist in de schemering aanwezig is, wordt dan gemist. De vleermuizen moeten dan langer fourageren, wat meer energie kost. Hierdoor kunnen ze op den duur verzwakken (Koolstra et al. 2001).

Ook een toenemende verkeersdrukte en daardoor een toenemende verlichting van auto's in het plangebied kan een verstorende invloed hebben op vleermuizen.

In dit onderzoek is, zoals aangegeven, geen inventarisatie gedaan naar welke vleermuissoorten voorkomen in het onderzoeksgebied. Het is te verwachten dat verstoring van geluid en licht zullen gaan optreden op fouragerende vleermuizen. Uit een inventarisatie blijkt welke soorten er in het onderzoeksgebied voorkomen. Aan de hand hiervan moeten voor de gevonden soorten de verwachte effecten worden vastgesteld. Deze effecten zullen dan moeten worden getoetst aan de bestaande wet- en regelgeving: EU-Habitatrichtlijn en de Flora- en Faunawet.

In het onderzoeksgebied komen, wat fauna betreft, veel algemene soorten voor. Een aantal ervan is beschermd onder de nieuwe Flora- en Faunawet. De effecten van de ingreep op deze soorten moeten worden beschreven, en de maatregelen voor mitigatie of compensatie van deze effecten.

Het is te verwachten dat door toename van geluid en licht verstoringen zullen gaan optreden bij fouragerende vleermuizen. Aan de hand van een inventarisatie van voorkomende soorten moeten voor die soorten de verwachte effecten worden vastgesteld. Deze effecten zullen dan moeten worden getoetst aan de bestaande wet- en regelgeving: EU-Habitatrichtlijn en de Flora- en Faunawet.

4

Onderzoeksvragen

4.1 Inventarisatie van de actuele waarde en het bepalen van het effect