• No results found

De bron van de vervuiling (geologisch versus anthro pogeen, lokaal versus lange afstand).

visproducten voor menselijke consumptie

4. De bron van de vervuiling (geologisch versus anthro pogeen, lokaal versus lange afstand).

Bestaande indicator.

Tevens zou een innamenberekening kunnen worden meegewogen, waarin de bijdrage van de betreffende vis- soort aan de totale blootstelling wordt meegenomen. Het huidige jaarlijkse monitoringprogramma omvat mosselen, garnalen en circa twintig commerciële vissoorten. Het programma meet hierin zware metalen, dioxineachtige stoffen, organochloorbestrijdingsmiddelen, PCB’s (polychloorbifenylen), TCPM(e) (Tris(4-chlorophenyl) methanol en -methaan), gebromeerde vlamvertragers

en PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen). Daarnaast wordt op meetprogrammabasis jaarlijks aandacht geschonken aan een specifieke groep relatief onbekende contaminanten, om zicht te krijgen op het aanwezigheid van deze stoffen. De monsters worden op de verschillende veilingen genomen, waardoor de geografische herkomst niet goed bekend is. Hierdoor kunnen ook geen trends in de tijd worden vastgesteld. Monitoring gericht op generieke milieukwaliteit omvat eveneens een pakket van stoffen gemeten in mosselen en platvis (bot, veelal gemeten in de lever die meestal niet wordt geconsumeerd). Voor de officiële controles geldt dat er in de Europese regelgeving eisen zijn gesteld aan de wijze van het nemen van monsters, de laboratoria, en de analyse.

Verkenning van kennishiaten

Bij de monitoring is de geografische herkomst van de vis niet altijd duidelijk. Hierdoor is niet altijd helder waar op zee de gemeten vervuiling hee• plaatsgevonden.

3.10 Zwerfvuil

(KRM, bijlage I, descriptor 10)

Deze paragraaf werkt uit hoe de voorgeschreven goede milieutoestand voor zwerfvuil uit de KRM – inclusief bij- behorende criteria die de lidstaten moeten gebruiken voor de beoordeling van de mate waarin de goede milieu- toestand is bereikt – wordt vertaald naar milieudoelen en indicatoren voor de Noordzee.

3.10.1 Goede milieutoestand Zwerfvuil 2020

(KRM, Art. 9)

De eigenschappen van, en de hoeveelheden zwerfvuil, op zee, met inbegrip van a¬raakproducten zoals kleine plastic deeltjes en micro-plastic deeltjes, veroorzaken geen schade aan het kust- en mariene milieu, en de hoeveelheid neemt in de loop van de tijd af. (KRM, bijlage I, descriptor 10).219a

Criteria voor beoordeling van de goede milieu- toestand (Commissiebesluit 2010/477/EU) 10.1. Kenmerken van afval in het mariene en kustmilieu

10.2. Invloed van afval op het mariene leven

Overzicht van bestaand en voorgenomen beleid

• MARPOL-verdrag Annex V verbiedt per 1 januari 2013 het lozen van vuilnis in zijn geheel, op enkele uitzonderingen na (voedselrestanten). Het bijhouden van een Garbage

Record Book is al verplicht.

• Nederlands zet in op optimalisering van de Europese Richtlijn Havenontvangstvoorzieningen, onder andere door verplichte afgi•e van afval wanneer een schip naar een haven buiten de EU vertrekt, een Europees informatie- en monitoringsysteem en harmonisering van handhavings- en financieringssystemen.

• De cursus marine environmental awareness wordt op initiatief van Nederland een verplicht onderdeel van de wereld- wijde maritieme opleidingen.

• Nederland hee• het onderwerp van plastic afval in zee geagendeerd bij de UNEP.

• De afvalverwerking in Nederland is op een hoogwaardige en duurzame wijze georganiseerd: slechts 4 procent van het afval hier belandt op een stortplaats. In 2015 moet dit zijn gedaald tot 3.5 procent.

• In Nederland moet in 2012 42 procent van het bij huishoudens ingezamelde plastic verpakkingsmateriaal worden gerecycled.

• Er zijn diverse initiatieven en campagnes om zwerfvuil op land terug te dringen, waaronder de verkiezing van het ‘Schoonste Strand’.

Haalbaarheid goede milieutoestand in 2020

De conclusie uit de initiële beoordeling (hoofdstuk 2.4.1) is dat zwerfvuil, vooral plastics, in het mariene milieu een complex probleem vormt. Over de bronnen, de omvang en de effecten op het ecosysteem is veel nog onbekend. Daarbij is vooral plastic een persiste stof die niet of nauwelijks uit het milieu is te verwijderen. Een oordeel of in 2020 de goede milieutoestand kan worden bereikt, is daarom niet goed mogelijk; het formuleren van kwantitatieve doelen is problematisch. Het stellen van een kwalitatief doel dat de gewenste richting aangee•, is in dit geval realistischer (zie ook paragraaf 3.3.2, met name de opmerking van de Europese Commissie hierover).

In ieder geval is het kabinet van mening dat zwerfvuil sowieso niet in de zee thuishoort. Ook internationaal groeit het besef van het probleem van plastics in zee. Tegelijkertijd komt uit de initiële beoordeling de verwachting naar voren dat het zwerfvuil, ondanks de huidige beleidsinspanningen en vele initiatieven, in ons deel van de Noordzee niet zal afnemen. Aannemelijk is dat de verontreiniging met microplastics zal toenemen. Daarom zijn voor 2020 een reductiedoelstelling en een aanvullende beleidsopgave geformuleerd.

gebruikt. Deze EcoQO is indicatief voor de hoeveelheid zwerfvuil aangetroffen in mariene organismen in het Nederlandse deel van de Noordzee, maar gee• ook informatie over de hoeveelheid drijvend plastic op zee.224

Deze indicatoren sluiten aan bij de adviezen van OSPAR en de EU Technical Subgroup Marine Li£er over het gebruik van indicatoren voor deze descriptor.225 Nederland levert een

actieve bijdrage aan deze werkgroep.

Verkenning van kennishiaten

Door gebrek aan kennis en aan betrouwbare onderzoeks- methoden is het moeilijk een compleet beeld te krijgen van de trends en gevolgen van zwerfafval in het mariene milieu. Dat bemoeilijkt ook het bepalen van de goede milieutoestand waarbij geen schade aan het mariene milieu optreedt. Het advies van de EU Technical Subgroup Marine Li£er gee• voorbeelden van mogelijke onderzoeks- en monito- ringmethoden waarbij iedere lidstaat kan aansluiten.226 De

belangrijkste kennishiaten zijn:

• Er zijn geen onderzoeksprotocol en datareeks beschikbaar voor zwerfvuil in de waterkolom.

• Er zijn geen onderzoeksprotocol en datareeks beschikbaar voor zwerfvuil op de zeebodem. Naar verwachting kan de bestaande International Bo£om Trawl Survey (IBTS) worden uitgebreid om onderzoek naar afval op de zeebodem mogelijk te maken.

• Er zijn geen onderzoeksprotocol en datareeks beschikbaar voor microplastics in het mariene milieu.

• Er is gebrek aan kennis over de gevolgen van zwerfvuil en plastics voor mariene organismen en ecosystemen. • Er is een gebrek aan kennis voor het identificeren en

standaardiseren van bronnen van zwerfvuil. Bijgevolg is er nog te weinig kwantitatieve informatie beschikbaar om duidelijkheid te geven over hoe maatregelen kunnen bijdragen aan het behalen van de goede milieutoestand. Maar het is wel mogelijk om aan te geven op welke indicatoren maatregelen aangrijpen. Op basis van expertkennis is in 2011 een kosteneffectiviteit- analyse gedaan. Daaruit is een eerste mogelijke rangorde van eventuele maatregelen afgeleid.227 De resultaten uit

deze analyses zijn te gebruiken voor de uitwerking van de aanvullende beleidsopgave tot maatregelen.

Bij de kennisontwikkeling en het opstellen van het monitoringprogramma zal Nederland in de Europese werk- groep Technical Subgroup ‘marine li£er’ samenwerken met andere lidstaten.

3.10.2 Milieudoelen 2020

(KRM, Art. 10)

De hoeveelheid zichtbaar zwerfvuil op de kust is

afgenomen (basisreferentie 2002-2009) (Commissiebesluit, criterium 10.1).

Er is een dalende trend in de hoeveelheid zwerfvuil in mariene organismen (basisreferentie 2005-2009) (Commissiebesluit, criteria 10.1 en 10.2).

3.10.3 Beleidsopgave aanvullend op bestaand en

voorgenomen beleid

Ter versterking van de inspanningen, zet het kabinet in op een integrale aanpak met de nadruk op preventie. De aanvullende beleidsopgave richt zich op:

• Aanvullend brongericht beleid voor de aanpak van zwerfafval, a°omstig van strandrecreatie, de visserij, rivieren en de scheepvaart. Aan de afvalstroom in rivieren wil Nederland aandacht aanbesteden in het kader van het ‘reframen’ van de KRW.

• Bewustwording over de gevolgen van plastic afval in zee is een belangrijk onderdeel van preventie. Het kabinet zal daarom bewustwording over plastic afval in zee stimuleren.

• Productontwikkeling en duurzamer en efficiënter gebruik van in het bijzonder plastics moet meer onder de aandacht komen. Dit past in het concept van de ‘groene groei’ die het kabinet in de duurzaamheidsagenda voorstaat. Economie en milieu kunnen goed samengaan en dit biedt kansen aan de private sector.220 Het concept

van cradle to cradle kan in dit verband worden genoemd. Gezien het internationale karakter van het probleem, wordt gezocht naar internationale samenwerking om tot effectief beleid te komen.

3.10.4 Indicatoren

(KRM, Art. 10)

1. Trends in de hoeveelheden, samenstelling, versprei-