• No results found

5. Slaap en rust

5.1 Verstoord slaappatroon

Definitie: in tijd begrensde verstoring van de kwantiteit en kwaliteit van slaap (natuurlijke, geregeld terugkerende onderbreking van het bewustzijn).

Verschijnselen:

ƒ Moeite met in slaap vallen of om in slaap te blijven

ƒ Moeheid

ƒ Overdag indutten

ƒ Stemmingswisselingen

ƒ Agitatie Oorzaken:

ƒ Verandering in de omgeving (ziekenhuisopname)

ƒ Overdag veel slapen

ƒ Gebrek aan activiteiten

ƒ Veel overdag slapen ten gevolge van medicatie

Interventies:

• Verminder lawaai

• Organiseer werkwijze zodanig dat patiënt tijdens de slaapperiode zo weinig mogelijk gestoord wordt

• Zorg dat de patiënt ‘s avonds de vochtinname beperkt en voor het slapen gaan plast

• Beperk slapen (aantal keer, duur) overdag

• Stel samen met patiënt en familie vast hoe het ritueel van naar bed gaan

gewoonlijk verloopt – tijd, vaste gewoonten en houd je hier zo goed mogelijk aan

• Beperk de inname van cafeïnehoudende dranken

• Leg aan de patiënt en naasten de oorzaken uit van slaap/ruststoornissen en mogelijke manieren om deze te vermijden

• Stel samen met de patiënt een dagprogramma op voor activiteiten 6. Denken en waarnemen

6.1 Pijn

Definitie: een onaangename zintuiglijke en emotionele gewaarwording als gevolg van een feitelijke of dreigende weefselbeschadiging of beschreven in termen van zo’n beschadiging (International Association for the Study of Pain); een plotselinge of langzame aanval van welke intensiteit dan ook, van mild tot ernstig met een verwacht of voorspelbaar einde en een duur van minder dan 6 maanden.

Verschijnselen:

ƒ De patiënt geeft aan pijn te hebben (verbaal, non-verbaal of op een schaal)

ƒ Zelfbeschermend gedrag

ƒ Op zichzelf gericht zijn

ƒ Vernauwd aandachtsveld

ƒ Gedrag dat aandacht van pijn afleidt (kreunen, huilen, hulp/troost zoeken bij andere mensen, rusteloosheid)

ƒ Van pijn vertrokken gezicht

ƒ Veranderde spierspanning

ƒ Reacties van het autonoom zenuwstelsel (transpireren, verwijde pupillen, verandering van bloeddruk en hartslag, toe- of afgenomen

ademhalingsfrequentie) Oorzaken:

ƒ Weefseltrauma en reflectore spierspasmen ten gevolge van contracturen en spasmen

ƒ Immobiliteit/ onjuiste houding Interventies:

• Laat merken dat je de pijn serieus neemt, erken de aanwezigheid van pijn, luister aandachtig.

• Bespreek waardoor pijn kan toe- of afnemen, bijvoorbeeld vermoeidheid (toename) of afleiding (afname)

• Bied de patiënt de mogelijkheid om overdag te rusten en zorg ’s nachts voor perioden met ononderbroken slaap

• Bespreek met de patiënt en de familie afleiding als aanvulling op de pijnverlichting

• Huidstimulatie: warmte- of koude kompressen

• Geef optimale pijnbestrijding door middel van voorgeschreven medicatie 6.2 Halfzijdige veronachtzaming

Definitie: de toestand waarin iemand geen besef of geen aandacht heeft voor één lichaamszijde.

Verschijnselen:

ƒ Veronachtzaming van betrokken lichaamsdelen en/of omgeving dan wel ontkenning van het bestaan van aangedane ledematen of lichaamshelft

ƒ Hemiplegie

ƒ Linkszijdige hemianopsie (blindheid)

ƒ Moeite met ruimtelijk waarnemen Oorzaken:

ƒ Verminderd opmerkingsvermogen als gevolg van CVA Interventies:

• Pas de omgeving aan de aandoening aan. Plaats nachtkastje, bel, TV, telefoon en persoonlijke spullen aan de aangedane zijde. Sta aan de aangedane zijde als je de patiënt benaderd of tegen de patiënt praat. (NDT-concept)

• Verander de omgeving geleidelijk terwijl je de patiënt leert te compenseren

• Instrueer de patiënt om eerst aandacht te schenken aan de aangedane extremiteit/zijde

• Instrueer om met kleine hapjes te eten

• Instrueer de patiënt om met zijn tong aan de aangedane zijde achtergebleven eten in de mondholte te verwijderen

• Controleer de mondholte na maaltijden/ medicatie op achtergebleven voedsel/

medicatie

• Zorg naar behoefte voor mondhygiëne 6.3 Verstoorde zintuiglijke waarneming

Definitie: verandering van de hoeveelheid ervaren prikkels, het ervaren prikkelpatroon of de prikkelinterpretatie

Verschijnselen:

ƒ Onjuiste interpretatie van prikkels uit de omgeving of verminderde doorgifte van prikkels

Oorzaken:

ƒ CVA Interventies:

• Oriënteer in persoon, plaats en tijd

• Geeft uitleg bij alles wat gedaan moet worden

• Laat de patiënt dingen zelf doen, zoals het eigen gezicht wassen

• Bevorder beweging in en buiten bed

• Voorkom isolement van de patiënt, verplaats de patiënt dagelijks naar bijvoorbeeld het dagverblijf

• Gebruik uiteenlopende methoden om zintuigen te prikkelen

• Probeer angstgevoelens en bezorgdheid te verminderen door uit te leggen welke zaken zich rond de patiënt bevinden

6.4 Kennistekort

Definitie: afwezigheid of deficiëntie van cognitieve informatie gerelateerd aan een specifiek onderwerp.

Verschijnselen:

ƒ Verwoordt onvoldoende kennis of vaardigheden te hebben/vraagt om informatie

ƒ Laat blijken een onjuiste voorstelling van gezondheidstoestand te hebben

ƒ Voert of verlangd of voorgeschreven gezondheidsbevorderend gedrag niet juist Interventies: uit

• Geef voorlichting over het onderwerp waar de patiënt onvoldoende kennis van heeft

• Gebruik eenvoudige taal 6.5 Verstoord denken

Definitie: een toestand waarin iemand een verstoring ervaart in cognitieve verrichtingen en activiteiten.

Verschijnselen:

ƒ Inaccurate interpretatie van prikkels (interne en/of externe)

ƒ Cognitieve gebreken, inbegrepen gebrekkig abstractievermogen en geheugen

ƒ Wantrouwen

ƒ Verwardheid/desoriëntatie

ƒ Onaangepast gedrag, impulsief gedrag Oorzaken:

ƒ CVA Interventies:

• Benader de patiënt op een kalme, zorgzame manier

• Doe geen beloften die niet nagekomen kunnen worden

• Verifieer jouw interpretatie met die van de patiënt

• Communiceer op een manier die de patiënt helpt zich een individu te blijven voelen

• Zeg tegen de patiënt wanneer je zijn gedachtegang niet kunt volgen

• Ga niet in op onzin

• Leer de patiënt het realiteitsgehalte van zijn opmerkingen/gedachten bij de ander te toetsen

• Zorg dat zintuigen voldoende en zinvolle prikkels aangeboden krijgen

• Houd de persoon georiënteerd in tijd en plaats. Verwijs elke morgen naar tijdstip en plaats. Zorg dat de patiënt een klok en een kalender krijgt die groot genoeg zijn om te zien. Zorg dat de patiënt door een raam kan zien of het buiten licht of donker is of neem de persoon mee naar buiten

• Stimuleer de familie om vertrouwde voorwerpen van huis mee te brengen (foto’s)

• Bespreek actuele gebeurtenissen, seizoensgebonden activiteiten 6.6 Geheugenstoornis

Definitie: niet in staat zijn om zich informatie of gedragsvaardigheden te herinneren of die te onthouden.

Verschijnselen:

ƒ Geobserveerde of meegedeelde voorvallen van vergeetachtigheid

ƒ Niet in staat zijn om vast te stellen of een handeling is uitgevoerd

ƒ Niet in staat zijn om zich nieuwe vaardigheden of informatie eigen te maken of die vast te houden

ƒ Niet in staat zijn om zich feiten te herinneren Oorzaken:

ƒ Veranderingen in centrale zenuwstelsel ten gevolge van CVA

ƒ Vermindering in hoeveelheid en kwaliteit van verwerkte informatie ten gevolge van visuele gebreken, slechte lichamelijke conditie, moeheid, gehoorgebreken Interventies:

• Bespreek de ervaringen van de patiënt over een gebrekkig geheugen en geef feedback op onjuiste informatie

• Leg uit dat de motivatie om te onthouden en technieken om te onthouden belangrijk zijn

• Als de patiënt moeilijkheden heeft met zich te concentreren, leg dan uit dat het kan helpen om zich te ontspannen en zich beelden voor de geest te halen

• Leer de patiënt methoden om geheugenproblemen op te vangen, bijvoorbeeld door dingen op te schrijven

• Leg uit wat helpt als iemand wat probeert te leren of te onthouden:

- zorg voor zo min mogelijk afleiding - wees niet gehaast

- houd een vorm van organisatie voor routinezaken in stand - neem een opschrijfblokje of agenda mee of maak aantekeningen 7. Zelfperceptie en zelfbeeld

7.1 Vrees

Definitie: vrees is angst die veroorzaakt wordt door een bewust herkend en realistisch gevaar. Het is een waargenomen reële of ingebeelde bedreiging. Vrees is operationeel gezien de aanwezigheid van ophanden zijnde gevoelens van beduchtheid en schrik;

de bron is bekend en specifiek, subjectieve reacties die fungeren als opwekkers van energie maar niet kunnen worden geobserveerd, objectieve verschijnselen die het gevolg zijn van de omzetting van energie in verlichtinggevend gedrag en reacties.

Verschijnselen:

ƒ Gevoelens van ontzetting, bezorgdheid

ƒ Vermijdend gedrag

ƒ Gebrekkige aandacht, prestaties

ƒ Slapeloosheid

ƒ Prikkelbaarheid

Oorzaken:

ƒ Verlies van lichaamsfunctie

ƒ Verminderde sensorische vermogens

ƒ Verminderde cognitieve vermogens

ƒ Invaliderende ziekte

ƒ Verlies van controle over eigen situatie en onvoorspelbare uitkomst ten gevolge van ziekenhuisopname

Interventies:

• Spreek langzaam en kalm

• Respecteer persoonlijke ruimte

• Gebruik eenvoudige rechtstreekse uitspraken

• Stimuleer uiting van gevoelens

• Stimuleer reacties die van realiteitszin getuigen. Bespreek welke aspecten wel en niet kunnen worden veranderd

7.2 Hopeloosheid

Definitie: geen mogelijkheden zien om problemen op te lossen of verlangens te realiseren en zelf niet de energie kunnen opbrengen om doelen te stellen.

Verschijnselen:

ƒ Gelatenheid, moedeloosheid, pessimisme

ƒ Vertraagde reacties op prikkels

ƒ Gebrek aan energie

ƒ Toegenomen slaapbehoefte

ƒ Vinden dat het leven onvoldoende zin of betekenis heeft

ƒ Passief, gebrek aan betrokkenheid bij zorg

ƒ Weinig praten

ƒ Gebrek aan initiatief en interesse

ƒ Gebrek aan eetlust, gewichtsverlies

ƒ Sociale teruggetrokkenheid

ƒ Depressiviteit

ƒ Apathie Oorzaken:

ƒ Verminderde functionele vermogens

ƒ CVA

ƒ Verzwakte of verslechterde fysiologische toestand

ƒ Langdurige beperking van activiteit Interventies:

• Bevorder het uitspreken van twijfels, angsten en zorgen door medeleven te tonen

• Bepaal en mobiliseer de eigen mogelijkheden van de patiënt (zelfstandigheid, onafhankelijkheid, principes)

• Help de patiënt ergens hoop uit te putten (relaties, geloof)

• Help de patiënt om realistische doelen voor de korte en lange termijn te ontwikkelen

• Leer de patiënt om elke dag uit te kijken naar activiteiten die hij prettig vindt

• Bepaal en mobiliseer externe hulpmogelijkheden (naasten, maatschappelijk werk, praatgroep, geestelijke verzorging)

• Moedig de persoon aan zorgen met anderen te delen die te maken hebben gehad met soortgelijke problemen en/of ziekte, en die positieve ervaringen hebben gehad met de manier waarop zij er mee om zijn gegaan

7.3 Machteloosheid

Definitie: idee dat eigen acties niet of nauwelijks invloed hebben op het zorgresultaat;

een vermeend gebrek aan controle over de ophanden zijnde of huidige situatie.

Verschijnselen:

ƒ Openlijke of bedekte uitingen van ontevredenheid omdat het niet lukt om controle over de situatie uit te oefenen

ƒ Apathie

ƒ Zich ongemakkelijk voelen

ƒ Passiviteit

ƒ Depressiviteit

ƒ Gelatenheid

ƒ Onbevredigende afhankelijkheid van anderen Oorzaken:

ƒ Niet kunnen communiceren ten gevolge van CVA

ƒ Geen algemene dagelijkse levensverrichtingen kunnen uitvoeren ten gevolge van Interventies: CVA

• Geef de gelegenheid om over verlieservaringen te vertellen (bijvoorbeeld onafhankelijkheid)

• Help de patiënt om zichzelf niet hulpeloos te zien en om eigen kracht en kwaliteiten vast te stellen

• Houd de patiënt op de hoogte van gezondheidstoestand, behandelingen en resultaten

• Anticipeer op vragen/interesses en bied informatie aan

• Wijs op positieve veranderingen in de gezondheidstoestand van de patiënt maar blijf realistisch

• Bied de patiënt de gelegenheid om controle op beslissingen uit te oefenen

• Leg de specifieke voorkeuren van de patiënt vast in het verpleegplan zodat collega’s daarvan op de hoogte zijn

• Moedig de patiënt aan om de verantwoordelijkheid voor zelfzorg op zich te nemen

• Help bij het stellen van realistische doelen

GERELATEERDE DOCUMENTEN