• No results found

Na een presentatie van de inhoud en de resultaten van het onderzoek vindt er een bespre- king plaats van de discussiestellingen (bijlage 4). Allereerst werden per regio de stellingen voor elk van de gebieden afzonderlijk besproken in verschillende groepen (zie deelne- merslijst, bijlage 6). De resultaten van deze besprekingen zijn plenair gepresenteerd en besproken. Vervolgens zijn de stellingen met betrekking tot de landelijke ontwikkelingen bediscussieerd. Het onderstaande geeft in het kort een aantal saillante punten uit de discus- sie weer.

Naar aanleiding van de presentatie van het onderzoek:

- aan de ontwikkelingen in de ons omringende landen is op verschillende manieren aandacht aan besteed. In de berekeningen van DRAM werkt het extra Europese aan- bod door in de prijzen van eindproducten, het effect is echter niet expliciet gemaakt. Daarnaast is het meegenomen in de beoordeling van het concurrerend vermogen van de akkerbouw;

- kostenbesparingen door samenwerking tussen akkerbouwbedrijven zijn niet expliciet gemaakt in de berekeningen; de vraag is overigens of hier meer dan tot nu toe sprake van zal zijn, ook in relatie tot het gebruik van loonwerk;

- schaalvergroting is nodig om het inkomen op peil te houden. Is wel rekening gehou- den met de factor arbeid? Het is afhankelijk van de technische ontwikkeling of het gemiddeld grotere bedrijf kan worden rondgezet met de huidige arbeidsbezetting. In- schakeling van betaalde arbeid leidt tot extra kosten en dat zal niet in alle gevallen rendabel zijn;

- arbeidskosten in de biologische landbouw kunnen omlaag door mechanisering van met name de onkruidbestrijding; in het onderzoek is hiervoor veel aandacht en opti- misme over de mogelijkheden;

- bloembollen worden in het noorden toch steeds belangrijker;

- ontsluiting van het Zuidwestelijk kleigebied, welke gewassen hebben daar het meeste baat bij? In het rapport wordt in dit verband gewezen op de toenemende mogelijkhe- den van afzet van onder meer groenten en aardappelen op de Belgische en Franse markt en ook meer kansen tot samenwerking in de verwerking. Gelijktijdig is ook meer internationale concurrentie te verwachten;

- de kostprijsontwikkeling in omringende landen wordt dus belangrijker voor de Ne- derlandse akkerbouw. Grondstoffen worden nu al veel uit het buitenland gehaald.

Bespreking van de Discussiestellingen: Bouwhoek en Hogeland (B en H)

1. B en H blijft marktleider voor pootgoed. Handelshuizen zoeken juist concentratie en B en H heeft een grote voorsprong ten opzichte van andere gebieden. Hoge investe- ringen en noodzakelijke kennis belemmeren starters.

2. Hoog saldo pootaardappels geeft de mogelijkheid tot schaalvergroting. Zolang het saldo van pootaardappelen goed is blijft de akkerbouw bestaan. Hiervoor moeten er regelmatig nieuwe (monopolie)rassen komen. Bij structureel lagere prijzen zal er misschien wat overstap plaatshebben naar bloembollen, vanwege de vergelijkbare kennis. De investeringen voor de start in de bloembollenteelt zijn echter hoog en remmen de ontwikkeling hiervan.

3. Concurrentiepositie van de akkerbouw in het gebied is sterk, dat wil zeggen, de ren- tabiliteit is hoog genoeg zodat buurmans grond kan worden overgenomen. Voor de melkveehouderij is het gebied minder interessant omdat die grotere percelen vraagt dan wat er veelal wordt aangeboden.

4. De problemen met bruinrot zijn tot dusver gelukkig incidenteel geweest en beperkt gebleven. Een voldoende ruim bouwplan (1 op 4 of zelfs 1 op 5) zou eigenlijk voor- keur verdienen om de risico's te beperken.

IJsselmeerpolders

1. De ontwikkelingen worden belemmerd door de 'vaste' eenheden waarin de bedrijven zijn uitgegeven (24 of 36 ha en dergelijke). Velen werken ook buiten het bedrijf. 2. De hoge vast kosten en het intensieve grondgebruik zijn inderdaad remmende facto-

ren voor de akkerbouw en dwingen tot aanpassingen

3. Het aantal opvolgers zou wel eens snel kunnen dalen door de beperkte mogelijkhe- den voor bedrijfsontwikkeling en de financiële druk.

4. De biologische landbouw heeft hier een voorsprong op die in andere gebieden en er zijn ook verdere groeikansen, maar die kunnen niet worden overschat. Arbeid kan een beperkende factor zijn.

Veenkoloniën en Oldambt

1. In de zetmeelsector worden mogelijkheden gezien in verdere professionalisering van ondernemingen en industrie. Vervanging zetmeelaardappelen door andere producten is moeilijk.

2. Het is van belang dat het gebied zich richt op de kerncompetenties (zetmeelverwaar- ding).

3. Schaalvergroting op bedrijfsniveau kan plaatsvinden omdat er veel beëindigers zijn. 4. In de Veenkoloniën blijft intensieve teelt van zetmeelaardappelen (1:2 of meer dan

Zuidwestelijk akkerbouwgebied

1. De bouwplansamenstelling in het gebied is erg wisselend door grote variatie in grondsoort.

2. De toenemende samenwerking kan ook leiden tot toenemende concurrentie vanuit die landen (België, Frankrijk).

3. Kan, maar de veehouders willen graag grote percelen.

4. Op beperkte schaal zijn er kansen voor verbrede landbouw. Biologische landbouw zal in de praktijk nooit 10% worden, hoewel de belangstelling er voor is toegenomen. Dit hangt weer sterk af van de grondsoort op het bedrijf.

Landelijke ontwikkelingen

1. De daling van het aantal bedrijven zal inderdaad fors zijn. Maar de ontwikkeling van het areaal is meer onzeker. De berekeningen tot 2015 laten eigenlijk een trendbreuk zien ten opzichte van de ontwikkelingen tot nu toe. In de toekomst wordt verwacht dat een groter voederoppervlak noodzakelijk is vanwege aanscherping Minas.

2/3 Veel afnemers eisen al registratie. De akkerbouw staat veel dichter bij certificering dan gedacht. Verbetering en innovatie noodzakelijk om tegemoet te komen aan eisen van consument. Er zullen best een aantal bedrijven afvallen vanwege de eisen aan in- formatieverschaffing, ict enzovoort.

4/5 Mee eens, maar de vraag blijft of de suikerbietenquota vrij verhandelbaar worden of niet. Bij vrije verhandelbaarheid kan dat een verschuiving van de productie naar melkveebedrijven betekenen. Suikerbieten is een veel makkelijkere teelt dan aardap- pelen en dus makkelijk in het bedrijf te passen. Als het areaal suikerbieten bij veehouders toeneemt, dan zal het aandeel suikerbieten in het bouwplan van akker- bouwers waarschijnlijk afnemen en het aantal akkerbouwbedrijven zal ook verder afnemen.

6. Areaal groenten staat onder druk vanwege 4 redenen: - problemen met arbeid;

- concurrentiepositie zwak;

- beschikbaarheid gewasbeschermingsmiddelen; - Minas.

Een kans is eventueel de aandacht voor voedselveiligheid, maar hoe zit het dan met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen?

7. Inkomen van buiten het bedrijf neemt steeds toe en heeft meer betekenis voor veel bedrijven dan verbreding van de activiteiten op het bedrijf zelf.

Enkele aspecten ter afsluiting van de discussie

De volgende zaken die mogelijk meer aandacht vragen - ook in het onderzoek - in verband met de ontwikkeling van de akkerbouw kwamen bij de afronding van de bijeenkomst nog naar voren:

- bedrijfsvormen: Samenwerking biedt geen soelaas voor degene die in zijn eentje het bedrijf ook niet rendabel kan maken. Individuele bedrijven willen hun grond graag

behouden en zouden deze in kunnen brengen in een groter geheel. Dit zou gecoördi- neerd kunnen worden, bijvoorbeeld door banken, verwerkende industrie);

- de keten: Deze bepaalt in sterke mate wat er op het akkerbouwbedrijf gebeurt en dat verdient meer aandacht;

- biotechnologie, wat is de invloed daarvan op het landbouwbedrijf, wat zijn kansen en bedreigingen, bijvoorbeeld van de gen-technologie?;

- eisen aan de ondernemer anno 2015. Kan dat concreet worden gemaakt door een lijst op te stellen.