• No results found

3. De arbeidsmarktpositie van alleenstaande ouders

3.2 De arbeidsdeelname in detail

3.2.1 Verschillende leeftijdsgroepen

De gemiddelde werkzaamheidsgraad van alleenstaande moeders tussen 18 en 49 jaar bedraagt 65% (cf. hoger). Tussen twintig- en veertigjarige moeders zijn er evenwel grote verschillen. Bij alleenstaande moeders zijn deze leeftijdsverschillen veel groter dan in de andere bevolkings-groepen. We bespreken kort de leeftijdsgroepen in detail.

Figuur 3.4 Werkzaamheidsgraad van ouders (18-49 jaar) met een kind jonger dan 20 jaar, naar gezinssituatie en leeftijd;

Vlaams Gewest, 2002

De cijfers waarop deze figuur gebaseerd is en de cijfers voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest vindt u in de cijferbijlage, tabel B16.

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de KSZ, basistoepassing 11 (Bewerking Steunpunt WAV)

Figuur 3.5 Werkloosheidsgraad* van ouders (18-49 jaar) met een kind jonger dan 20 jaar, naar gezinssituatie en leeftijd;

Vlaams Gewest, 2002

De cijfers waarop deze figuur gebaseerd is en de cijfers voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest vindt u in de cijferbijlage, tabel B17.

* als werkloos beschouwen we ieder die een uitkering ontvangt als UVW-WZ

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de KSZ, basistoepassing 11 (Bewerking Steunpunt WAV)

In deel 2 stelden we vast dat 18- tot 24-jarige vrouwen die aan het hoofd staan van een een-oudergezin meestal nog kinderen hebben onder de drie jaar; slechts een kwart heeft kinderen die allemaal ouder zijn dan drie. Amper een derde van deze jonge alleenstaande moeders heeft een betaalde baan (34%). Bovendien is de werkloosheidsgraad in deze groep torenhoog: de helft (52%) van degenen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt, bevindt zich in de werkloosheid. Het verschil met de andere oudergroepen is opmerkelijk. Van de jonge vaders uit koppels heeft zelfs 78% een betaalde baan. Jonge moeders die samenwonen met een partner leunen nog het dichtst aan bij de alleenstaande moeders, maar ze zijn toch beduidend vaker aan het werk en vooral veel minder vaak werkloos.

De arbeidsmarktsituatie van alleenstaande moeders tussen 25 en 29 jaar is nauwelijks beter.

Eerder stelden we vast dat deze moeders meestal nog kinderen hebben jonger dan zes. Iets meer dan de helft van hen heeft werk (52%) en een derde van degenen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt is werkzoekend (36%). Bij de andere ouders ligt de werkzaamheidsgraad in deze leeftijdsklasse tegen 70% en bij de vaders uit koppels zelfs rond 90%.

Vanaf dertig jaar raakt de arbeidssituatie van alleenstaande moeders langzaam uit het slop. De werkzaamheidsgraad neemt in elke leeftijdsklasse toe en klimt naar 70%. Tegelijk daalt de werk-loosheidsgraad drastisch. Dit neemt niet weg dat het aandeel werklozen uitzonderlijk hoog blijft in vergelijking met andere oudergroepen: bij de dertigjarige alleenstaande moeders bedraagt de werkloosheidsgraad meer dan 20% en bij de veertigjarigen ongeveer 15%. Geen enkele andere oudergroep kent zo hoge werkloosheidscijfers.

Hoewel de werkzaamheidsgraad van alleenstaande moeders ouder dan dertig om en bij de 70%

ligt, blijft er ook in dit opzicht een grote kloof bestaan met de mannelijke gezinshoofden. Van de vaders uit koppels is immers meer dan 90% aan het werk en van de alleenstaande vaders meer dan 80%. Enkel de moeders uit koppels hebben een werkzaamheidsgraad die vergelijkbaar is met die van alleenstaande moeders.

Het is opmerkelijk dat de arbeidssituatie van alleenstaande moeders verbetert in de oudere leef-tijdsklassen: de werkzaamheidsgraad ligt in elke oudere leeftijdsklasse hoger, terwijl de werkloos-heidsgraad daalt.21 Dit patroon doet zich voor tot de leeftijd van 40-44 jaar. Ook alleenstaande vaders bevinden zich in een betere arbeidsmarktpositie wanneer ze ouder zijn, al zijn de ver-schillen tussen de leeftijdsklassen daar minder groot. Bij de ouderparen is de situatie helemaal anders: moeders uit koppels bereiken de hoogste werkzaamheidsgraad in de leeftijdsklasse van 30-34 jaar; in de oudere leeftijdsklassen ligt de werkzaamheid telkens een paar procentpunten lager. Vaders uit koppels vertonen ook dit patroon, al zijn de verschillen tussen de leeftijdsklassen hier zeer beperkt.

Een verklaring voor de wat gunstigere arbeidssituatie van alleenstaande moeders in de oudere leeftijdsklassen ligt mogelijk in het feit dat het op die leeftijd makkelijker wordt om werk en gezin te combineren. Oudere moeders hebben oudere kinderen die minder verzorging en opvang nodig hebben, waardoor ze meer tijd hebben om te investeren in een betaalde baan. Een tweede moge-lijke verklaring is dat alleenstaande moeders meer geneigd zullen zijn hun baan te behouden, eens ze er een gevonden hebben. Aangezien ze instaan voor het gezinsinkomen, is stoppen met

21 Een belangrijke kanttekening bij deze cijfers is dat ze een momentopname weergeven en geen evolutie. Je ziet met andere woorden hoe hoog de werkzaamheid vandaag is in elke leeftijdsklasse, maar niet hoe de werkzaamheid in één bevolkingsgroep evolueert met het ouder worden. We moeten ermee rekening houden dat in deze cijfers een cohorte-effect besloten ligt: bij vrouwen ligt de werkzaamheidsgraad binnen elke jongere generatie of ‘cohorte’

namelijk een stuk hoger ligt dan in de cohorte die vijf jaar ouder is.

werken voor hen geen optie. Op die manier groeit het aandeel alleenstaande moeders dat een baan heeft met de leeftijd.

3.2.2 Leeftijd van het jongste kind

Hierboven maakten we de veronderstelling dat de werkzaamheidsgraad van alleenstaande moeders mogelijk verband houdt met de leeftijd van de kinderen. Volgende figuren tonen de werk-zaamheids- en werkloosheidsgraden volgens de leeftijd van het jongste kind. Hieruit blijkt inder-daad dat alleenstaande moeders met jonge kinderen zich in een veel minder gunstige arbeids-situatie bevinden dan moeders met oudere kinderen.

Figuur 3.6 Werkzaamheidsgraad van ouders (18-49 jaar) met een kind jonger dan 20 jaar, naar gezinssituatie en leeftijd van het jongste kind; Vlaams Gewest, 2002

De cijfers waarop deze figuur gebaseerd is en de cijfers voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest vindt u in de cijferbijlage, tabel B18.

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de KSZ, basistoepassing 11 (Bewerking Steunpunt WAV)

Figuur 3.7 Werkloosheidsgraad* van ouders (18-49 jaar) met een kind jonger dan 20 jaar, naar gezinssituatie en leeftijd van het jongste kind; Vlaams Gewest, 2002

De cijfers waarop deze figuur gebaseerd is en de cijfers voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest vindt u in de cijferbijlage, tabel B19.

* als werkloos beschouwen we ieder die een uitkering ontvangt als UVW-WZ

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de KSZ, basistoepassing 11 (Bewerking Steunpunt WAV)

Voor alleenstaande moeders met een kind jonger dan drie jaar is de arbeidssituatie weinig roos-kleurig: niet eens de helft van hen heeft een betaalde baan en de werkloosheid is buitensporig hoog. Het verschil met andere ouders is hier het grootst. Bij alleenstaande moeders met kleuters (3-5 jaar) ligt de werkzaamheidsgraad al een stuk hoger (62%) en vanaf het ogenblik dat alle kin-deren de schoolplichtige leeftijd van zes jaar bereikt hebben, bereikt de werkzaamheid een gemid-deld niveau van ongeveer 70%. De werkloosheidsgraad volgt het omgekeerde patroon. Dit neemt niet weg dat in vergelijking met andere ouders het werkloosheidspeil ook bij alleenstaande moeders met oudere kinderen bijzonder hoog blijft.

Men kan zich afvragen of de extreem ongunstige arbeidssituatie van een bepaalde groep van alleenstaande moeders eerder verband houdt met de leeftijd van de moeder dan wel met die van de kinderen. Figuur 3.8 laat zien dat beide variabelen een invloed hebben. Zowel bij twintigers als bij dertigers ligt de werkzaamheidsgraad van alleenstaande moeders met kinderen onder de drie jaar bijzonder laag. Verder hebben jonge moeders een lagere werkzaamheidsgraad dan moeders die ouder zijn dan dertig en dit ongeacht de leeftijd van hun jongste kind.

Figuur 3.8 Werkzaamheidsgraad van alleenstaande moeders (18-49 jaar) naar leeftijd van de moeder en leeftijd van het jongste kind; Vlaams Gewest, 2002

De cijfers waarop deze figuur gebaseerd is en de cijfers voor het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest vindt u in de cijferbijlage, tabel B20.

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de KSZ, basistoepassing 11 (Bewerking Steunpunt WAV)