• No results found

verlang ik ook voor mij: te heerschen! En terwijl gij tot heden nog zoo goed als niets te gebieden hebt, doe ik het al lang, schoon ik nog altijd blijf streven naar steeds

uitgebreider magt. Ik, de arme, onbekende, door velen verachte priester, ik bezit een

gezag zooals gij in al uwe grootheid het niet kunt magtig worden. Honderden, waarvan

ieder in zekere omstandigheden een leger waard zou zijn voor de grooten der aarde,

gehoorzamen onvoorwaardelijk en zonder navraag, zonder aarzeling, zonder vrees

tot den geringste mijner wenken. En door welke magt zijn ze aan mij onderworpen?

Door die waartegen niets bestand is, en waardoor de rede wordt uitgedoofd, en de

wil verlamd, totdat de mensch een levend en wandelend lijk wordt: de magt van het

godsdienstig fanatisme. Eén vingerwijzing van mij naar wie ik maar wil, naar u of

naar een ander, is genoeg om een of meer der hunnen te doen begrijpen, welk nieuw

offer aan de nooit verzadigde Doerga het meest welkom zal zijn; en te meer welkom

is haar dat van den hooger gestelde onder de menschen. Laat nu ook de aangewezene

zelf vooraf zijn gewaarschuwd, laat hij voorzorgen nemen zooveel hij wil, en zich

omringen met dienaren en wachten, toch ontkomt hij nauw anders dan door een

wonder het voorbeschikte lot. Overal in zijne nabijheid en onmiddelijke omgeving

zwerven onder allerlei vermomming mijne getrouwen om hem heen; en als het regte

oogenblik gekomen is, dan, in de stilte meest van den nacht, voelt hij eensklaps

zonder vooraf eenig geluid of geridsel vernomen te hebben, het worgkoord om den

hals, en eer hij een kreet of zucht heeft kunnen slaken is de lange reeks der

anden vermeerderd met een nieuw. 't Is waar, een enkele keer, schoon zelden, vindt

de indringer zich betrapt, maar de aangevallene die hem grijpt en tracht vast te houden,

voelt een glad ligchaam, als van een slang, door zijn handen glijden, en even snel en

onhoorbaar als het kwam, is het aanstonds weer verdwenen. En in 't uiterste geval,

als een mijner Worgers dan toch werkelijk gevat wordt, welnu, dan kan men hem

dooden en dan sterft hij met de onwrikbare overtuiging, terstond de oneindige

zaligheid deelachtig te worden; maar dan staan er ook weer honderd anderen gereed

aan wie op nieuw de proef kan worden bevolen, en wèl vreemd zoo die vroeg of laat

niet gelukken mogt.

De Yogi zweeg een oogenblik, maar geen zijner beide toehoorders nam het woord.

Salhana, met de meegedeelde bijzonderheden reeds wel bekend, had vrij onverschillig

toegeluisterd en vond geen reden er iets aan toe te voegen. Maar Selim was onder

de beschrijving van den priester verbleekt, schoon 't hem anders niet aan persoonlijken

moed ontbrak, en peizend bleef hij vóór zich staren.

– Zóó dan – hervatte Gorakh, – heersch ook ik, doch op mijne wijze. Die mij

tegenstaan ruim ik onbemerkt door anderen uit den weg; en zij die mijne magt kennen,

vreezen mij en doen gemeenlijk in 't eind, ze mogen hoog of laag geplaatst zijn, wat

ik van hen begeer. En meent gij dan dat deze wijze van magtsoefening niet evengoed

als de uwe hare behagelijkheid kan hebben? Of zou het geen vleijend en trotsch

gevoel zijn, door de menschen zich geminacht en vernederd te zien, maar tevens te

weten dat men

over hen, over hunne handelingen, over hun leven en dood naar willekeur te

beschikken heeft? En ik ben niet de eenige, die er zoo over denkt. Ik weet het, daar

zijn er ook anderen en ook in gansch andere en vèr van hier gelegen landen, die

eveneens in stilte en in het duister trachten te heerschen over hen, die het hoogste

gebied voeren in 't oog der wereld. Meer dan eens heb ik in Agra en elders onder

eene behoorlijke vermomming met die mannen gesproken, die hier uit het verre

Westen komen om volgelingen te winnen voor hunne leer, en, onder den schijn van

een gewillig oor te leenen aan hunne prediking, hen langzamerhand uitgehoord. En

uit hun mededeelingen en die hunner landgenooten, onder anderen ook omtrent de

inrigting en werking der Orde waartoe zij behooren, heb ik ontdekt, dat zij of althans

hunne opperhoofden een gelijk doel najagen als ik en mijns gelijken, al zoeken zij

langs anderen weg het te bereiken. Hunne middelen, zeg ik, zijn andere, hoewel

daarom nog niet altijd zachtzinniger dan de onze; wij hier laten de menschen worgen,

zij ginds laten ze levend verbranden; maar het doel blijft in elk geval hetzelfde. En

ook zij worden in hun eigen streken dikwijls weinig opgemerkt en weinig geteld,

menigmaal ook bestreden en vervolgd, en toch weten ook zij in naam van het

zoogezegd geloof te gebieden over wereldlijke magthebbers niet alleen, maar zelfs

over het geestelijk Opperhoofd hunner eigene kerk, terwijl zij veinzen met

onvoorwaardelijke onderworpenheid zijne bevelen te gehoorzamen. Zoo ziet gij dan,

hoe vreemd het eerst u ook scheen, dat het wezen en het genot der magt nog geenszins

voor allen,

zooals voor u, in het uitwendig vertoon en in de openlijke erkenning door anderen