• No results found

Verhouding tussen veldwerk en dienstverlening

In de interviews geven veldwerkers aan dat het aantal cliënten dat zij tege-lijk moeten begeleiden ‘meer is dan eigentege-lijk zou kunnen’ of ‘eigentege-lijk net iets te veel is’ en vaak uitkomt boven het in het werkplan vastgelegde aantal van dertig cliënten per jaar. Een te zware caseload in de begeleiding gaat vaak ten koste van het veldwerk. Dit geldt in het bijzonder voor de ke veldwerkers die zich veel bezighouden met de begeleiding van vrouwelij-ke cliënten2. Hierdoor wordt de voorgeschreven verdeling van vijftig procent veldwerk en vijftig procent dienstverlening in veel gevallen niet gehaald3. De teamleider van team Centrum geeft aan dat de veldwerkers in haar team in de afgelopen jaren zeker minder dan veertig procent van hun tijd hebben

Noot 2 Een van hen begeleidt ten tijde van het interview bijvoorbeeld 35 cliënten, een halfjaar eerder waren dat er zelfs 46. Om dit te kunnen behappen moet zij meer uren maken dan waarvoor zij is aangesteld, wat ze overigens niet zo erg vindt.

Noot 3 Overigens is er ook binnen Streetcornerwork discussie over welk deel van de tijd besteed zou moeten worden aan veldwerk, zij het dat vijftig procent daarbij wel min of meer geldt als het minimum. Een van de teamleiders vindt dat het eigenlijk zestig tot zeventig procent zou moeten zijn, de directeur noemt vijftig tot zestig procent.

besteed aan veldwerk. Dit beeld wordt bevestigd door verschillende veld-werkers uit andere teams.

Deze scheefgroei is des te vervelender aangezien veel veldwerkers aange-ven de combinatie van veldwerk en dienstverlening zeer te waarderen: ‘Het werk blijft leuker door de aandacht gelijk te verdelen. Dienstverlening kan soms best heftig zijn en veldwerk maakt het dan allemaal weer wat luchti-ger.’ Veelal benoemen de veldwerkers het veldwerk als de kern van de be-nadering van Streetcornerwork, maar impliciet of expliciet laten zij ook blij-ken veel voldoening te halen uit de meer gerichte hulp die ze kunnen bieden in de dienstverlening (dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat zij het moeilijk vinden om een jongere die zijn een tijd lang hebben begeleid, los te laten).

De meeste veldwerkers streven de verdeling wel na maar zijn in praktijk meer tijd kwijt aan dienstverlening. Hiervoor zijn twee belangrijke oorzaken.

Ten eerste zorgen de wachtlijsten bij hulpverleningsinstellingen ervoor dat de veldwerkers van Streetcornerwork ook na de zorgtoewijzing nog lange tijd begeleiding moeten bieden. Ook al rekenen de veldwerkers die niet echt tot hun taak, toch vinden zij over het algemeen dat zij deze begeleiding moeten blijven bieden: ‘Je kan moeilijk een jongere met wie je bezig bent laten vallen omdat je veldwerk moet doen, dan raak je het contact definitief kwijt.’ Lastig is verder dat veldwerkers zich door de lange wachttijd gedwon-gen voelen om niet alleen begeleiding, maar ook hulpverlening te bieden, terwijl dit niet tot de opdracht van Streetcornerwork behoort.

Ten tweede komt het veldwerk onder druk te staan omdat veldwerkers in de dienstverlening geen 'nee kunnen verkopen'. Wanneer een jongere bij hen komt met een hulpvraag voelen zij zich verplicht ook deze jongere te helpen, ook al zitten zij al aan hun caseload. De veldwerkers geven in de interviews nadrukkelijk aan er trots op te zijn op dat Streetcornerwork geen wachtlijsten heeft, in hun benadering past namelijk dat zij jongeren direct kunnen helpen op het moment dat die aangeven daaraan behoefte te hebben. Een verdere complicatie daarbij is dat juist wanneer men goed veldwerk verricht, dit veel cliënten voor begeleiding oplevert, waardoor er weer onvoldoende tijd over-blijft voor veldwerk.

Er is geen sprake van een expliciete prioritering vanuit het management in situaties waarin verschillende onderdelen van het werk om voorrang strijden.

Het hangt af van de individuele veldwerker hoe hiermee wordt omgegaan. In de zomer van 2007 is door de toenmalige coördinator van het team Centrum wel aangegeven dat de termijn van maximaal zes weken begeleiding na de zorgtoewijzing strak zou worden gehandhaafd. Hiertegen was echter zowel binnen Streetcornerwork als bij andere organisaties veel weerstand; dit voornemen is dan ook niet gerealiseerd.

Het uitblijven van duidelijke sturing vanuit de organisatie maakt dat veldwer-kers zelf oplossingen zoeken. Een veldwerker uit Nieuw-West vertelt dat hij om te zorgen dat zowel het veldwerk als de dienstverlening tot hun recht komen hij deze verspreidt over de dag: ‘Van tien tot vijf ben ik bezig met de begeleiding van cliënten en overleg, de avonduren reserveer ik voor het veldwerk.’ Dit leidt er wel toe dat de betreffende veldwerker gemiddeld zo'n dertig procent meer uren maakt dan waar hij voor is aangesteld. Overigens kiezen sommige veldwerkers, ook wanneer er wel sprake is van enige aan-sturing, hun eigen weg. Een van hen geeft bijvoorbeeld aan dat het ma-nagement er bij hem op aandringt om de begeleiding te stoppen nadat de

indicatie is verleend, maar hij trekt zich daar weinig van aan; zolang de cli-ent nog wacht op aansluitende hulpverlening vindt hij dat hij geen 'nee' kan zeggen.

3 Samenwerkingspartners

Streetcornerwork werkt met veel verschillende partijen samen. Met een deel daarvan wordt op stedelijk niveau of in alle teams samengewerkt, maar voor een groot deel verschillen de partijen per stadsdeel. In dit hoofdstuk geven we een beeld van de soorten samenwerkingspartners van Streetcornerwork.

Overzicht samenwerkingspartners Streetcornerwork

Bovenstaand schema geeft een overzicht van de samenwerkingspartners van Streetcornerwork. Veldwerkers hebben in een inventarisatie hun sa-menwerkingspartners opgegeven. De eerste colom geeft een overzicht van partijen met wie op locaal niveau samenwerking is. De tweede colom bevat organisaties die een stedelijke functie hebben en de laatste colom geeft een overzicht van overleggen en deelnemers. De samenstelling van de overleg-gen verschilt per stadsdeel. Niet in ieder 12+ overleg nemen alle partijen deel.