• No results found

Vergunningprocedure

De Nb-wet geeft aan dat projecten en andere handelingen die een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van habitats en soorten of een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen, alleen zijn

toegestaan als daar een vergunning of een verklaring van geen bedenkingen voor is verleend.

De vereiste toestemming in het kader van de Nb-wet kan worden gevraagd door voorafgaand aan de aanvraag om een omgevingsvergunning een Nb-wetvergunning aan te vragen. Als al een omgevingsvergunning is aangevraagd, haakt de Nb-wet aan. Dat betekent dat de gemeente een verklaring van geen bedenkingen aanvraagt bij het bevoegd gezag Nb-wet. De gemeente mag de omgevingsvergunning pas verlenen als deze verklaring is afgegeven. Bij een Nb-wetvergunning of een verklaring van geen bedenkingen wordt op dezelfde manier beoordeeld of toestemming kan worden gegeven en welke voorwaarden daarvoor gelden.

Wat wordt er van u, als initiatiefnemer verwacht?

De eerste, aan te bevelen stap in de beoordeling is een vooroverleg tussen initiatiefnemer en bevoegd gezag (oriëntatiefase). De hoofdvraag tijdens de oriëntatiefase is of er een kans op een (significant) negatief effect bestaat. Een ‘voortoets’ is een globaal onderzoek daar inzicht in kan geven. Op deze hoofdvraag zijn drie antwoorden mogelijk:

1. Als het project of de handeling niet van invloed is op ecologische vereisten zoals beschreven in hoofdstuk 3 (afzonderlijk of in combinatie met andere projecten) dan is er zeker geen negatief effect. Dit betekent dat er geen vergunning op grond van de Nb-wet30 nodig is. Denk hierbij aan de bouw van een dakkapel of een nieuwe mountainbikeroute net buiten Zeldersche Driessen.

2. Er is wel sprake van een negatief effect, maar dit is geen significant effect. Om zeker te zijn dat de negatieve effecten niet significant zijn, kan een aanvullende toetsing gevraagd worden in de vorm van een zogenaamde

’verslechteringstoets‘. Als er sprake is van verslechtering van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, kan vergunningverlening aan de orde zijn.

3. Er is een kans op een significant negatief effect. Dit betekent dat

vergunningverlening aan de orde is. Omdat er een kans op een significant negatief effect bestaat, is een ‘passende beoordeling’ vereist. In een passende beoordeling worden alle gevolgen van de activiteit voor het gebied in kaart gebracht. Het bevoegd gezag kan een vergunning verlenen als uit de passende beoordeling blijkt dat er zekerheid is dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast. Als deze zekerheid er niet is, dan kan er alleen een vergunning worden verleend als er aan de ADC-criteria

(alternatieven, dwingende reden en compensatie) wordt voldaan: alleen als alternatieven ontbreken en de activiteit doorgang moet vinden om dwingende redenen van groot openbaar belang kan een activiteit alsnog doorgang vinden. Er kan dan een vergunning worden verleend onder de voorwaarde dat tijdig (lees eerst) compenserende maatregelen worden getroffen. Voor prioritaire soorten en habitats geldt aanvullend dat bij significante effecten voor projecten

29

Wet- en regelgeving zijn aan verandering onderhevig. De hier beschreven situatie is gebaseerd op de Nb-wet 1998 vigerend op 1-12-2012. Het verdient aanbeveling om bij twijfel altijd contact op te nemen met de provincie.

30Waar besproken wordt over vergunning kan ook een verklaring van geen bedenkingen in het kader van de

met sociaaleconomische belangen, er eerst advies gevraagd zal worden aan de Europese Commissie.

In de onder 2 en 3 bedoelde gevallen volgt op de oriëntatiefase een

vergunningaanvraag door de initiatiefnemer. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het aanleveren van de informatie die het bevoegd gezag nodig heeft om de effecten te kunnen beoordelen en eventueel een vergunning te kunnen verlenen, inclusief een eventuele passende beoordeling. Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of de diepgang van het onderzoek van de initiatiefnemer naar de effecten voldoende is. Deze gevallen zijn niet op voorhand te beschrijven.

Waar let de vergunningverlener op?

Bij de toetsing van nieuwe projecten of handelingen (Nb-wet 1998, art 19d) zal de vergunningverlener er specifiek op letten dat aangetoond wordt dat het project of handeling het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zoals in dit beheerplan uitgewerkt niet belemmert. Dit gebeurt aan de hand van eventuele invloed op de ecologische vereisten zoals die in hoofdstuk 3 zijn geformuleerd. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van de meest recente informatie over de kwaliteit en het

voorkomen van de habitattypen en bijbehorende soorten in het gebied én de laatste stand van zaken met betrekking tot dosis-effectrelaties. Daarbij kan de

vergunningverlener ook rekening houden met de natuurlijke ontwikkelingen binnen het gebied. Ook mag de effectiviteit van de maatregelen die in dit beheerplan zijn beschreven niet beperkt worden door nieuwe activiteiten.

Wat is er belangrijk in Zeldersche Driessen

Gezien de gevoeligheid van de habitats in Zeldersche Driessen zullen activiteiten die van invloed zijn op de volgende aspecten zeker onderzocht worden:

 Activiteiten die de dynamiek van overstroming door de Maas en de Niers beperken;

 Activiteiten die leiden tot een verhoging van de depositie van stikstof. Deze lijst is vanwege onvoorziene ontwikkelingen niet limitatief.

Landbouw

Bij nieuwe of veranderende agrarische bedrijfsvoering zal getoetst worden aan de voorschriften die in de provinciale verordeningen zijn vastgelegd (of wanneer deze ontbreken aan het convenant over stikstof of de landelijke afspraken uit de PAS)31.

Recreatie

In Zeldersche Driessen is nagenoeg geen sprake van recreatie. Als derden excursies of andere activiteiten willen verzorgen waarbij van de wegen en paden afgeweken wordt, zal daarvoor eerst overleg met de beheerder gevoerd worden. Afhankelijk van de wensen kan vervolgens een vergunningprocedure nodig zijn. Ook kan ervoor gekozen worden om afspraken te maken om effecten op een andere manier vast te leggen.

Verkeer en vervoer en industrie

Ook wat betreft verkeer en vervoer en industrie is een afname van de depositie van stikstof gewenst. Voor deze sectoren worden op landelijk niveau afspraken gemaakt in de Programmatische Aanpak Stikstof. Bij nieuwe initiatieven zal daaraan voldaan moeten worden. Daarnaast zal in de beoordeling in ieder geval ook gekeken worden of de rust voor typische soorten niet verder verstoord wordt.

31De lijn is vastgelegd in het convenant, de uitwerking wordt zowel door de provincies als via de landelijke

programmatische aanpak stikstof gerealiseerd. Op 9 juli 2010 is de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord- Brabant vastgesteld. De PAS is op dit moment nog niet vastgesteld.

Bij verbreding of verandering van wegen en paden zal nagegaan moeten worden of dit leidt tot versnippering.