• No results found

Vergoedingssysteem

In document WERKEN AAN WERK (pagina 69-73)

5 Werkmeesters aan het woord over In-Made

5.5 Vergoedingssysteem

In de vorige paragraaf is al genoemd dat de vergoeding volgens werkmeesters een van de elementen is om de werknemers te motiveren. Toch zijn de werkmees-ters het hier onderling niet altijd over eens. Een aantal werkmeeswerkmees-ters beaamt het belang van een redelijke vergoeding, andere werkmeesters vinden dit minder belangrijk. In ieder geval vinden beide groepen werkmeesters dat scholing min-stens zo belangrijk is. Het gaat immers om het leggen van een goede basis voor de gedetineerden buiten de muren en dan achten zij het aanbieden van productie-werk alleen onvoldoende.

Veel werkmeesters halen het Duitse spaarsysteem in detentie aan, vooral als het gaat om de mogelijkheid om een deel van de inkomsten opzij te leggen voor de periode na detentie. Een argument dat een aantal werkmeesters aanvoert, is dat het bijdraagt aan een gevoel van ‘een schone lei’ na detentie.

5.6 Werkomstandigheden

In de survey is aan de werkmeesters gevraagd welke redenen zij van gedetineer-den vernemen om niet te werken. Door bijna tweederde van de werkmeesters (63 procent) wordt ‘ziekte’ als reden genoemd. Daarnaast is door 48 procent van de werkmeesters ‘gebrek aan motivatie’ genoemd. Ook waren ‘andere activiteiten’ volgens ruim eenderde van de werkmeesters (36 procent) een reden voor verzuim,

alsmede een disciplinaire straf (34 procent van de werkmeesters).9

In het algemeen zijn werkmeesters betrekkelijk positief als het gaat om de werksfeer op de afdelingen. Zij geven op een schaal van 1 tot en met 10 gemid-deld een 7,0. Ook het werkgerelateerde contact met de gedetineerden waarde-ren ze met een 7,2. Aan de werkmeesters is gevraagd of het werken in wisselende samenstelling van de werkmeesters invloed heeft op deze waardering. Dit levert het volgende overzicht op:

Tabel 5.4 – Invloed van werken in wisselende samenstelling werkmeesters (in n en %)

Invloed van werken in wisselende samenstelling werkmeesters op de werksfeer (n=322) n % Negatieve invloed 126 39% Geen invloed 82 25% Positieve invloed 114 35% Totaal 322 100%

Invloed van werken in wisselende samenstellingen werkmeesters op de arbeidsproductiviteit (n=326) n % Negatieve invloed 128 39% Geen invloed 98 30% Positieve invloed 100 31% Totaal 326 100%

Een deel van de werkmeesters (39 procent) geeft aan dat werken in wisselende samenstelling een negatieve invloed heeft op de werksfeer, tegenover 35 procent

die aangeeft dat dit een positieve invloed heeft.10 Ongeveer gelijke percentages

werkmeesters hebben dezelfde mening als het gaat om de invloed van werken in wisselende samenstelling voor wat betreft de arbeidsproductiviteit van gedeti-neerden. Ook hier geeft 39 procent aan dat dit een negatieve invloed heeft, tegen-over 31 procent die zegt dat dit een positieve invloed heeft.

Spiegeling meningen werkmeesters en gedetineerden over de arbeidssituatie

Over de arbeidssituatie van gedetineerden zijn aan zowel de gedetineerden als aan de werkmeesters twaalf stellingen voorgelegd. Deze stellingen liggen op het terrein van basisbehoeften (bijvoorbeeld ‘voor mijn werk is goede apparatuur belangrijk’), sociale contacten (bijvoorbeeld ‘tijdens het werk voel ik me verbon-den met mijn medegedetineerverbon-den’) en waardering (bijvoorbeeld ‘ik wil meer te zeggen hebben over het werk dat ik doe’).

Uit figuur 5.1 op de volgende pagina blijkt dat het percentage gedetineerden en werkmeesters op meerdere randvoorwaardelijke stellingen betrekkelijk vaak verschilt. Alleen de verschillen op de stellingen ‘gedetineerden moeten tijd voor een pauze hebben’, ‘het werk dat gedetineerden doen, moet uitdagend zijn’ en ‘door het werk voelen gedetineerden zich verbonden met medegedetineerden’

blijken niet significant.11 Op die stellingen zijn de meningen tussen

gedetineer-den en werkmeesters tamelijk eensluigedetineer-dend.

In het algemeen blijken werkmeesters vaker voorstander van stellingen die verband houden met arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld een goede tempera-tuur en goede apparatempera-tuur. Daarentegen zijn relatief meer gedetineerden het met stellingen eens die raken aan aspecten van financiën en het soort werk dat ze doen.

Figuur 5.1 – Reactie van gedetineerden en werkmeesters op randvoorwaardelijke stellingen (in %)

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Het is goed als gedetineerden meer te zeggen hebben over het werk dat ze doen Door het werk voelen gedetineerden zich verbonden met medegedetineerden Aan gedetineerden moet een opleiding aangeboden worden

Het werk dat gedetineerden doen moet uitdagend zijn Gedetineerden moeten een plek hebben om af en toe te eten Voor het werk van gedetineerden is goede apparatuur belangrijk Tijdens het werk moeten gedetineerden met anderen kunnen praten

Als gedetineerden nieuwe ideeën over werk hebben, moeten ze dat kunnen zeggen Alle gedetineerden moeten dezelfde kans op beter werk hebben

Een goede temperatuur tijdens het werk is voor gedetineerden belangrijk Gedetineerden moeten tijd voor een pauze hebben

Gedetineerden moeten goed betaald worden voor het werk dat ze doen

Werkmeesters Gedetineerden 43% 27% 54% 57% 67% 57% 65% 59% 57% 73% 75% 89% 76% 66% 76% 88% 79% 60% 83% 91% 86% 84% 88% 55%

5.7 Visie op werk en recidive na detentie

Op een schaal van 1 (‘helemaal niet’) tot en met 10 (‘zeer sterk’) hebben werk-meesters aangegeven in hoeverre naar hun inschatting In-Made bijdraagt aan het vinden of houden van werk na detentie. Gemiddeld geven ze op deze vraag een 5.2. Op deze vraag treden verschillen op naar gelang de werkervaring van werkmeesters. De werkmeesters met 3 tot 6 jaar geven gemiddeld een 4,0 tegen-over een 5,2 van werkmeesters met minimaal 6 jaar en een 5,7 van werkmeesters

met 0 tot 3 jaar werkervaring.12

Daarnaast zijn ze van mening dat specialistisch werk het meest kan bijdragen aan het vinden of houden van werk na detentie: 26 procent van de werkmeesters denkt dat metaalbewerking hieraan bijdraagt, naast magazijnwerk (20 procent van de werkmeesters) en schoonmaakwerk (10 procent van de werkmeesters).

In de interviews geeft een aantal werkmeesters aan dat er behoefte bestaat aan meer beroepsontwikkeling. Nu staat een groot deel van het aangeboden werk gelijk aan ‘dagbesteding’ en dit is niet erg uitdagend. Het is belangrijk dat het werk binnen de muren lijkt op het werk buiten de muren; de gedetineerden moeten voorbereid worden op het werkende leven en volgens een aantal werk-meesters is de ‘dagbesteding’ geen goede afspiegeling van de werkende wereld in de maatschappij.

De nadruk ligt volgens veel geïnterviewde werkmeesters te veel op het leve-ren van productie en minder op het aanbieden van specialistisch werk en het investeren in recidivereductie. Volgens meerdere werkmeesters kan er met name voor recidivevermindering het nodige verbeterd worden. Zo achten zij scholing belangrijk voor een goede basis na detentie. Daarnaast zien zij andere bepalende factoren voor een verhoogd recidiverisico die buiten penitentiaire arbeid liggen. Zo benoemen zij dat verslavingsproblematiek vaak resulteert in herhaald dader-gedrag. Volgens een aantal werkmeesters mist hiertegen de nodige begeleiding. Ook zijn werkmeesters van mening dat met name huisvesting en inkomen na detentie goed geregeld moeten zijn, ‘Anders vallen ze al snel terug in hun oude patroon.’

Toch hebben enkele werkmeesters een hard hoofd in het bestrijden van

reci-dive: ‘Negen op de tien keer komen ze toch weer terug.’13 Een enkele werkmeester

geeft aan dat het recidiveren nooit voorkomen kan worden. De gedetineerden moeten intrinsiek gemotiveerd worden, willen ze niet meer recidiveren.

In document WERKEN AAN WERK (pagina 69-73)