• No results found

5 Gecorrigeerde beloningsverschillen tussen markt en collectieve sector

5.1 Vergelijking van sectoren

Met behulp van het regressiemodel uit het vorige hoofdstuk is het mogelijk om verschillen in brutoloon tussen sectoren te splitsen in verschillen die kunnen worden verklaard uit de samenstelling van de werknemerspopulatie (meer vrouwen, hoger opgeleiden etc.) en

‘onverklaarde’ verschillen. De onverklaarde verschillen kunnen worden gezien als gecorrigeerde loonverschillen tussen sectoren, namelijk gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken of samenstellingseffecten. Het gecorrigeerde beloningsverschil laat zien wat een gemiddelde werknemer uit de collectieve sector zou verdienen wanneer hij of zij in een vergelijkbare functie in de marktsector zou gaan werken. Dit berekenen we met behulp van de Oaxaca-decompositiemethode, die is uitgelegd in paragraaf 2.4 van hoofdstuk 2.

Tabel 5.1: Procentuele bruto uurloonverschillen tussen de collectieve sector en subsectoren van de marktsector (percentage dat een werknemer uit de collectieve sector meer zou verdienen in specifieke subsectoren van de marktsector)

Sector Waargenomen

Vervoer en communicatie -14,5% -11,5% -3,1%

Financiële en zakelijke diensten -0,9% -1,8% 0,9%

Overige diensten privaat -12,0% -13,2% 1,2%

Tabel 5.2: Procentuele bruto uurloonverschillen tussen taakvelden van de collectieve sector en de marktsector (percentage dat een werknemer uit specifieke taakvelden van de collectieve sector meer zou verdienen in de marktsector)

Sector Waargenomen Collectieve sector totaal -12,2% -12,3% 0,1%

Zorg en welzijn -0,3% 0,5% -0,8%

Academische ziekenhuizen -24,3% -20,0% -4,4%

Rijksoverheid -28,7% -29,4% 0,7%

Rechterlijke Macht -63,8% -42,8% -21,0%

Provincies -28,4% -33,2% 4,7%

Gemeenten -17,0% -20,8% 3,8%

Waterschappen -22,5% -20,6% -1,8%

Primair onderwijs -16,5% -25,3% 8,8%

Voortgezet onderwijs -24,3% -37,2% 12,9%

Onderwijs BVE -24,2% -31,5% 7,3%

Hoger Beroepsonderwijs (HBO) -31,8% -41,6% 9,8%

Universitair /onderzoek -26,3% -41,8% 15,5%

Politie -19,1% -12,0% -7,2%

Defensie (overig) -15,3% -25,1% 9,8%

Defensie (gevechtfuncties) -33,6% 14,6% -48,3%

Figuur 5.1: Procentuele bruto uurloonverschillen tussen de collectieve sector en subsectoren van de marktsector (percentage dat een werknemer uit de collectieve sector meer zou verdienen in specifieke subsectoren van de marktsector)

-60% -50% -40% -30% -20% -10% 0 10% 20%

Overige diensten privaat Financ/zakelijke diensten Vervoer/communicatie Handel/horeca Landbouw/nijverheid Totaal Marktsector

Bron: ABV2001

gecorrigeerd verklaard

Figuur 5.2: Procentuele bruto uurloonverschillen tussen taakvelden van de collectieve sector en de marktsector (percentage dat een werknemer uit specifieke taakvelden van de collectieve sector meer zou verdienen in de marktsector)

-60% -50% -40% -30% -20% -10% 0 10% 20%

Defensie (gevechtfuncties) Defensie (overig) Politie

Universitair/onderzoek Hbo

Onderwijs BVE Voortg. onderwijs Primair onderwijs Waterschappen Gemeenten Provincies Rechterlijke Macht Rijksoverheid Academ.ziekenhuizen Zorg & welzijn

Bron: ABV2001

gecorrigeerd verklaard

Tabel 5.1 en figuur 5.1 tonen beloningsverschillen in de collectieve sector ten opzichte van verschillende subsectoren van de marktsector. De overwegend negatieve verschillen die worden waargenomen laten zien dat werknemers in de collectieve sector gemiddeld meer verdienen dan werknemers in de marktsector, gemiddeld 12,2 procent. Het verschil dat kan worden verklaard door achterliggende factoren waarmee we in ons verklarende model rekening houden is echter 12,3 procent (het lichtblauwe gedeelte van de bovenste staaf in figuur 5.1). Wat overblijft na correctie voor deze zogenaamde samenstellingseffecten is een gecorrigeerd beloningsverschil van 0,1 procent in het voordeel van werknemers in de marktsector (het donkerblauwe gedeelte van de staaf in figuur 5.1). Een gemiddelde werknemer uit de collectieve sector zou dus 0,1 procent meer gaan verdienen wanneer hij of zij de overstap zou maken naar de marktsector. De grootste correctie op basis van verschillen in de samenstelling van het werknemersbestand tussen de markt en de collectieve sector zitten in de handel en horeca (−25,2 procent) en niet-financiële en zakelijke diensten (−11,5 procent). Een gemiddelde werknemer uit de collectieve sector zou het meest in loon stijgen als hij of zij de overstap zou maken naar een vergelijkbare functie in de sectoren nijverheid en landbouw (+4,7 procent). Een overstap naar de sectoren handel en horeca (−4,8 procent) of vervoer en telecommunicatie (-3,1 procent) zou daarentegen een loondaling opleveren.

Tabel 5.2 en figuur 5.2 laten zien uit welke taakvelden van de collectieve sector werknemers gemiddeld het meest hebben te winnen of te verliezen bij een overstap naar de marktsector (de donkerblauwe vakjes). Met andere woorden, ze laten zien welke taakvelden binnen de collectieve sector relatief het best en het slechtst betalen. De best betalende sectoren zijn met name de gevechtsfuncties bij defensie, de rechterlijke macht en de politie, met een gecorrigeerd beloningsvoordeel van respectievelijk 48,3 procent, 21,0 procent en 7,2 procent. Maar ook de zorgsector kent een beperkt beloningsvoordeel van 0,8 tot 4,4 procent (de academische ziekenhuizen) ten opzichte van de marktsector. Het in vergelijking slechtst betalende taakveld binnen de collectieve sector is dat van de universiteiten en onderzoeksinstellingen (−15,5 procent), gevolgd door het voortgezet onderwijs (−12,9 procent) en de niet-gevechstfuncties bij defensie (−9,8 procent).

Het extreme beloningsvoordeel in gevechtsfuncties bij defensie vraagt om een nadere toelichting. Zeker als men deze afzet tegen de overige functies bij defensie. Tabel 5.3 geeft een overzicht van de meest voorkomende functies in het analysebestand bij de twee onderdelen van defensie. De tabel laat zien dat vooral het lagere beveiligingspersoneel (militairen) goed betaald krijgt. In hoofdstuk 3 werd al duidelijk dat het hier vooral om werknemers gaat die jong zijn (84 procent tot 25 jaar), ten hoogste middelbaar opgeleid (95 procent), man (91 procent) en met een elementair of lager beroepsniveau (74 procent). Het

gemiddelde bruto uurloon ligt voor de groep in gevechtsfuncties tot 25 jaar met € 25,61 ruim twee keer zo hoog als in de marktsector en is ook hoger dan voor oudere leeftijdsgroepen in gevechtsfuncties. Omdat het hier om een relatief grote groep gaat, met een standaardafwijking in de lonen die vergelijkbaar is met die in andere taakvelden, is dit niet het resultaat van enkele uitzonderlijk hoge lonen, maar van een algemeen en relatief royale beloning van militair personeel. Uit een nadere analyse van het aandeel eenmalige beloningen in het totale loon, blijkt dat deze voor militairen slechts gering hoger ligt dan voor het gemiddelde in de werknemerspopulatie (11 tegen 9 procent). De extreem hoge beloning van militairen is dus niet eenvoudig toe te schrijven aan bijvoorbeeld eenmalige toelagen voor deelname aan (vredes)missies.

Tabel 5.3: Aandeel van beroepsoorten in het analysebestand bij defensie

Defensie gevechtsfuncties Defensie overig

Beroep Aantal Aandeel Aantal Aandeel

Lager beveiliging 600 57% 66 13%