• No results found

Vergelijking scores op dimensies van autonomie

In document Onafhankelijk verbonden? (pagina 76-79)

3. Theoretisch kader

5.6 Slotanalyse

5.6.1 Vergelijking scores op dimensies van autonomie

In tabel 5 is weergegeven wat de verschillende scores en de waarden van intensiteit zijn. De dimensies financiële en structurele autonomie hebben bij alle cases gelijke scores opgeleverd. Voor de dimensie financiële autonomie geldt dat er in iedere gemeente sprake is van het afstaan van middelen aan de samenwerkingsverbanden en niet van inkomsten uit het samenwerkingsverband. Daarbij geldt dat er bij nagenoeg iedere case de mogelijkheid is om mee te praten over de totstandkoming van de begroting. Zo wordt de begroting van de Arbeidsmarktregio’s niet in gezamenlijkheid vastgesteld en staan participatiemaatschappijen als Wadinko dusdanig op afstand dat zij zelf hun begroting vaststellen. Daarnaast kan niet bij iedere publieke zelfstandige organisatie worden meebeslist, omdat deze taak in enkele gevallen bij het algemeen bestuur is belegd. Deze drie elementen samen maken dat er een behoorlijk verlies van financiële autonomie is in alle cases. De dimensie structurele autonomie is na de analyse gewaardeerd met inachtneming van een informeel aspect van verantwoording. Dit aspect houdt in dat gemeenten elkaar onderling informeren over hoe zij bepaalde zaken oppakken en uitvoeren binnen het domein. Hier zit een leerelement in, omdat de gemeenten op deze wijze zien wat verschillende methoden kunnen zijn en er is de mogelijkheid om deze methoden van elkaar over te nemen. Wat opvalt, is dat dit element in geen van de vijf cases als een vorm van verantwoording wordt gezien en ook niet als een beperking van de structurele autonomie. Dit is dan ook de reden dat uiteindelijk een klein verlies van structurele autonomie als score is toegekend aan alle cases. Er vindt geen strikte vorm van verantwoording plaats en het informele aspect wordt niet ervaren als sterk beperkend.

77

Legenda: ++ = geen verlies | + = klein verlies | +- = behoorlijk verlies | - = redelijk groot verlies | -- = groot verlies

AS = afstemmingssamenwerking, NC = netwerkconstructie, ZO = zelfstandige organisatie, PU = publiek, PR = privaat

Tabel 5. Vergelijking gemeenten op variabelen, schematisch weergegeven

De dimensie wettelijke autonomie vertoont een kleine variatie tussen de cases. Bij vrijwel alle gemeenten blijven de besluitvormingsbevoegdheden bij de gemeente. Bij drie cases wordt benoemd dat er enkele bevoegdheden zijn overgedragen in mandaat aan de centrumgemeente. Daarnaast wordt er bij iedere gemeente aangegeven dat de bereidheid van andere gemeenten om te spreken over voorstellen of ideeën er altijd is. Er wordt hooguit een beperking ervaren als er niet wordt meegewerkt aan een voorstel, omdat dit bijvoorbeeld niet in lijn is met de regionale koers of omdat de deelnemende gemeenten het vanuit hun lokale belangen niet zinvol achten om mee te werken. Omdat bij sommige gemeenten de overdracht in mandaat duidelijk naar voren kwam, hebben deze gemeenten een klein verlies toegekend gekregen en de overige twee gemeenten geen verlies. Deze overdracht van mandaat hangt samen met de manier waarop de Arbeidsmarktregio van de betreffende gemeente is ingericht en dit kan per regio verschillen, zoals te lezen valt in het Besluit SUWI (Ministerie van SZW, 2014). Onafhankelijke en afhankelijke variabelen Dalfsen Dinkel- land Gilze en Rijen Hillegom Losser Intensiteit Aantal 3 5 3 4 5 Vorm 1 AS, 1 NC, 1 ZO/PR 3 ZO/PU, 1 NC, 1 ZO/PR 2 ZO/PU, 1 NC 3 ZO/PU, 1 NC 2 ZO/PU, 1 NC, 1 ZO/PR Autonomie Financiële autonomie +- +- +- +- +- Structurele autonomie + + + + + Wettelijke autonomie ++ + + ++ ++ Beleidsautonomie + - ++ - + Managerial autonomie + - +- -- -

78

De beleidsautonomie vertoont variatie. Zo is er in de gemeenten Dalfsen en Losser een klein verlies van autonomie op deze dimensie, wat te wijten valt aan de duidelijke lokale keuzes die zij maken binnen het domein Werk en Inkomen. In Losser speelt mee dat er een aantal jaren geleden een fusie met een andere gemeente gepland stond, die uiteindelijk niet werd uitgevoerd. Als gevolg hiervan is er een achterstand op het domein Werk en Inkomen ontstaan en om die achterstand het hoofd te kunnen bieden maakt Losser duidelijk eigen keuzes, die niet altijd stroken met de regionale koers. Voor Gilze en Rijen geldt ook dat er lokale keuzes worden gemaakt, maar bij deze gemeente is geen verlies van autonomie vastgesteld, omdat hier nog duidelijker de lokale kleur van Gilze en Rijen wordt benoemd en er bewust regelmatig niet wordt deelgenomen aan regionale projecten. Er wordt pas regionale afstemming gezocht als het lokaal niet georganiseerd kan worden. In Gilze en Rijen speelt een dergelijke historie geen rol, maar wordt er wel heel bewust voor gekozen om aan projecten op het gebied van werktoeleiding een lokale kleur toe te kennen. Ook de banden met het lokale bedrijfsleven worden van bijzonder groot belang geacht. Ten slotte vallen de scores van Dinkelland en Hillegom op, waar een redelijk groot verlies op de beleidsautonomie is vastgesteld. Dit heeft te maken met de sterke beperking die de respondenten ervaren doordat veel zaken in eerste instantie door het Rijk worden opgelegd. Vervolgens worden er regionale afspraken gemaakt over de doelgroep en de te gebruiken instrumenten, waardoor de regionale samenwerking een beperking oplegt voor deze keuzes. De respondenten benoemen ook dat het niet uit te leggen is aan de inwoners dat er verschillend beleid wordt gehanteerd op het domein Werk en Inkomen: dit maakt dat Hillegom vaak aansluit bij wat er op regionaal niveau wordt afgesproken. In Dinkelland wordt aangegeven dat het niet zinvol is om sterk af te wijken van de regionale koers, omdat juist de harmonisatie van het beleid een van de doelen van de samenwerking is.

De vijfde en laatste dimensie vertoont tevens een grote variatie. De voornaamste oorzaak van de negatieve scores bij Dinkelland, Hillegom en Losser is de mate waarin de elementen binnen deze dimensies zijn vastgelegd in de gemeenschappelijke regelingen. Deze elementen betreffen de personeelsinzet, de huisvesting en de organisatiestructuur. De respondenten geven aan dat zij hier weinig invloed op kunnen uitoefenen, met uitzondering van de wethouder, die zelf zitting neemt in het algemeen en dagelijks bestuur van een aantal samenwerkingsverbanden. Dit geeft aan dat de elementen onder deze dimensie meer ‘eigen’ zijn aan het samenwerkingsverband en niet behoren tot de onderwerpen waar binnen gemeenten veelal discussie over plaatsvindt, maar veeleer binnen het dagelijks en algemeen bestuur op afstand van de dagelijkse gemeentelijke praktijk.

79

Wanneer concluderend de vijf dimensies met elkaar worden vergeleken, dan kan gesteld worden dat de vijf gemeenten op de dimensies die onder de component immuniteit vallen nagenoeg gelijk scoren. Deze component blijft intact, omdat er op deze dimensies een klein of behoorlijk verlies wordt vastgesteld. Met andere woorden: de vijf gemeenten in dit onderzoek zijn behoorlijk immuun voor sturing en beïnvloeding door de samenwerkingsverbanden. De dimensies onder de component initiatief vertonen meer variatie. Hier wordt bij de gemeenten Dinkelland, Hillegom en Losser een zeker verlies vastgesteld, waarbij de dimensie managerial autonomie de meest negatieve score krijgt in het geval van Hillegom. Het ligt besloten in een aantal samenwerkingsverbanden dat er voorafgaand aan de samenwerking enkele structuurafspraken worden gemaakt wat betreft huisvesting en organisatievorm en dit maakt dat hier gedurende de samenwerking minder invloed op uitgeoefend kan worden. De beleidsautonomie wordt in de meeste gevallen beperkt doordat er sprake is van regionale afspraken over instrumenten en doelgroepen en doordat de samenwerkingsverbanden een zekere mate van harmonisering van het beleid nastreven. Resumerend kan gesteld worden dat er een redelijke mate van initiatief is bij de gemeenten om hun verantwoordelijkheden naar eigen invulling uit te voeren.

De belangrijke vervolgvraag is of er binnen de geselecteerde gemeenten variatie bestaat aangaande de intensiteit van de samenwerking, die zou kunnen verklaren waarom er op de dimensies wettelijke, beleids- en managerial autonomie verschillend wordt gescoord.

In document Onafhankelijk verbonden? (pagina 76-79)