• No results found

vergaderen zijn net zo trots op hun vak als hun minder gekwelde

In document Kiezen of boren (pagina 60-63)

63 leraren het gevoel te geven dat ze gewaardeerd

worden, moeten ze (opnieuw) uitgerust worden met vertrouwen en handelingsvrijheid. Ook moet wantrouwend controleren met onver-mijdelijke standaardisatie, protocollering en verantwoordingsdruk als gevolg, voorkomen worden.

Met deze conclusie is echter iets eigenaardigs aan de hand: niemand lijkt meer overtuigd te hoeven worden! Zie de wijze woorden in het regeerakkoord van het alweer voorbije kabinet-Balkenende iv: ‘De overheid moet vertrouwen geven, ruimte laten, en mensen toerusten om volwaardig te participeren en verantwoorde-lijkheden te dragen. (…). Dit alles vraagt een vermindering van “bestuurlijke drukte” (…).’19

Het nieuwe regeerakkoord van vvd en cda stelt: ‘De regeldruk, met name voor professionals (...) wordt verder verminderd.’20 Zoals Evelien Tonkens terecht stelt is de frase ‘meer ruimte voor professionals’ de afgelopen jaren uit en te na herhaald.21

Dit leidt onvermijdelijk tot de vraag waarom het tij ondanks de brede consensus en alle goede bedoelingen niet is gekeerd. Op dit punt ¬ ‘herwaardering voor professionals, maar hoe?’ ¬ loopt ook Tonkens mijns inziens vast in haar tot dan toe overtuigende analyse. Heeft zij eerst ge-constateerd dat meer ruimte voor de professional een nieuwe ideologische consensus is geworden, een holle frase waar het bij zou blijven, vervol-gens is een van haar eigen actiepunten: ‘geef professionals discretionaire ruimte’. Dit klinkt onmiskenbaar deftiger, maar komt uiteraard op hetzelfde neer ¬ met dezelfde mitsen en maren. Een van de grootste ‘maren’ wordt door Ton-kens zelf mooi inzichtelijk gemaakt. Wanneer zij een pleidooi houdt voor nieuwe ‘dialogische verantwoording’ (naast verdere democratise-ring van de verhouding tussen professional en burger, kwalitatieve verantwoordingssystemen met kerncijferpublicatie als informatiebron in plaats van bron van afrekening) stelt zij het mot-to: ‘Wel openheid, maar geen volledige open-baarheid’ voor. In de praktijk betekent dit: ‘Fou-ten van artsen bijvoorbeeld kunnen voor het

grote publiek soms beter geheim blijven, maar moeten tussen artsen onderling wel scherp geanalyseerd worden.’22 De retorische hamvraag is: wie in het mondige moderne Nederland, dat door Tonkens zo goed is beschreven, is hiertoe bereid?

Er is sprake van grote tegengestelde belangen ¬ tussen overheid en school, tussen school en leraar, en niet in de laatste plaats tussen school en ouders ¬ en de leraar staat in het middel-punt van al deze conflicten. Deze belangente-genstellingen en het wijdverspreide verlangen naar transparantie leiden juist tot bureaucrati-sering en standaardisatie.

Veel vergaderingen en logboeken zouden niet nodig zijn als ouders de school en leer-krachten niet op de vingers zouden kijken over het functioneren van hun zoon of dochter. Lange rapportbesprekingen zouden niet nodig zijn als vader en moeder op het advies van de leerkracht zouden afgaan voor de vraag of het vmbo of de havo geschikter is voor hun kind. Strikt vastgelegde methoden en toetsen zouden niet nodig zijn als we zouden accepteren dat niet elke leerling hetzelfde leert. Inspectierap-porten die extreme monitoring tot gevolg heb-ben, zijn overbodig als scholen erop vertrouwd werden goed onderwijs te verzorgen.

‘Meer ruimte voor de professional’ en ‘minder bestuurlijke drukte’ klinken mooi als slogans, maar blijven holle frasen zolang nie-mand dit dilemma onderkent. Het is zeker niet gezegd dat een situatie van totale vrijheid en geen controle wenselijk zou zijn, maar de kern van mijn verhaal is wel een ongemakkelijke politieke boodschap: zowel Koning Burger als de Verantwoordelijke Overheid zouden een stap terug moeten doen.

Jurre van den Berg De leraar wil geen eerherstel maar vrijheid

‘Meer ruimte voor de professional’

en ‘minder bestuurlijke drukte’

blijven holle frasen

64

Hoe vrijheid en verantwoording elkaar bijten komt duidelijk naar voren in het rapport van de commissie-Dijsselbloem: ‘Bij een vergrote autonomie van het onderwijs hoort zowel ver-antwoording naar de overheid over de onder-wijsresultaten als naar de directe omgeving van

de school, de zogenaamde horizontale verant-woording, over resultaten, het schoolklimaat, de inzet van middelen enzovoorts.’23 Ergo: daar gaat de autonomie. Dit is het dilemma: we gunnen de leraar wel meer vrijheid, maar zijn niet be-reid de consequenties daarvan te aanvaarden.24

Noten

1 Van den Brink, G., Jansen, T. en Pessers, D. (red.). Beroepszeer. Waarom Nederland niet goed werkt. Meppel: Boom. 2 Tonkens, E. Mondige burgers,

getemde professionals. Markt-werking, vraagsturing en profes-sionaliteit in de publieke sector (herziene 4e druk). Amsterdam: Van Gennep, 2008.

3 Partij van de Arbeid. Iedereen telt mee. Verkiezingsprogramma bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2010, 2010, p. 18.

4 Becker, F., Van den Berg, J. & Sie Dhian Ho, M. Om de plaats van de arbeid. Amsterdam: Wiardi Beckman Stichting, 2008, p. 50-51.

5 Ibidem, p. 19.

6 Vanwege haar bijdrage aan de invoering van deze nieuwe sturingsvormen is de PvdA een aangesproken partij in het hieruit voortgekomen debat. Veelzeggend is in dit verband de stortregen aan verwijten die onderwijscolumnist Leo Prick juist PvdA-bewindslieden maakt in een interview in de Beroepszeer-bundel: ‘(O)mdat de PvdA natuurlijk een enorm stempel heeft gedrukt op het onderwijsbeleid van de afge-lopen decennia en daar is niet altijd veel goeds uitgekomen’. Dit is hetzelfde verwijt dat in Groot-Brittannië New Labour

als drager van het new public management en initiator van een karrenvracht aan top-down regelgeving in het onderwijs ten deel is gevallen. 7 Zie noot 1.

8 http://www.deonderwijsa-genda.nl.

9 Zie de Volkskrant, 28-09-2010. 10 Rinnooy Kan, A. (commissie).

LeerKracht! Advies van de Commis-sie Leraren. Den Haag: Ministe-rie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2007.

11 Van den Berg, Glebbeek & Bos-man, publicatie onder review. 12 Vergelijk Verbrugge, A.

Ge-schonden beroepseer. In: G. van den Brink, T. Jansen & D. Pessers (red.), 2005. Beroepszeer. Waarom Nederland niet goed werkt (p. 108-123). Meppel: Boom.

13 Freidson, E. Professionalism: The third logic. Oxford: Blackwell Publishers Ltd, 2001.

14 Professionele vrijheid is geope-rationaliseerd m.b.t. organisatie (‘Ik krijg voldoende vrijheid van de schoolleiding’) en functie (‘Er is te weinig ruimte voor het naar eigen inzicht invulling geven van de lessen’). 15 Bureaucratie (standaardisatie,

protocollering en verant-woordingsdruk) lijkt in het onderwijs weliswaar minder doorgedrongen dan bijvoor-beeld in de zorg, maar de sym-bolisering ervan in de vorm van vergaderingen vormt wel

degelijk een bron van ergernis (zie scp, 2006). Bureaucratie is dan ook gemeten door middel van de vraag: ‘Hoe veel tijd moet u besteden aan vergaderen’, met de antwoordmogelijkheden ‘te weinig’, ‘genoeg’ en ‘te veel’. 16 Sociaal Cultureel Planbureau

(scp). Wie werken er in het onder-wijs? Den Haag: scp, 2006. 17 Vrij Nederland, ‘Weg met de

ma-nagers!’, 30-06-2007. 18 Noordegraaf, M. Professioneel

bestuur. De tegenstelling tussen publieke managers en als ‘strijd om professionaliteit’. Oratie. Den Haag: Lemma, 2008.

19 Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van cda, PvdA en ChristenUnie. Samen werken, samen leven. Den Haag: Ministerie van Algemene Za-ken, 2007, p. 11.

20 Regeerakkoord vvd-cda. Vrij-heid en verantwoordelijkVrij-heid, 2010, p. 5.

21 Zie noot 2 22 Ibidem, p. 232.

23 Dijsselbloem, J. (Commissie Parlementair Onderzoek On-derwijsvernieuwingen). Tijd voor onderwijs. Parlementair on-derzoek onderwijsvernieuwingen. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2008, p. 191.

24 Ik dank Arie Glebbeek en Michiel Emmelkamp voor hun opmerkingen.

65

Over de auteur Han Noten is lid van de Eerste Kamer

voor de PvdA en voorzitter van ActiZ

Noten zie pagina 75

In document Kiezen of boren (pagina 60-63)