• No results found

De vereiste omvang van de populatie en van het leefgebied

4 Het korhoen

4.3 De vereiste omvang van de populatie en van het leefgebied

De minimum populatiegrootte

Kleine geïsoleerde populaties worden in hun voortbestaan bedreigd door o. a. demografische en in mindere mate genetische stochasticiteit en calamiteiten. Een Population Viability Analysis (PVA), in dit geval uitgevoerd met het model VORTEX, kan kritische factoren aan het licht brengen, die van belang zijn voor de overlevingskansen van deze populaties. Een PVA houdt rekening met deze factoren en geeft een inschatting van de uitsterfkans bij verschillende waarden ervan. Niet genoeg echter kan worden benadrukt dat VORTEX, als ieder ander model, een versimpelde nabootsing is van de ingewikkelde processen in de natuur (Niewold & Lammertsma, 2000).

Met behulp van VORTEX kan inzicht worden verkregen in de minimaal vereiste omvang van de op termijn levensvatbare populatie (MVP: Minimum Viable Population) en de gevoeligheid van deze populatie voor de verschillende invloedsfactoren. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de effecten van voortplanting en sterfte, catastrofes, predatie, jacht, bijzettingen en om verschillende omgevingsfactoren. Daarnaast kan de vastgestelde MVP worden gebruikt voor bepaling van de minimale, dynamische oppervlakte geschikt leefgebied (MDA: Minimum Dynamic Area), die nodig is om een MVP populatie te dragen.

Op basis van bestaande gegevens over de populatie die in belangrijke mate in de jaren tachtig zijn verzameld (Niewold & Nijland, 1988), aangevuld met literatuurgegevens en expert judgements is een eerste PVA-analyse met VORTEX

0 10 20 30 40 50 60 70 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 % voortplantingssucces verlies

uitgevoerd (Iepema, 2000). Volgens het meest gunstige- en ongunstige scenario zou de MVP respectievelijk uit gemiddeld 30 dan wel uit 54 vogels (hanen en hennen) moeten bestaan. Rekening houdend met jaarlijkse fluctuaties komt dit neer op een populatie die schommelt tussen 19 - 89 ex. voor het meest ongunstige scenario. De laatste tien jaren bestond de populatie uit gemiddeld 26,8 hanen. Rekening houdend met de aanwezigheid van iets meer hennen zullen er ca. 55-60 vogels aanwezig zijn geweest, juist voldoende voor een duurzame overleving.

Omdat over de gevolgen van de genetische isolatie nog weinig bekend is, werd dit onderdeel buiten de berekeningen gehouden. Bovendien is geen rekening gehouden met het optreden van calamiteiten, zoals branden, ziekten, stormen, insectenplagen, droogten en vorst. De werkelijke MVP zal dus waarschijnlijk eerder aan de bovenkant dan aan de onderkant van de genoemde schattingen liggen.

Voor het auerhoen, een verwant ruigpoothoen, werd een MVP van ca. 60 vogels berekend (Marshall & Edwards-Jones, 1998). Dit komt dus redelijk overeen.

De vereiste omvang van het leefgebied

In 2000 is de laatste fase voor uitbreiding van de open ruimte door kap in het kader van het Soortbeschermingsplan Korhoen afgerond (Van der Lans et al., 2001). Het is nu de vraag of hiermee voldoende leefgebied voor het korhoen is ontstaan.

De populatie is inmiddels volkomen geïsoleerd en de omgeving is steeds vijandiger geworden. De menselijke bewoning en infrastructurele en industriële werken rukken op in het landelijke gebied. Dit gebied raakt steeds sterker verparkt en de landbouwpraktijk wordt nog steeds intensiever. De hoenders zijn kwetsbaar voor verstoring door honden en de vluchtafstanden voor mensen blijven groot. Naast de druk van de aanwezigheid van mensen en hun huisdieren nemen ook de predatoren, inclusief mogelijk de huiskat, als gevolg van een verhoogde tolerantie, toe (Niewold & Jonkers, 1999). Verder zijn de indertijd nog open bossen op de Sallandse Heuvelrug nu hoger en dichter, waardoor ook het leefgebied op de Sallandse Heuvelrug minder gunstig is geworden en de korhoenders kwetsbaarder zijn ten aanzien van predatie.

Bij uitzondering worden korhoenders buiten de Heuvelrug aangetroffen. Uit dit buitengebied komen enkele meldingen van doodvondsten. Verder zijn de korhoenders niet of nauwelijks in de randzones van de open heide te vinden, maar wel in de aan de heide grenzende open bossen en bosranden (Niewold & Nijland, 1988; Niewold, 1993). De centrale oppervlakte open ruimte van ca. 1000 ha op de Heuvelrug kan dus worden gezien als de dynamische oppervlakte leefgebied (MDA). Delen hiervan zijn echter thans (nog) niet of minder geschikt voor korhoenders. Ook in de toekomst zullen delen van het heidegebied (tijdelijk) niet geschikt zijn. Aanvankelijk werd op grond van het beschikbare leefgebied en de ontwikkeling van de populatie, verruiming van het leefgebied naar ca. 1000 ha open ruimte voldoende geacht voor een populatie van 50-100 korhoenders (Niewold & Nijland, 1988; Niewold, 1993). Dat het werkelijke leefgebied thans nog kleiner is, is zorgwekkend gelet op de aanbevelingen van deelnemers aan het Korhoendersymposium te Luik in

2000, welke inhouden dat het minimale leefgebied voor een duurzame korhoenpopulatie ruim boven de 2000 ha moet zijn. Uit bevindingen van modelstudies voor ruimte eisende zoogdieren blijkt dat investering in uitbreiding en kwaliteitsverbetering van kerngebieden, samen met verbeteringen van verbindingszones daartussen, efficiënte en effectieve beheersmaatregelen zijn. Dit geldt vermoedelijk ook voor andere ruimte eisende soorten. Dit rechtvaardigt de aanbeveling om het accent voor behoud van het korhoen allereerst te leggen op verbetering en verruiming van het kernleefgebied op de Sallandse Heuvelrug.

Toegankelijkheid en voorlichting

Gedurende de laatste 20 jaren is de toegankelijkheid, mede met het oog op het behoud van het korhoen, met name van het heidegebied beperkt (Niewold & Nijland, 1988; Niewold, 1993; Van der Lans et al., 2001). Het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer met parkeerplaats is verplaatst, een aantal doorgaande zandwegen is onttrokken aan de openbaarheid en het aantal toegankelijke paden is teruggedrongen. Tevens is het ongebreidelde plukken van bosbessen verboden, zijn paden in de broedtijd afgesloten en is de Toeristenweg van 21:00 – 09:00 uur voor gemotoriseerd verkeer gesloten. Met het oog op overlast door ‘mountainbikers’ worden fietsers in grote delen van het heidegebied geweerd. Honden mogen slechts aangelijnd worden meegevoerd.

Door de beheerders zijn vaste wandelroutes uitgezet. Hierbij is een zonering van de recreatiedruk als uitgangspunt genomen: de kern van het gebied is recreatieluw, in de randen worden rustige vormen van recreatie toegestaan. Op een aantal plaatsen zijn informatieborden geplaatst. Er worden diverse excursies georganiseerd, waaronder tochten in het voorjaar naar de baltsende korhoenders. Ook worden de vele spontane korhoenkijkers, die soms in honderdtallen tegelijk samendrommen lang de Toeristenweg, geïnformeerd. Vrijwilligersorganisaties als het IVN spelen hierin een belangrijke rol.