• No results found

Veredelaars zijn nooit klaar We eten nu heel andere groen-

ten dan dertig jaar geleden’

Het beheer van de genenbanken (naast de genenbank voor gewassen zijn er ook genenbanken voor dieren en bomen) is onderdeel van een van de Wettelijke Onder- zoekstaken van WUR. De plantengenen- bank, die tien medewerkers telt, draagt zo namens Nederland bij aan behoud en ge- bruik van plantaardige genetische diversiteit in het kader van het wereldwijde Biodiversi- teitsverdrag (CBD) en andere internationale overeenkomsten.

Genetische erosie

Van Hintum signaleert een wrange paradox. “Voor een succesvolle plantenveredeling is het behoud van genetische variatie on- misbaar. Maar juist door de successen van diezelfde moderne plantenveredeling dreigt de wereldwijde genetische variatie in hoog tempo uit onze landbouw te verdwijnen, nu men overal dezelfde gewassen en rassen is gaan telen. Zonder genenbanken zou het voortbestaan van onze voedselveiligheid op den duur in gevaar komen.”

Meer dan tienduizend jaar geleden verza- melden de allereerste boeren wilde planten om als voedselgewassen bij hun hutjes te gaan verbouwen. Eeuwenlang bleven boe-

ren mengelmoesjes van verschillende plant- typen zaaien en poten. In die zogenoemde ‘landrassen’ of ‘boerenrassen’ zat een grote genetische variatie. Daarmee speelden de boeren op zeker, want of het seizoen nu warm of koud werd, nat of droog, met veel of weinig ziekten op het veld, in zo’n bont mengsel zaten altijd wel een paar geschikte planten, zodat er steeds wat te oogsten viel. Pas anderhalve eeuw geleden werd de plantenveredeling meer systematisch en wetenschappelijk aangepakt. Veredelaars gingen doelgericht kruisen om betere rassen te maken. Ze ontdekten dat het kruisen van

twee uitgekiende ouderlijnen superieure na- komelingen kan opleveren. Zo ontstonden de moderne rassen, die - mits vertroeteld met genoeg water, kunstmest en bestrij- dingsmiddelen - voor spectaculair hogere opbrengsten zorgden.

“De moderne rassen werden wereldwijd populair en vervingen de oude landrassen razendsnel”, zegt Van Hintum. “Een land als Mexico kende geen hongersnoden meer en ging zelfs maïs exporteren. Maar op de lange termijn schieten veredelaars zichzelf daarmee in de voet. Want als de genetische variatie uit een gewas verdwijnt, verdwijnt de grondstof voor toekomstige kruisingen. En dan wordt het steeds moeilijker om gewassen aan te passen aan de eisen van de toekomst.”

Genenbanken wereldwijd

Inmiddels wordt dit probleem van ‘gene- tische erosie’ breed onderkend. Vrijwel elk land heeft nu een of meer eigen genenban- ken. In Wageningen ging in 1985 het CGN van start. In deze nieuwe genenbank wer- den de bestaande werkcollecties van diverse Wageningse onderzoeksinstituten opgeno- men. Wageningen koos ervoor om zich toe te leggen op groentegewassen. Daarnaar gebeurde al veel onderzoek en bovendien zijn de belangrijkste groenten-veredelaars wereldwijd meestal Nederlandse bedrij-

CGN zakjes met zaden van gewassen.

Foto: CGN

45

Er zijn zaden van veel verschillende soorten erwten opgenomen in de genenbank.

Foto: CGN

ven. Zo beschikt het CGN over de grootste collectie sla ter wereld, met zo’n 2.500 verschillende accessies, te weten monsters van 1.500 rassen plus 1.000 lijnen van wilde verwanten.

Van Hintum: “Wij hebben twee grote doelen. Ten eerste de conservering. Wij zorgen dat ook onze kleinkinderen straks nog toegang hebben tot genetische bron-

nen, zodat zij verder kunnen veredelen. Ten tweede steken we veel tijd en moeite in het goed toegankelijk maken van onze collecties. Daarbij is onze genenbank ook een kennisbank. Je wilt immers weten welke lijnen of ‘accessies’, zoals wij ze noemen, be- paalde eigenschappen hebben. We zijn dan ook op grote schaal bezig om ons materiaal te sequencen, om het genetisch te karakteri-

seren. Dat doen we in samenwerking met de gebruikers.”

Kwaliteitszorg

Om aan zijn internationale verplichtingen te kunnen voldoen heeft het CGN in 2003 als eerste genenbank ter wereld een kwaliteits- zorgsysteem geïmplementeerd, namelijk ISO 9001, compleet met gedetailleerde proto- collen, noodgeneratoren en een doordacht toegangsbeleid voor bezoekers.

De zaden worden licht vacuüm verpakt in aluminium zakjes en bewaard bij min 20 graden Celsius. Ze moeten goed bewaard worden voor toekomstige generaties èn goed toegankelijk zijn voor gebruikers. Er moet altijd voldoende authentiek materiaal van goede kwaliteit voor hen klaar liggen en dat lukt dankzij goed voorraadmanagement in 99,7 procent van de gevallen. Monsters worden regelmatig op kiemkracht getest en zo nodig uitgezaaid om het plantmateriaal

Op Schiermonnikoog groeit de zeldzame liggende asperge, verwant aan de malse gekweekte asperge. Wageningse onder- zoekers trokken de duinvalleien in om de zaden die in de asperges zitten in de genenbank op te slaan. Want het is goed denkbaar dat op dit Waddeneiland natuur- lijke selectie op droogte- en zoutresistentie heeft plaatsgevonden. In de toekomst, als de klimaatverandering doorzet, komen die eigenschappen veredelaars van de cul- tuurasperge misschien goed van pas.

Onderzoekers van CGN verzamelen we- reldwijd zaden van wilde groenten. Veel van die wilde verwanten zijn nog steeds te kruisen met de gecultiveerde soorten. Op die manier kunnen veredelaars sterke- re groenten kweken. De wilde verwanten kunnen namelijk allerlei nuttige eigen- schappen bezitten, zoals ongevoeligheid voor ziekten, die in de huidige rassen niet

voorkomen, maar wel belangrijk zijn voor de duur- zame teelten en voedselzekerheid van de toekomst. Het voortbestaan van veel wilde soorten is echter onzeker door kli- maatverandering, verstedelijking en milieuvervuiling.

De wilde verwanten van onze cultuurge- wassen worden in het Engels aangeduid als Crop Wild Relatives. De website Crop Wild Relatives Nederland (cwrnl.nl) biedt een overzicht van deze wilde verwanten, van Aalbes tot Zwarte Nachtschade, met hun huidige verspreidingsgebied en hun ver- wachte toekomstige verspreidingsgebied onder invloed van klimaatverandering.