• No results found

Dit actieprogramma beschrijft de beleidsdoelen van de gemeenten in Groningen voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en daarmee de inspanningen die gemeenten op lokaal, (sub) regionaal niveau, samen met ketenpartners verrichten om deze doelen te bereiken. Hierbij volgen we de programmalijnen die geformuleerd zijn in het landelijke programma “Geweld hoort nergens thuis” dat in april 2018 is gepresenteerd. De drie programmalijnen zijn:

- Geweld eerder en beter in beeld - Geweld stoppen en duurzaam oplossen - Aandacht voor specifieke groepen

Vanuit het landelijke actieprogramma is er een landelijk ondersteuningsprogramma. Hierbij worden middelen beschikbaar gesteld via centrumgemeente Groningen. De per 1 februari 2019 aangestelde projectleider heeft samen met een projectgroep een uitvoeringsplan opgesteld zodat uit te voeren acties op het lokaal en (sub)regionaal niveau inzichtelijk worden gemaakt. Dit actieprogramma geeft een centrale ambitie weer, om gezamenlijk huiselijk geweld en kindermishandeling te voorkomen of zo vroeg mogelijk te signaleren en adequaat te reageren. Aandacht voor uitvoering op lokaal niveau en (sub)regionaal niveau is daarmee van groot belang. Bij de evaluatie van dit actieprogramma en het bijbehorende uitvoeringsplan zal wederom getracht worden meer inzicht te krijgen in (lokale) cijfers en effectieve interventies om de aanpak en de samenwerking te versterken.

Uitvoeringsmiddelen

Voor de uitvoering van dit actieprogramma zijn, afgezien van eventuele projectgelden vanuit de projectenpool van Geweld hoort nergens thuis, geen extra middelen beschikbaar. Uitvoering van het actieprogramma vraagt inzet en middelen van alle gemeenten en ketenpartners die betrokken zijn. Daarnaast stelt het landelijk programma elk jaar 3 miljoen beschikbaar voor projecten in de regio’s. Het is de bedoeling hier aanspraak op te maken voor de uitvoering van een deel van de acties en ambities uit dit plan wanneer dit niet regulier gefinancierd kan worden.

Uitvoering

Ons regionale actieprogramma zoals we dat nu hebben ontwikkeld voldoet aan de uitgangspunten zoals opgesteld door het landelijk actieprogramma Geweld hoort nergens thuis, de drie actielijnen. Het is echter zeer ambitieus en we realiseren ons dat uitvoering zonder extra rijksmiddelen ons voor een grote uitdaging stelt. We zullen daarom prioriteiten moeten stellen, we hoeven tenslotte niet alles in het eerste jaar te realiseren. In het op te stellen uitvoeringsplan zullen we de acties faseren in tijd. Onze belangrijkste focus zal liggen op het implementeren van de gezamenlijke visie zodat we in de regio gaan werken vanuit een integrale systeemgerichte methode die nodig is om het geweld duurzaam aan te pakken. De implementatie van het landelijk kwaliteitskader voor de sociale teams zal hierbij ondersteunend zijn en zal prioriteit krijgen van de projectleider.

Monitoring

Het meten van de effecten van dit actieprogramma is een belangrijk onderdeel. Vanuit Groningen zijn nu nog geen indicatoren vastgesteld waarop we dit gaan meten. Wij gaan aansluiten bij hetgeen landelijk op dit moment ontwikkeld wordt. Vanuit het landelijk actieprogramma is een

adviescommissie onderzoeksprogramma ingericht. De onderzoeksactiviteiten hieruit overstijgen de looptijd van het programma aangezien de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling niet stopt na drie jaar en juist langjarig onderzoek en monitoring waardevolle informatie geeft over op welke manier huiselijk geweld en kindermishandeling gestopt kan worden. Deze

45

worden vastgesteld en effecten worden gemeten en als tweede het ontwikkelen van een kennisprogramma.

Het regionale actieprogramma is in opdracht van de Groninger gemeenten opgesteld. Het wordt na ambtelijk overleg ter besluitvorming geagendeerd op een gecombineerd bestuurlijk OOGO/DB PG&Z in november 2019. Op dit moment vindt de implementatie van een nieuwe vormgeving van de regionale overleg- en besluitvormingsstructuur, ambtelijk en bestuurlijk, in het sociaal domein, plaats. Daarbij wordt gewerkt aan ‘Eén integraal overleg voor alle vormen van regionale samenwerking in het sociaal domein, inclusief zorg en veiligheid en gezondheid (lichamelijk,

geestelijk, preventie en gezondheidszorg)’. Het idee is dat, als een nieuw programma of project start, bij de start meteen besloten wordt in welk gremium het programma ambtelijk en bestuurlijk

verankerd is. Dat gremium neemt dan de rol op zich van stuurgroep c.q. klankbordgroep. Het overleg kan elke formele vorm aannemen: besluitvormend in een GR, bindend bij een convenant, op

overeenstemming gericht overleg, stuurgroep voor een programma. Waar een opiniërende

bespreking redelijk vormvrij is, dient het proces van besluitvorming aan formele en juridische eisen te voldoen. Als het nodig is, kan mandatering zorgen dat besluiten rechtsgeldig worden genomen. Tot deze nieuwe structuur is geïmplementeerd wordt voorgesteld het programma volgens de volgende projectstructuur uit te voeren:

Daarbij is het voorstel om het bestuurlijk innovatieoverleg en de projectgroep van het MDA++ project op te nemen in de afstemmingsoverleggen in de structuur van Geweld hoort nergens thuis. Dit is logisch omdat de MDA++ ontwikkeling onderdeel uitmaakt van het regioplan Geweld hoort nergens thuis en dit voorkomt dat er extra overleggen geïnitieerd moeten worden.

Tijdspad

Het actieprogramma loopt tot en met 2021. Een deel van de acties zijn voorzien van een tijdspad, een deel echter nog niet. Het definitieve tijdspad is afhankelijk van een aantal externe factoren zoals de mate waarin projectaanvragen bij de landelijke projectenpool worden toegekend, de mate waarin samenwerkingspartners capaciteit hebben om hun taken uit te kunnen voeren en de snelheid waarmee (aanvullende) informatie helder wordt die nodig is om op een deel van de onderwerpen een plan van aanpak te kunnen maken. De planning voor 2019 is helder, de komende maanden zal de planning voor 2020 e.v. gemaakt worden.

De volgende stap

Zodra er een bestuurlijk akkoord is op dit actieprogramma zal, aan de hand van de tabel met de samenvatting van de ambities en acties, de uitvoering worden geconcretiseerd met wie, wanneer, wat zal uitvoeren en op welke manier de resultaten worden gemonitord.

47

Bijlage 1 Definities

Definities

Onder huiselijk geweld wordt in dit actieprogramma verstaan:

Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke- of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Het woord huiselijk verwijst niet naar de plaats van het delict, het kan zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden, maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld of financiële uitbuiting. Het kan de vorm aannemen van (ex)partnergeweld, kindermishandeling, verwaarlozing van ouderen of geweld tegen ouders.

Hieronder vallen ook lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging. Er is soms sprake van een machtsverschil tussen pleger en slachtoffer, maar er is altijd sprake van

afhankelijkheidsrelatie. Een ander kenmerk van huiselijk geweld is dat pleger en slachtoffer

desondanks en soms noodgedwongen blijvend deel uitmaken van elkaars leef- en of woonomgeving. Hiermee hangt samen dat huiselijk geweld vaak een stelselmatig karakter heeft en er een hoog recidiverisico is. Geweld in het gezin gaat vaak gepaard met andere problematiek. Zo kan er sprake zijn van spanningen tussen echtgenoten, werkeloosheid, verslaving, schulden en/of

LVB-problematiek. Er is een brede focus nodig, want de problemen van ouders hebben gevolgen voor de kinderen en andersom. Als het gaat om veiligheid van kinderen, stellen we dat

volwassenproblematiek ook kind-problematiek is. Een speciale vorm van huiselijk geweld die van oudsher speciale aandacht krijgt, is kindermishandeling.

Onder kindermishandeling wordt verstaan:

Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.

Het gaat hier om lichamelijke en psychische mishandeling (bijvoorbeeld klem zitten in een complexe scheiding en getuige zijn van huiselijk geweld), lichamelijke en psychische verwaarlozing, seksueel misbruik, financiële uitbuiting (bijvoorbeeld Pgb aanvragen voor een kind maar zorg

niet/onvoldoende (laten) verlenen, erfenis van een kind voor zichzelf aanwenden).

Onder de Multidisciplinaire Aanpak (MDA++ ) verstaan wij in dit actieprogramma: een bundeling van psychosociale, medische, forensische en justitiële specialisten in de aanpak van kindermishandeling, huiselijk en seksueel geweld. Een team van deskundigen dat gecoördineerd en gefaseerd onderzoek en opvang biedt na acuut, ernstig (seksueel) geweld of een gezamenlijke analyse en plan van aanpak maakt en uitvoert om structureel geweld te stoppen. De cliënt en de gezinsleden beslissen mee. Een casusregisseur is hun vaste contactpersoon, die alle interventies op elkaar afstemt.

Wanneer in dit actieprogramma gesproken wordt over casusregie bedoelen we daar het volgende mee: een casusregisseur coördineert, stemt af en volgt de benodigde hulpverlening aan

cliënten/cliëntsystemen, waarbij het eigen netwerk en meerdere hulpverleners betrokken zijn. Samen met de cliënt/het cliëntsysteem wordt bekeken welke hulp nodig is op basis van een (systeem)analyse van de krachten en zorgen van de jeugdige, het gezin en het netwerk. Bij deze

analyse wordt ook een overzicht gemaakt van de inzet en het resultaat van eerder hulp. Vervolgens worden samen met ook andere betrokken hulpverleners en alle betrokkenen doelen opgesteld. Het planmatig handelen bij casusregie volgt een cyclisch proces van monitoren, beoordelen en beslissen om te komen tot het door of voor de cliënt gewenste (eind)resultaat. Een uitgangspunt is ook dat waar mogelijk gedurende het hele traject dezelfde professional betrokken blijft. De taken van een casusregisseur kunnen door gemeenten bij een professional belegd zijn die zorg coördinator, casemanager o.i.d. genoemd wordt. Dat bepaalt elke gemeente zelf zolang de uitvoering van de hierboven genoemde taken maar geborgd is.

49