.1 Realisatie staat van baten en lasten en balans
1. Staat van baten en lasten
Realisatie 2018 Realisatie 2019 Begroting 2019
Verschil x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
Baten
Rijksbijdragen 1.037 1.095 1.046 48
Overige
overheidsbijdragen - - - -
Overige baten 22 57 17 40
Totaal baten 1.059 1.152 1.063 89
Lasten
Personele lasten 877 923 912 11
Afschrijvingen 23 30 28 2
Huisvestingslasten 51 51 52 -1
Leermiddelen 42 42 42 1
Overige instellingslasten 58 56 52 3
Totaal lasten 1.051 1.102 1.085 17
Saldo baten en lasten 8 49 -22 72
Saldo fin. baten en lasten - - 1 -1
Nettoresultaat 8 49 -22 71
Bestemmingsreserve - 37 - 37
Genormaliseerd resultaat 8 13 -22 35
Bovenstaande tabel geeft een weergave van de staat van baten en lasten van de gehele organisatie.
Hieronder is de verdeling van het totale resultaat weergegeven.
21 Realisatie 2018 Realisatie 2019 Begroting 2019 Verschil
Jan de Bakkerschool 7.266 44.417 -21.751 66.168
Stichting 1.229 5.041 -100 5.141
Totaal 8.496 49.458 -21.851 71.309
Algemeen
Een belangrijke ontwikkeling die invloed heeft op de exploitatie van 2019 is de besluitvorming rondom het afsluiten van de nieuwe cao. Begin januari 2020 is uiteindelijk met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2019 een nieuwe cao afgesloten. De afspraken in deze cao hebben substantiële consequenties op de jaarresultaten 2019 en 2020. In deze cao is namelijk afgesproken dat alle medewerkers vanaf januari 2020 een verhoging van het salaris ontvangen van 4,5%. Daarnaast ontvangen zij twee eenmalige uitkeringen; eenmaal 33% van het verhoogde maandloon en eenmaal 875 euro (naar werktijdfactor). Zowel de verhoging van 4,5% als de uitkeringen vinden plaats in 2020. De middelen om deze uitbetaling te kunnen doen heeft echter al plaatsgevonden in de bekostiging 18/19 en de verhoogde bekostiging van 19/20. De eenmalige uitkering van 875 euro wordt betaald uit een eenmalige uitkering van 150 miljoen euro die in december 2019 door de scholen is ontvangen. Het matchen van de opbrengsten met de kosten is niet mogelijk gebleken waardoor het resultaat 2019 een veel hogere realisatie laat zien. Deze hogere realisatie is bovenstaand inzichtelijk gemaakt door middel van een ‘genormaliseerd resultaat’. Het overschot in 2019 zal immers als tekort weer
terugkomen in het verslagjaar 2020. Het overschot is in een bestemmingsreserve opgenomen zodat ook volgend jaar nog duidelijk is om welk bedrag het gaat.
Het verschil in realisatie 2019 ten opzichte van 2018 heeft als belangrijkste oorzaak dat in de baten er hogere ontvangsten zijn geweest voor gestegen loonkosten, indexaties en extra werkdrukmiddelen.
De lasten laten afwijkingen zien in de loonkosten, naast een iets hogere inzet ten opzichte van 2018, vanwege gestegen loonkosten. Daarnaast is de realisatie op een aantal materiële budgetten in 2019 anders verlopen dan in 2018.
Wat betreft het verschil tussen de realisatie en begroting 2019 is het effect betreffende de nieuwe cao circa 37.000 euro. Daarnaast in de begroting vanuit gegaan dat gestegen lasten voor pensioenen worden gecompenseerd in de indexatie van de bekostiging. Het totale effect hiervan op de rijksbijdragen is 8.000 euro geweest. De loonkosten laten als gevolg hiervan een vergelijkbare overschrijding zien.
Een andere onverwachte ontwikkeling is het vervroegd vrijkomen van extra middelen voor werkdrukvermindering per augustus 2019. Er werd in 2019 een bedrag van 30.000 euro verwacht terwijl er door een hogere bijdrage per leerling, een bedrag van 35.000 euro is ontvangen. Deze middelen zijn ingezet voor meer (vervangings) inzet.
Toelichting staat van baten en lasten
Onderstaand een beknopte toelichting op de overige ontwikkelingen en de belangrijkste verschillen per categorie ten opzichte van de begroting.
De rijksbijdragen laten een positief verschil zien van circa 48.000 euro. Door de eerder genoemde ontwikkelingen (37.000 euro cao, 8.000 euro indexaties, werkdrukgelden 5.000 euro) komen de baten 50.000 euro hoger uit. Daartegenover staan lagere ontvangsten voor passend onderwijs en
zorgarrangementen (2.000 euro).
De overige baten komen 40.000 euro hoger uit dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door de ontvangst van een niet-begrote premierestitutie van BWGS van 13.500 euro, bijdragen van Driestar Educatief van 8.500 euro en PGB inkomsten van 10.000 euro. De baten (22.000 euro) van de stichting zijn hier tevens verwerkt. Deze kwamen circa 9.000 euro hoger uit dan begroot door opbrengsten acties en hogere ouderbijdragen.
22 De personele lasten komen op totaalniveau 11.000 euro hoger uit dan begroot. Dit is voor 24.000 euro toe te schrijven aan overige personeelskosten, waar een besparing van 13.000 euro aan loonkosten tegenover staat:
Ondanks de gestegen pensioenpremies en overige indexaties is op de loonkosten een besparing gerealiseerd van 22.000 euro. De totale reguliere inzet is per saldo iets lager geweest, echter compenseerde de lagere inzet directie (heel het jaar begroot met een hoge inschaling) en leerkrachten ruimschoots de hogere inzet onderwijsondersteunend personeel;
Daarnaast zijn er loonkosten voor vervanging begroot. Deze lasten vallen circa 9.000 euro hoger uit. Naast wat vervanging voor ziekte en zwangerschap heeft er veel ‘overige vervanging’
plaatsgevonden. Hier heeft ook extra inzet plaatsgevonden vanwege uitgevoerde directietaken door teamleiders aan het begin van het jaar;
De overschrijding van 24.000 euro op de overige personele lasten is veroorzaakt door hogere kosten (na)scholing en schoolontwikkeling. Deze zijn deels verwerkt onder de inzet extern personeel.
De afschrijvingen zijn wat hoger dan daarvoor was begroot. Dit is met name veroorzaakt doordat meer is geïnvesteerd.
De huisvestingslasten en leermiddelen zijn conform begroting gerealiseerd. Tussen de onderliggende posten zijn wel wat verschuivingen zichtbaar.
De overige instellingslasten laten een overschrijding zien van 3.000 euro wat volledig toe te schrijven is aan hogere lasten voor de stichting (acties en leerlinggebonden activiteiten waar ook baten tegenover staan).
Er is 550 euro aan rentebaten begroot onder de financiële baten en lasten. Er is geen rente ontvangen.
2. Balans
Onderstaand overzicht geeft de balans weer per 31 december van de afgelopen drie boekjaren.
ACTIVA Ultimo 2019 Ultimo 2018 Ultimo 2017
x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
Totaal vlottende activa 773 700 740
Totaal activa 967 839 832
23
PASSIVA Ultimo 2019 Ultimo 2018 Ultimo 2017
x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
Algemene reserve 609 602 594
Bestemmingsreserves publiek 37 - -
Bestemmingsreserves privaat 69 64 62
Bestemmingsfonds publiek - - -
Het resultaat 2019 is in lijn met eerdere jaren afgezien van de genoemde cao afwijking en de realisatie op de financiële baten en lasten.
In 2019 is er voor 83.700 euro geïnvesteerd in materiële vaste activa. Begroot is een bedrag van 32.500 euro. Er is in 2019 een bedrag van 26.700 euro afgeschreven, waardoor de boekwaarde van de activa is gestegen.
De gerealiseerde investeringen hebben betrekking op de volgende categorieën:
Overige materiële vaste activa 54.000 euro Inventaris en apparatuur 20.400 euro
Leermiddelen 7.500 euro
ICT 1.800 euro
Totaal 83.700 euro
De overige materiële vaste activa komen grotendeels tot stand door investeringen in nieuwe speeltoestellen, een speelvlonder, tuinonderhoud in de patio en het aanleggen van nieuwe bestrating.
De investeringen binnen de inventaris en apparatuur worden veroorzaakt door de aanschaf van een koffiezetapparaat, schommels voor in de patio en een Prowise-bord. De gerealiseerde investeringen voor leermiddelen hebben betrekking op de aanschaf van de methode Taaloceaan voor diverse groepen. De realisatie met betrekking tot ICT wordt veroorzaakt door de aanschaf van een laptop.
De reserves zijn met circa 50.000 euro gestegen wat overeenkomt met het geconsolideerde resultaat.
Binnen de reserves wordt onderscheid gemaakt tussen de publieke (school) en private (stichting) reserves. Het overschot dat dit jaar is ontstaan in het resultaat door de verwerking van de cao is in een bestemmingsreserve opgenomen zodat ook volgend jaar nog duidelijk is om welk bedrag het gaat.
De voorzieningen zijn met ruim 18.000 euro gestegen. Aan de voorziening groot onderhoud is 21.000 euro gedoteerd en 7.500 onttrokken (onderhoud vloeren en renovatie bestrating schoolplein). Daarnaast is er op basis van het personeelsbestand rekening gehouden met een hoger bedrag per fte waardoor de voorziening jubileumuitkering een hogere stand laat zien.
24
.2 Ontwikkelingen in meerjarig perspectief
Leerlingen
Bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2020-2024 is rekening gehouden met de volgende verwachte leerlingaantallen in de komende jaren.
Teldatum per 1 oktober 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Onderbouw totaal 83 83 71 73 77 69
Bovenbouw totaal 110 111 97 89 90 85
Totaal 193 194 168 162 167 154
Bovenstaande overzichten laten de ontwikkeling van het leerlingaantal over de afgelopen en komende jaren zien. Het leerlingaantal is afgelopen jaren gedaald. De komende jaren is rekening gehouden met doopcijfers. Op basis hiervan wordt de komende jaren een verdere daling van het leerlingaantal verwacht, met name in 2020. Er wordt ingezet op een verbetering van de uitstraling van de school, waarbij gehoopt wordt op een minder lage instroom dan begroot.
FTE
Functiecategorie 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Directie 0,92 0,91 1,00 1,00 1,00 1,00
Leerkracht 9,15 9,19 9,08 9,08 9,08 9,08
Onderwijsondersteunend personeel 2,52 2,65 3,10 2,78 2,78 2,78
Vervanging eigen rekening 0,14 0,32 0,20 0,20 0,20 0,20
Totaal 12,73 13,07 13,39 13,06 13,06 13,06
Bovenstaand overzicht laat het verloop van de inzet zien over vorig jaar, het verslagjaar en de komende jaren. De personeelsinzet zal door de dalende leerlingaantallen en toekomstige oplopende negatieve resultaten noodzakelijkerwijs afgebouwd moeten worden. Uiteindelijk zal van jaar tot jaar worden bekeken welke inzet redelijk is, mede in relatie tot de resultaten.
125 175 225 275 325
1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 Verloop leerlingaantal
25 Staat van baten en lasten
Realisatie Begroting Begroting Begroting
2019 2020 2021 2022
x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 Baten
Rijksbijdragen 1.095 1.093 1.043 964
Overige overheidsbijdragen - - - -
Overige baten 57 20 20 20
Totaal baten 1.152 1.113 1.062 984
Lasten
Personele lasten 923 942 932 937
Afschrijvingen 30 32 36 39
Huisvestingslasten 51 52 52 52
Leermiddelen 42 47 47 47
Overige instellingslasten 56 53 54 54
Totaal lasten 1.102 1.126 1.122 1.130
Saldo baten en lasten 49 -13 -59 -146
Saldo fin. baten en lasten - 1 1 1
Nettoresultaat 49 -13 -59 -145
Genormaliseerd resultaat 13 -13 -59 -145
Bovenstaand overzicht geeft de begroting weer voor de komende 3 jaar. Er is geen sprake van majeure investeringen de komende jaren.
Het overzicht laat de komende jaren oplopende negatieve resultaten zien. Het is niet de verwachting dat deze resultaten ook daadwerkelijk gerealiseerd zullen gaan worden. De doelstelling is in principe om op een toekomstig resultaat van nul uit te komen, al zijn de komende jaren een negatieve begroting wel mogelijk zijn. Iedere begrotingsronde zal bekeken worden wat de mogelijkheden zijn binnen de kaders van onder andere de kengetallen.
De belangrijkste ontwikkelingen in de meerjarenbegroting zijn het dalende leerlingaantal en de negatieve financiële resultaten, welke naar verwachting consequenties hebben voor de personeelsinzet.
26 Balans
ACTIVA Ultimo 2019 Ultimo 2020 Ultimo 2021 Ultimo 2022 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
Immateriële vaste activa - - - -
Materiële vaste activa 193 221 253 271
Financiële vaste activa - - - -
Totaal vaste activa 193 221 253 271
Vorderingen 71 56 56 56
Liquide middelen 702 544 441 287
Totaal vlottende activa 773 600 497 343
Totaal activa 967 822 750 614
PASSIVA Ultimo 2019 Ultimo 2020 Ultimo 2021 Ultimo 2022 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000
Algemene reserve 609 588 529 384
Best. reserve publiek 37 - - -
Best. reserve privaat 69 60 60 60
Best. fonds publiek - - - -
Best. fonds privaat - - - -
Eigen vermogen 715 648 589 444
Voorzieningen 115 96 83 92
Kortlopende schulden 137 78 78 78
Totaal passiva 967 822 750 614
Bovenstaande tabel toont de balans over 2019 en de jaren hierop volgend. De balans van 2019 is gebaseerd op de werkelijke cijfers. De waarden vanaf 2020 zijn echter berekend op basis van een voorlopige inschatting van 2019 per het najaar 2019. Hierdoor kunnen er onlogische afwijkingen ontstaan, de langere termijn ontwikkeling is echter wel inzichtelijk.
Op het balansoverzicht is zichtbaar dat de materiële vaste activa de komende jaren zullen stijgen. De belangrijkste investeringen voor de komende jaren zijn; de aanschaf van leerlingsets, vernieuwing van de ICT-inrichting, bekabeling en server, aanschaf van pc’s, laptops en digiborden en aanschaf van de methoden Wereld in Getallen en Wijzer door het verkeer.
27 Door de huidige begrote resultaten ontwikkelt zich het eigen vermogen overeenkomstig. De
voorziening groot onderhoud laat een dalend verloop zien door de geplande onttrekkingen de
komende jaren. De belangrijkste onttrekkingen zijn; vernieuwing van de binnenwanden, schilderwerk, onderhoud aan de CV-installaties, vloerafwerkingen en afwerkingen en onderhoud aan de daken. In relatie tot de verwachte nieuwbouw of algehele renovatie kunnen de daadwerkelijke onttrekkingen wel anders gerealiseerd worden.
28
.3 Financiële positie
Kengetallen
Met behulp van een aantal kengetallen kan een verdere beoordeling worden gegeven van de financiële gezondheid van de organisatie. Naast de waarden zoals deze gelden voor 2018 en 2019, worden tevens de begrote waarden getoond. De norm geeft de algemene adviesnorm weer.
Kengetal Norm 2018 2019 2020 2021 2022
Liquiditeit 2,00 9,02 5,63 7,70 6,37 4,40
Solvabiliteit 0,50 0,79 0,74 0,79 0,79 0,72
Rentabiliteit n.v.t. 0,80% 4,29% -1,13% -5,54% -14,76%
Huisvestingsratio <10% 4,86% 4,63% 4,61% 4,63% 4,60%
Weerstandsvermogen (bestuursniveau) 15,00% 50,65% 47,62% 39,01% 32,22% 17,95%
Weerstandsvermogen (schoolniveau) 15,00% 44,51% 41,34% 33,53% 26,48% 11,75%
Kapitalisatiefactor incl. privaat vermogen <60% 79,24% 83,93% 73,83% 70,60% 62,32%
Kapitalisatiefactor excl. privaat vermogen <60% 74,38% 79,47% 69,27% 65,79% 57,02%
De liquiditeit laat in 2019 een daling zien in verband met tijdelijke hogere kortlopende schulden (gemeente Woerden; speeltoestellen). De liquiditeit zal in 2020 weer stijgen, maar laat als gevolg van de negatieve resultaten de daaropvolgende jaren weer een daling zien. De solvabiliteit blijft over de zichtbare jaren vrij stabiel. Beide kengetallen voldoen ruim aan de gestelde adviesnormen. De school kan dus zowel op de korte als de lange termijn aan de verplichtingen voldoen.
De rentabiliteit is positief. De rentabiliteit is idealiter nul, wat ook de streefwaarde is. Door de zichtbare negatieve resultaten de komende jaren wordt echter een oplopende negatieve rentabiliteit verwacht.
Een negatieve rentabiliteit hoeft geen probleem te zijn als de buffers daar hoog genoeg voor zijn. Het is wel zaak om de verhouding tussen deze twee variabelen goed te monitoren.
De huisvestingsratio laat zien of er niet teveel publiek geld weglekt aan huisvesting. Dit is niet het geval aangezien de maximale norm van 10% niet wordt overschreden. Onderdeel van deze ratio is ook de dotatie aan het groot onderhoud.
Het minimale weerstandsvermogen wordt gebruikt om vermogen beschikbaar te houden voor het opvangen van financiële calamiteiten. De standaard adviesnorm bedraagt 15%. Het kengetal bevindt zich ruim boven de adviesnorm. Op bestuursniveau is in 2020 een weerstandsvermogen van circa 47%
zichtbaar. Dit geeft aan dat de stichting financieel zeer gezond is. Door de investeringen in het boekjaar is het weerstandsvermogen in 2019 gedaald.
De kapitalisatiefactor komt in beeld zodra de onderwijsresultaten achterblijven. Het kengetal geeft de rijkdom van het schoolbestuur aan. Er geldt een maximale norm van 60%. Private middelen mogen buiten beschouwing gelaten worden aangezien de overheid hier geen zeggenschap over heeft. De maximale norm van 60% wordt ruim overschreden, maar zal naar verwachting de komende jaren afnemen.
Reservepositie
De huidige reservepositie is ruim te noemen. Er is al enige jaren sprake van een verwachte leerlingendaling waarvoor is gespaard. De doelstelling is geweest om het huidige aantal van 8 groepen in stand te kunnen houden. Hiervoor mag de reserve de komende jaren worden aangesproken. De hoge buffer is derhalve bedoeld om een soepelere overgang naar een vermindering van het aantal groepen mogelijk te maken.
29 Er is reeds langjarig negatief begroot, met name om inzichtelijk te hebben om welke toekomstige tekorten het gaat. In de komende begroting zal concreter invulling worden gegeven aan de afbouw in het aantal groepen en personeelsinzet. Het uitgangspunt hierbij blijft dat er voldoende middelen zijn om negatief te begroten indien bezuinigingen te grote onderwijskundige effecten hebben.
30