• No results found

De Nederlandse revolutionaire beweging was atypisch ten opzichte van de revolutionaire stromingen en ideeën in landen als Frankrijk en de Verenigde Staten. De patriottische ideologie was verweven met een voor Nederland typische christelijke retoriek. Deze Nederlandse revolutionaire ideeën hebben een beperkte invloed gehad op het bestuur en beheer van onze overzeese koloniën. Ten aanzien van de koloniën bleef het primaat van de handel een hardnekkig gegeven.

De Nederlandse staat was dan wel bij machte geweest de handelscompagnieën in Oost en West onder haar invloed te brengen, maar de revolutionaire wens een vrije markt te creëren werd niet overgenomen in het beleid ten aanzien van de koloniën. De mercantilistische

stapelmarkt bleef intact en ook in de handelspolitiek van de staat en meer specifiek de

slavenhandel werden geen grote wijzigingen aangebracht. Deze handelspolitiek en het feit dat revolutionaire ideeën vanuit de metropolis niet van belang leken te zijn voor de koloniën, had ook directe gevolgen voor de vrijheid van burgers en slaven in de koloniën en leidde niet tot gelijkberechtiging van slaven. De revoluties in West-Europa initieerden duidelijk geen dekolonisatieproces.

Maar dit betekende niet dat er helemaal geen invloed van de revoluties in Europa, Noord-Amerika en Haïti op de koloniën was. We hebben daarvoor het belangrijkste Nederlandse West-Indische eiland, Curaçao, als onderzoeksobject genomen. Daar was in 1795 sprake van een slavenopstand en in 1796, en de onrustige jaren erna, van een

revolutionaire periode. De gebeurtenissen in deze periode lagen niet volledig in lijn met de revolutionaire gebeurtenissen elders op de wereld. Er ontstond wel invloed op Curaçao van de revoluties in bovengenoemde gebieden, waardoor de ideeën die op het eiland rondgingen en de activiteiten die ontplooid werden een revolutionaire ideologische component hadden. Zowel in het gedrag van het gekleurde deel van de bevolking, voor wie deze ideologie wel als nieuw beschouwd kan worden, als voor de blanke inwoners, herkennen we Verlichtingsideeën als vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Echter, opvallend aan deze beide gebeurtenissen is juist dat het moederland de grip op Curaçao drastisch aan het kwijtraken was en dat ook hier weer het primaat van de handel een belangrijk gegeven was als aanjager van de opstand en de revolutie. De handel op het eiland liep sterk terug, ook doordat Curaçao haar rol als Atlantisch transitiepunt verloor. De uitkomst

Pagina | 65

van de revolutie was bijvoorbeeld dat we de invloed van Nederland in het bestuur van het eiland zien wegvallen. Het waren niet meer de Nederlandse en oud-WIC-bestuurders die de macht hadden in de verschillende Raden op het eiland, maar deze verschoof steeds meer naar de burgers van het eiland zelf. En ondanks de slavenopstand van 1795 was de emancipatie van de slaven in de jaren na deze opstand een proces op de achtergrond geworden. We zien dus geen nieuwe bestuurlijke en politieke ideeën tot stand komen, maar gewoonweg een hernieuwde focus op de handelsbelangen van het eiland.

En een nog belangrijker gegeven is, ongeacht de gevoelens van de slaven, de vrije gekleurde inwoners, patriotten en revolutionairen over het ontketenen van een opstand en een revolutie, dat voor de Fransen en vlak erna de Engelsen de bezetting van het eiland vooral een geopolitieke actie was. Deze actie was niet zozeer gericht tegen of in het voordeel van het moederland Nederland. We kunnen de slavenopstand, maar vooral de revolutie op Curaçao nauwelijks zien als onderdeel van an age of revolution, de periode vanaf pakweg 1775 tot 1848 waarin een belangrijk aantal revolutionaire bewegingen plaatsvond aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Tot de vrijheid van de slaven op Curaçao leidde deze periode aan het einde van de 18de eeuw in ieder geval niet en zeker niet tot de afschaffing van de slavenhandel en slavernij in ons land. Nederland was pas in 1863 één van de laatste landen in Europa dat tot afschaffing overging.

De persoon die de periode aan het einde van de 18de eeuw intensief beleefde, de toenmalig marineofficier Albert Lambertsz Kikkert die op het eiland woonachtig was, geeft ons een goed beeld van dit revolutionaire tijdperk. Maar de periode geeft ook een goed inzicht in de persoon Kikkert zelf en zijn functioneren binnen de Curaçaose samenleving. Ten eerste krijgen we uit bijvoorbeeld het door hem bijgehouden scheepsjournaal meer kennis van de karaktereigenschappen van Kikkert. Niet alleen in zijn politieke carrière en bestuurlijke functies, maar ook privé geeft hij blijk van een groot opportunisme, een ongeduldig karakter en wispelturigheid. Het was een persoon die zeer strategisch zijn (politieke) keuzes maakte en wist wanneer hij mensen te vriend moest houden en wanneer hij afstand moest nemen. Maar dat maakte hem eerder niet geliefd dan incompetent.

Ten tweede, als Kikkert na de Franse periode de eerste gouverneur-generaal van Curaçao wordt onder koning Willem I, krijgen we een nog beter beeld van hem en van zijn positie ten opzichte van het moederland. Uit zijn gouverneursjournaal, zijn publicaties aan de Curaçaose gemeenschap en zijn correspondentie met Nederland lijkt Kikkert niet op een typisch Curaçaose gouverneur die over het algemeen stabiliteit, onafhankelijkheid en gezag uitstraalde ten opzichte van het moederland en de plaatselijke bevolking. Dit in tegenstelling

Pagina | 66

tot latere gouverneurs als Van Raders en de directe opvolger van Kikkert, Cantz’laar. Kikkert lijkt te sterk te leunen op Nederland bij de uitvoering van zijn functie en is niet goed in staat een onafhankelijke positie boven de Curaçaose samenleving in te nemen.

We kunnen ons afvragen of dit aan de persoonlijkheid van Kikkert te wijten is of dat er een ander mechanisme werkzaam was voor de manier waarop Kikkert binnen deze samenleving moest functioneren? Bestond er bijvoorbeeld wel een socio-raciaal en cultureel bepaalde hiërarchie op Curaçao, maar had deze hiërarchie niet tot gevolg dat facties en bevolkingsgroepen op het eiland onverzoenlijk tegenover elkaar stonden? En had ondanks deze grote sociale verschillen op het eiland, het gebrek aan allerlei vastliggende rigide groepsidentiteiten en tegenstellingen, net als in de 20ste eeuw, tot gevolg dat personen makkelijk opgenomen werden binnen een soort gemeenschappelijke Curaçaose cultuur? Belette deze cultuur, waarin Kikkert door zijn lange verbondenheid met het eiland stevig stond, dat hij zichzelf echt aan de top van de hiërarchie kon plaatsen en zich daardoor juist aan deze cultuur kon onttrekken? Was hij daardoor inderdaad een Yiu di Kòrsou geworden? Door naar zijn intensieve relaties met het moederland te kijken, kunnen we concluderen dat dit niet de reden was voor zijn zwakke optreden. En ook zijn gerichtheid op zijn carrière en het feit dat we hem binnen deze carrière kunnen betitelen als ‘windvaan’, kunnen hier niet de oorzaak van zijn. Dat zijn soms voorkomende eigenschappen van bestuurders, die niet uniek zijn voor Kikkert en de periode waarin hij leefde. Zijn sterke verbondenheid met het eiland zou hem inderdaad kunnen typeren als een ‘kind van Curaçao’, maar zijn intensieve relatie met de bestuurlijke elite in Nederland maakte ook dat Kikkert niet los stond van het

moederland en daarmee ook gewoon een ‘kaaskop’ bleef.

Kikkert had de pech dat hij als gouverneur-generaal moest functioneren binnen een (nog) rammelend regeringsstelsel en een enorm moeilijke taak had uit te voeren. De eerste jaren na de Franse overheersing werd bestuurlijk vooral voortgebouwd op de structuren uit de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland. En tegelijkertijd vonden rond 1800 enorme veranderingen plaats op politiek en economisch gebied in de gehele Atlantische wereld, die ook hun weerslag op Nederland en haar koloniën hadden. We moeten ook de

onafhankelijkheidsstrijd van Simón Bolívar en zijn Independenten in Zuid-Amerika niet onderschatten. Deze had een invloed op Curaçao en haar functioneren als belangrijke handelskolonie in het Caraïbische gebied.

Het is daarom niet reëel Kikkert als enige persoon af te rekenen op zijn matige functioneren in deze kolonie. Het verwijt van rechtsgeleerde B. de Gaay Fortman, maar ook van de al eerder aangehaalde historici als Bossers en Hartog, dat Albert Kikkert niet in staat

Pagina | 67

was zelfstandig beslissingen te nemen, een zwakke persoonlijkheid was en zich voor bijna alles tot de regering in Nederland wendde is niet terecht.226 Historicus Wim Renkema is gematigder over Kikkert. Ondanks dat hij ook vindt dat Kikkert teveel leunde op zijn Raad van Politie, te vaak beslissingen aan het Directoraat-generaal voor Koophandel en Koloniën overliet en niet krachtig optrad tegen belastingontduiking, constateert hij ook dat de

omstandigheden waaronder Kikkert moest werken zijn activiteiten als gouverneur bijna tot een onmogelijke taak maakten.227 Renkema haalt ook nog een aantal, overigens niet grote, prestaties van Kikkert uit zijn gouverneursperiode aan, zoals het reglement op het

schoolwezen uit 1819, dat jarenlang nog van belang bleef voor het onderwijsstelsel op het eiland, en zijn uitgebreide (statistische) beschrijving van het eiland uit 1817.228

Kikkert zwom als het ware tussen het veeleisende, maar nog slecht functionerende moederland en de onder economische problemen gebukt gaande Curaçaose samenleving. Hij had duidelijk te maken met economische en bestuurlijke omstandigheden die sterk

verschilden van de 18de eeuw.229 Curaçao is in die periode ook teveel benaderd vanuit een Nederlands perspectief en daarbij was onduidelijk wat Nederland eigenlijk in 1816 met Curaçao wilde. Ging het alleen om het primaat van de handel en waren de verwachtingen op economisch gebied daarbij dan wel reëel gezien de veranderende omstandigheden in de Atlantische wereld?

Zijn periode als gouverneur-generaal heeft ons ook een andere Kikkert laten zien. Hij was een bestuurder die zeer consciëntieus zijn taken uitvoerde en een goed beeld had van het grootste belang van Curaçao, de handel. Zeer minutieus schetst Kikkert in zijn contacten met het moederland de economische situatie op het eiland en toont daarbij een duidelijke visie op de oorzaken van deze situatie en hoe deze verbeterd kan worden. In zijn contacten met Nederland informeert hij ook zeer uitgebreid over allerlei andere (huishoudelijke) zaken, zoals bevolkingsgrootte, kerkelijke gezindheid en nog veel meer onderwerpen waarvan hij het belang voor het Directoraat-generaal van Koophandel en Koloniën groot achtte.

Het verwijt van bijvoorbeeld De Gaay Fortman dat Kikkert te zwaar leunde op Nederland en moeite had zijn onafhankelijkheid te bewaren, had vooral te maken met het haperende Nederlandse regeringsstelsel van de post-Franse periode. Door een gebrek aan capabele bestuurders was de nieuwe koning Willem I genoodzaakt allerlei structuren en personen uit deze voorgaande periode te handhaven. De opvolger van Kikkert, gouverneur

226

De Gaay Fortman, ‘Curaçao en onderhoorige eilanden’, 8.

227

Renkema, ‘Slavernij en koloniale experimenten’, 28.

228

Ibidem, 30.

229

Pagina | 68

Cantz’laar, kwam na een aantal jaren veel meer in een gespreid bed. Toen was het regeringsstelsel in Nederland al verder uitgekristalliseerd en stabieler geworden onder de energieke en doortastend optredende Willem I. De problemen die Kikkert bijvoorbeeld ondervond bij het op gang krijgen van de Curaçaose economie werden hem zwaar aangerekend door de Nederlandse bestuurders. Door Kikkert te verwijten teveel in de Curaçaose samenleving te staan en niet krachtig en zelfstandig genoeg op te treden, wuifden deze bestuurders, medeveroorzakers van de problemen op het eiland, hun

verantwoordelijkheden ten aanzien van de kolonie weg.

Is de relatie die gouverneur Kikkert met de Nederlandse bestuurders had typerend voor zijn periode of is er een rode draad te herkennen in de relatie tussen de Curaçaose

gouverneurs en het moederland? Zijn de mechanismen uit de 18de en 19de eeuw nog steeds herkenbaar in deze relatie en het bestuur van het eiland? Deze vraag is vooral interessant omdat op 10 oktober 2010 een belangrijke gebeurtenis op de Antillen plaatsvond. Op die dag verkregen Curaçao en Sint-Maarten, net als Aruba in 1986, de status van een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba werden een overzeese gemeente. Zowel Aruba, Curaçao als Sint-Maarten kent daarmee vanaf die datum ook het ambt van gouverneur.

Het is in ieder geval niet zo dat het gouverneurschap niet aan verandering onderhevig was op de eilanden. De bijna twee eeuwen die inmiddels verstreken zijn tussen het aantreden van Albert Kikkert en het aftreden van Frits Goedgedrag, de laatste gouverneur van de

Nederlandse Antillen tot 9 oktober 2010, kunnen we typeren aan de hand van een aantal totaal verschillende perioden. Vanaf het aantreden van Kikkert in 1816 tot het aftreden van

gouverneur Crol in 1866 zien we vooral allerlei koloniale experimenten en ook de afbouw van de slavernij. In de periode 1866-1919, van gouverneur De Rouville tot gouverneur Nuyens, zien we opnieuw economische stagnatie op de Antillen. In de periode die daarop volgt, vanaf het aantreden van gouverneur Helfrich in 1919 tot het aftreden van gouverneur Peters in 1956, ontwikkelen Aruba en Curaçao zich juist heel erg sterk. In deze periode van sterke

ontwikkeling zien we ook de dekolonisatie vorm krijgen, die uiteindelijk zal leiden tot het Statuut van 1954. De meest recente periode, vanaf gouverneur Struycken in 1956 tot Frits Goedgedrag laat steeds meer autonomie van de eilanden zien. In deze periode zien we ook de eerste gouverneurs van Antilliaanse afkomst, de vergaande ontmanteling van de Antillen, maar ook de intensivering van de trans-Atlantische relaties.230

230

Pagina | 69

Hebben veranderingen als de afschaffing van de slavernij, de dekolonisatie en een meer uitgebreide autonomie echt drastische veranderingen in de relatie met het moederland teweeg gebracht? Het primaat van de handel en de nadruk op de economische prestaties van de West-Indische koloniën leidden in de periode van Kikkert al tot de situatie dat vanuit het moederland zeer strak op kosten werd gestuurd. En na de invoering van de nieuwe

bestuursstructuur in 2010 waren het opnieuw de kosten die gemaakt zouden moeten worden die zorgen teweeg brachten. De verwachting is dat dit vooral voor de nieuwe gemeenten Bonaire, Sint-Eustatius en Saba het geval zal zijn. De beperkingen van de kleine schaal op de eilanden werken enorm kostenverhogend.231 Er zal altijd Nederlands geld naar de Antillen blijven gaan.

Ondanks de nieuwe bestuursstructuur blijft Nederland, net als in de periode van Kikkert gebeurde in de manier waarop hij zich in het moederland diende te verantwoorden, steeds duidelijke eisen stellen. Dit was de afgelopen decennia extra belangrijk omdat de staatsschuld enorm uit de hand was gelopen. Er zijn allerlei bestuurlijke controlemechanismen ingebouwd om de transparantie en de macht van het lokale bestuur te vergroten. Wat dat betreft lijkt er niet veel veranderd te zijn ten opzichte van het gouverneurschap van Kikkert. Alleen de hoeveelheid macht die een gouverneur van Curaçao bezit is sindsdien sterk

afgenomen. Toen werd van een gouverneur verwacht dat hij zich, ondanks de verantwoording die hij had ten opzichte van het moederland, onafhankelijk kon opstellen en macht en gezag uitstraalde.

Op een ander gebied is er ook het een en ander veranderd ten opzichte van de periode van Kikkert. En dat is de discussie rond volledige onafhankelijkheid of integratie. De

onafhankelijkheidswens was eind 18de eeuw zeker onder de gematigde patriotten op Curaçao aanwezig, maar inmiddels gaat het de ingezetenen op de Antillen niet meer om

onafhankelijkheid.232 Zo is Curaçao zoals gezegd een autonoom eiland, en het is zelfs zo dat volgens het Statuut van 1954 en het internationaal recht onafhankelijkheid niet opgelegd kan worden door Nederland. Volledig integratie is ook geen optie, want dat zal door de eilanden gevoeld worden als rekolonisatie en Nederland heeft absoluut de behoefte en middelen niet dit te doen. Het gaat om de middenweg tussen onafhankelijkheid en integratie, waarbij

geprobeerd moet worden zo min mogelijk uitdrukkelijk aanwezig te zijn op de eilanden en ons waar mogelijk terug te trekken. Deze discussie legt een gevoeligheid bloot waarmee

231 R. Waterval, ‘Mito Croes en Gert Oostindie over toetreding BES-eilanden: Dit is niet het eind, nu begint het

pas’, PM Public Mission, jaargang 6:13 (Den Haag 2010) 26-29, aldaar 27.

232

Pagina | 70

Kikkert in zijn tijd minder te maken had; we kunnen het als Nederland nooit goed doen.233 De Antillen zullen zich aan ons vast blijven houden, niet omdat ze zo van ons houden, maar omdat ze niet anders kunnen.

233

Pagina | 71

Literatuur