• No results found

Verandering van blad- of naaldverliesklasse bij individuele bomen

4 Resultaten

4.2 Evolutie van het bladverlies in vergelijking met 2019

4.2.4 Verandering van blad- of naaldverliesklasse bij individuele bomen

De 1422 gemeenschappelijke bomen worden zowel in 2019 als in 2020 in een blad- of naaldverliesklasse ondergebracht. De kans is groot dat bomen in beide jaren in dezelfde bladverliesklasse ingedeeld worden. Maar evengoed bestaat de kans dat ze in een hogere of lagere bladverliesklasse terechtkomen. Dit noemen we een klassensprong. De sprong kan één of meerdere klassen bedragen, zowel in positieve als in negatieve zin. In positieve zin betekent dat de toestand verbeterd is, en de boom naar een lagere bladverliesklasse is opgeschoven. Een sprong in negatieve zin betekent een achteruitgang van de gezondheidstoestand. De boom is dan in een hogere bladverliesklasse terechtgekomen.

De klassensprongen verschaffen aanvullende informatie bovenop het verloop van het gemiddeld bladverlies en het percentage beschadigde bomen.

72,6% van de bomen wordt in 2019 en 2020 in dezelfde bladverliesklasse ingedeeld (tabel 35). Er zijn meer bomen die naar een hogere bladverliesklasse opschuiven dan omgekeerd. Dit stemt overeen met de evolutie van het aandeel beschadigde bomen en het gemiddeld bladverlies.

15,0% van de bomen maakt een sprong van één klasse in negatieve zin tegenover 11,4% die in een lagere bladverliesklasse terechtkomt. Er zijn ook meer bomen die een negatieve sprong van twee bladverliesklassen maken dan omgekeerd, respectievelijk 0,8% en 0,1%. Een positieve sprong van drie bladverliesklassen komt niet voor. Een negatieve sprong van drie klassen wordt door 0,1% van de steekproefbomen gemaakt.

Ook bij de loofbomen zijn er meer bomen die in negatieve zin evolueren dan omgekeerd. Twee derden van de bomen blijft in dezelfde bladverliesklasse (66,8%). Sprongen van drie bladverliesklassen komen niet voor. Er zijn meer bomen met een afnemende vitaliteit dan omgekeerd. Het aandeel bomen dat een negatieve sprong van één of twee bladverliesklassen maakt, bedraagt respectievelijk 17,9% en 1,2%. Een positieve sprong van één of twee

bladverliesklassen wordt bij 14,0% en 0,1% van de bomen opgemerkt.

Opnieuw is Amerikaanse eik de enige soort met een positieve balans. Slechts 4,3% van de bomen komt in een hogere bladverliesklasse terecht. Omgekeerd maakt 26,1% een gunstige klassensprong. Sprongen van twee of meer bladverliesklassen komen niet voor.

Bij zomereik, beuk en de groep ‘overige loofboomsoorten’ zijn er telkens meer bomen die in een hogere klasse komen dan omgekeerd.

Beuk vertoont de meest ongunstige evolutie. Iets meer dan de helft van de bomen blijft in dezelfde bladverliesklasse maar er zijn veel meer bomen die in een hogere bladverliesklasse ingedeeld worden dan omgekeerd. Ongeveer een derde van de beuken maakt een sprong van één bladverliesklasse in negatieve zin (32,7%). Daarenboven zijn er bomen die een sprong van twee klassen in negatieve zin maken (1,8%). Omgekeerd gaat slechts 12,4% naar een lagere bladverliesklasse.

De negatieve evolutie is minder groot bij zomereik. 17,6% van de bomen maakt een negatieve sprong van één of twee bladverliesklassen. Omgekeerd doet 15,2% van de eiken het beter en komt in een lagere bladverliesklasse terecht.

In de groep ‘overige loofboomsoorten’ zijn er weinig bomen die positief evolueren. Slechts 8,1% maakt een sprong naar een lagere bladverliesklasse. Omgekeerd maakt 18,2% een negatieve sprong van één bladverliesklasse. De evolutie is nog negatiever voor 1,4% van de bomen die twee bladverliesklassen hoger eindigen. Opnieuw worden de cijfers van het bladverlies en het aandeel beschadigde bomen bevestigd. De verschuivingen zijn in de groep ‘overige loofboomsoorten’ negatiever dan bij zomereik.

Ook voor het totaal van alle naaldbomen zijn de verschuivingen overwegend negatief. Er zijn naaldbomen waarvan de vitaliteit licht tot zeer sterk gedaald is. Deze bomen maken een sprong van één, twee of zelfs drie naaldverliesklassen. Omgekeerd zijn er enkel bomen die een sprong van één klasse in gunstige zin maken. Een hoog percentage bomen blijft in dezelfde naaldverliesklasse (79,5%). 11,5% maakt een negatieve sprong van één bladverliesklasse. Omgekeerd komt 8,2% in een lagere klasse terecht. 0,5% maakt een negatieve sprong van twee klassen en 0,3% zelfs een sprong van drie klassen. In het laatste geval betreft het een grove den en een Japanse lork die op een jaar tijd van naaldverliesklasse 1 naar klasse 4 (afgestorven) evolueren.

De negatieve evolutie is er zowel voor grove den als voor Corsicaanse den. Bij Corsicaanse den komen enkel sprongen van één bladverliesklasse voor, zowel in positieve als in negatieve zin. 16,1% van de Corsicaanse dennen evolueert naar een hogere naaldverliesklasse. Bij 11,6% verbetert de kroontoestand.

Bij grove den komen er ook grotere sprongen voor. Het grootste aandeel bomen blijft in dezelfde naaldverliesklasse (81,9%). De positieve sprongen zijn nooit groter dan één klasse (7,2%). De negatieve sprongen zijn vooral één naaldverliesklasse groot (10,1%). Een sprong van twee of drie naaldverliesklassen komt zelden voor, repectievelijk bij 0,6% en 0,2% van de dennen. In het proefvlak in Averbode sterven er geregeld grove dennen. Steekproefboom 120 maakte op een jaar tijd de sprong van niet-beschadigd (25% naaldverlies) naar afgestorven (100 %).

De klassensprongen bevestigen de negatieve evolutie van de kroontoestand in de

bosvitaliteitsinventaris. De toestand evolueert enkel positief voor Amerikaanse eik. De meest negatieve evolutie is er bij beuk, gevolgd door de groep ‘overige loofboomsoorten’. Zomereik en de naaldboomsoorten evolueren ook niet goed, maar het verschil is minder groot. Deze soorten kennen een toename van het aandeel beschadigde bomen maar de toename van het bladverlies is niet significant.

Tabel 35 Procentuele verdeling van de klassensprongen tussen 2019 en 2020

Foto 9 Grove dennen in Oelegem (Ranst, proefvlak 507, juli 2020)

vitaliteit sterk gestegen vitaliteit licht gestegen vitaliteit licht gedaald vitaliteit sterk gedaald vitaliteit zeer sterk gedaald (2 klassen lager) (1 klasse lager) (1 klasse hoger) (2 klassen hoger) (3 klassen hoger)

totaal 0,1 11,4 72,6 15,0 0,8 0,1 loofbomen 0,1 14,0 66,8 17,9 1,2 0,0 zomereik 0,3 14,9 67,2 16,5 1,1 0,0 beuk 0,0 12,4 53,1 32,7 1,8 0,0 Am. eik 0,0 26,1 69,6 4,3 0,0 0,0 overige lbs. 0,0 8,1 72,3 18,2 1,4 0,0 naaldbomen 0,0 8,2 79,5 11,5 0,5 0,3 grove den 0,0 7,2 81,9 10,1 0,6 0,2 Cors. den 0,0 11,6 72,3 16,1 0,0 0,0 vitaliteit stabiel zelfde blad- of naaldverliesklasse