• No results found

3. Onderzoeksopzet

3.5 Veldwerkstrategie

Het onderzoek beoogt de praktijk van zingeving op het terrein van tbs in kaart te brengen, door een groep tbs-gestelden met een lvb in het veld op dat thema te bevragen. De interviews zijn bedoeld om inzicht te krijgen in hun eigen beleving, wat wellicht een hulpmiddel kan zijn voor de zorgpaden voor deze groep. Een flinke uitdaging zal zijn om de lvb-patiënten zo veel als mogelijk abstract en op wat langere termijn te laten denken. Voor zover bekend is er nog niet eerder een onderzoek gedaan dat specifiek gericht is op lvb-patiënten met betrekking tot hun beleving en attituden op het gebied van zingeving in tbs.

Voor de wetenschappelijke verantwoording van het onderzoek is verschillende toestemming benodigd. Naast een morele verantwoordelijkheid van de onderzoeker, is dat een informed consent van de respondenten, een geaccordeerde opzet van het onderzoek door de onderwijsinstelling in overeenstemming met de ethische normen van de ethische toetsingscommissie RU Nijmegen en de verklaring van Helsinki van 1964 en de latere wijzigingen of vergelijkbare ethische normen, een toestemming van de Raad van Bestuur van FPC De Kijvelanden | Fivoor en van de Commissie Wetenschappelijk Onderzoek (CWO) van Fivoor. Bij dit onderzoek is in overleg met de begeleider en beoordelaar prof. dr. Hans Schilderman ervoor gekozen om de toestemming van FPC De Kijvelanden en de CWO van Fivoor leidend te laten zijn, juist vanwege het gevoelige veldwerk.

Begin oktober 2019 is gebleken dat de CWO positief staat tegenover de uitvoering van het onderzoek. De morele toetsing van het onderzoek volgens de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) blijkt niet verplicht (CCMO, 2020). Bij haar conclusie adviseert de CWO een patiëntenpopulatie te kiezen die het beste kan overzien wat het betekent mee te werken aan onderzoek. Daarnaast dient de informed consent heel specifiek te omschrijven dat meewerken niet verplicht is, dat gegevens desgewenst verwijderd worden uit het onderzoek en dat de opname tapes worden vernietigd na afronding van het onderzoek in verband met privacy. Tenslotte is het zaak dat er zorgvuldig gerapporteerd zal worden met citaten; niets mag herleidbaar zijn tot een individuele patiënt of hulpverlener.

De opmerkingen van het CWO worden uiteraard ter harte genomen. Voor de respondentkeuze uit de patiëntenpopulatie heeft afstemming plaats met de (regie)behandelaars; ook de eerdere contacten van de onderzoeker tijdens de stage kunnen relevant zijn voor in- en exclusie. Via de

afdelingsmanager van Onyx wordt het onderzoek in bespreking gegeven bij de hoofden behandeling, stafleden, afdelingspsychologen, behandelende psychiaters en het management team van de

instelling en het wordt meermalen afgestemd in een dagelijkse overdracht. in samenwerking met de afdelingspsychologen van Onyx en stafleden die betrokken zijn op het thema en gespecialiseerd in de zorg van de Onyx-populatie (groepsleiders), is een informatiebrief opgesteld waarvan de tekst voor de doelpopulatie voldoende toegankelijk is. Het onderzoek wordt met de informatiebrief en een intekenlijst separaat op de afdelingen Onyx plenair geïntroduceerd tijdens een dagsluiting. De stafleden-coaches ontvangen een meer uitgebreid informatiedocument om met ‘hun’ patiënten te bespreken. De verwachting is dat een groot deel van de doelgroep na enige bedenktijd en een goede uitleg wil meedoen en ook akkoord zal gaan met een voice-opname; men is gewend aan

opnameapparatuur. Anderzijds zal deelname niet voor iedereen passen in diens behandeling. In overleg met de stafleden en de afdelingspsychologen zal de geschiktheid van iedere kandidaat deelnemer besproken worden en worden kandidaat deelnemers eventueel ook individueel benaderd.

Bij het veldwerk wordt veel samengewerkt met stafleden en hun groepsleiders om de gewenste data te verzamelen. Niet alleen is in overleg met hen de informatiebrief opgesteld en worden de

patiënten met hen gerekruteerd; ook is een interviewmodel met hen besproken met het oog op de patiëntengroep. Aandachtspunten zijn: eenvoudige terminologie, korte vragen, anticiperen op potentiële communicatieproblemen, de tijd beperkt houden en indien nodig tussendoor vragen of het nog gaat. Deze voorbereiding is in lijn met de oproep van dr. Rosalind van der Lem, bij het Fivoor congres ‘Verder Kijken Verder Komen’ op 13 juni 2019 jl. te Rotterdam tot een goede samenwerking met stafleden. Zij fungeren als ‘de moeders van patiënten’ en de toekomst vraagt vooral geduld, creativiteit en doorwerken (Van der Lem, 2019). De groepsleiders zijn ook onontbeerlijk om een goede planning te maken voor de interviewgesprekken en om die zoveel mogelijk in alle rust te doen verlopen.

De uitvoering van alle interviews en gesprekken gebeurt door de onderzoeker binnen tbs-kliniek De Kijvelanden al of niet in het bijzijn van een staflid of de coach van een patiënt. Interviews bij

kwalitatief onderzoek zijn vaak langdurige gesprekken, maar vanwege de korte spanningsboog per patiënt zal maximaal 15 minuten worden aangehouden. Voor de interviews is een gids opgesteld met daarin de structuur, de basisvragen met topics, de afronding en een vooruitblik naar het verdere verloop van het onderzoek. De toon van het interview is zoveel mogelijk als een gewoon gesprek, georganiseerd rond de thema-vragen en verder geleid door gedeelde informatie die naar voren komt (interactief proces). Bij mensen met een lvb is een geïndividualiseerde benadering van belang waarbij angsten verminderen; vertrouwen bouwen door informeel sociaal contact, flexibel afspraken maken en luisteren met een open geest in plaats van aannames (Heslop, 2013).

Bij de start van de interviews passeren informed consent en zo mogelijk enkele sociodemografische gegevens van de respondenten. Daarna is het face-to-face een ontdekken van ervaringen en ruimte geven om zichzelf te expliciteren: wat is belangrijk voor deze lvb-patiënt in de tbs-fase met hun eigen ervaringen en behoeften casu quo wat is de zin(geving) van de respondent in tbs. Aan het eind van elk gesprek wordt een set pictogrammen voorgelegd die gerelateerd zijn aan het besproken thema, met het verzoek een ‘top-3’ samen te stellen van de zaken die voor de respondent nu het meest van betekenis zijn. Het hiermee beoogde doel is meerledig. Het kan - opnieuw - blijk geven van het onderzoekend karakter van het gesprek meer dan ‘alleen’ een vertrouwelijk onderhoud met een geestelijk verzorger in opleiding, een eventuele ‘zware’ lading van het gesprek kan op het einde wat worden weggenomen en het op een andere manier na laten denken over hetzelfde onderwerp kan een controlerend of aanvullend effect hebben, bijvoorbeeld als er toch heel andere zaken dan eerder besproken, heel belangrijk blijken te zijn. Verder lijkt zo’n visueel keuzemoment een bruikbare methode om het gesprek te eindigen in een motiverende gespreksvoering als een belangrijk principe voor mensen met een lvb in een veranderingsproces (Frieling, 2014; Van der Poll, 2017), wetende dat gesprekken over zingeving het welzijn kunnen bevorderen (Hessel, 2019).

In afstemming met de stafleden zullen we zoveel mogelijk interviews proberen te verkrijgen om gegevens saturatie te bereiken (Fusch, 2015), hoewel de verwachting is dat die niet zal optreden. Een optie is om na de interviews met de patiënten bij een groepsoverleg als afsluiting of met stafleden en het management als reflectie en vanuit verschillend niveau perspectief nogmaals het fenomeen zingeving te verkennen. Deze methodologische triangulatie en de validiteit door gegevensverzadiging geven de beste resultaten om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Tegelijk kan een dergelijke sessie bij sommige deelnemers – net zoals bij een groepstherapie – een extra spanning of een

bepaalde (antisociale) houding oproepen; ook kan de sfeer op een afdeling per dag wisselend meer of minder vriendelijk zijn en lijkt het organiseren van een groepssessie op dit thema soms niet handig.

In de omgang met de groep lvb-patiënten is het belangrijk oog te hebben voor de kwaliteiten van de mensen en voor kwetsbaarheden, de juiste basisprincipes te hanteren en verdieping te hebben in verschillende werkvelden. Via Fivoor en een centraal leerplatform GGZ Ecademy zijn er

specialistische e-learning modules ter beschikking, zoals psychopathologie en middelengebruik, persoonlijkheidsstoornissen en het omgaan met cliënten met een lvb. Bij het Fivoor congres ‘Verder Kijken Verder Komen’ is nog betoogd dat neurobiologische ontwikkelingsstoornissen de biologische wortels van de misdaad zijn (Raine, 2019) en volgens prof. dr. Raine en anderen liggen de grootste uitdagingen voor de maatschappij op preventief gebied (Canton, 2015, p. 517).

Tijdens de periode van interviews, is de onderzoeker regelmatig op de afdelingen aanwezig en daarmee ook buiten de interviews gewoon in contact met (andere) patiënten en aanspreekbaar voor niet deelnemers. De onderzoeker heeft tijdens de praktijk stage en voorafgaand aan het onderzoek een training Agressiehantering gevolgd en verschillende relevante modules e-learning afgerond om een optimale bejegening voor iedere patiënt te leren. Het uitgangspunt voor een juiste basishouding is sensitieve responsiviteit; een jezelf open stellen voor signalen van de ander, je verdiepen in diens belevingswereld en de behoeften van de ander, waarbij je niet weet of men nog dezelfde is als de dag ervoor. In de praktijk kunnen bij mensen met lvb verschillende cognitieve problemen op de voorgrond staan. Daar kan men rekening mee houden door bijvoorbeeld de vraag of boodschap zoveel mogelijk concreet te maken en kleine en gerichte vragen te formuleren. Door een minder goed functionerend werkgeheugen is het vaak nodig om te herhalen en er op een later moment nog eens op terug te komen en ondersteuning te geven bij het nakomen van afspraken (Trimbos-

instituut, 2015).