• No results found

Veiligheid Externe veiligheid

Hoofdstuk 4 Milieukundige uitvoerbaarheid

4.3.6 Veiligheid Externe veiligheid

Naar de effecten op de luchtkwaliteit van biomassagestookte biomassacentrales is in Nederland veelvuldig onderzoek verricht1. Uit deze onderzoeken blijkt dat met onderhavige ontwikkeling vergelijkbare installaties niet significant bijdragen aan de luchtkwaliteit en de grens van ‘niet in betekenende mate’ ruim onderschrijden. Daarnaast blijkt uit gegevens uit het vigerende bestemmingsplan (o.a. de uitgevoerde Milieueffectrapportage en daarvan bijlage 5 Onderzoek luchtkwaliteit

dat de bestaande luchtkwaliteit in de Koekoekspolder ruim voldoet aan de geldende normen, waardoor ook na realisatie van de biomassacentrale de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet overschreden zullen worden.

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?planidn=NL.IMRO.0166.00991062-OW 01)

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen beperking ten aanzien van onderhavige ontwikkeling. Van een significante bijdrage en/of een dreigende overschrijding van normen uit de Wet luchtkwaliteit is vanwege de voorgenomen ontwikkeling geen sprake.

4.3.6 Veiligheid Externe veiligheid

Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient bij het plannen van risicogevoelige objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting en/of transportroute op bindende wijze rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting en/of transportroute. Er dient bij het plaatsvinden van een incident te worden voorkomen dat binnen een zekere afstand mensen aanwezig zijn in woongebieden of

verblijfsgebieden.

In de omgeving van het plangebied zijn geen potentiële risicobronnen gesitueerd die een belemmering vormen voor de personen die binnen het plangebied aanwezig zullen zijn.

Brandveiligheid

Uit overleg met de plaatselijke brandwaar is gebleken dat de volgende aspecten van belang zijn:

• Bereikbaarheid in geval van een calamiteit;

• Compartimentering centrale;

• Voldoende bluswatervoorzieningen.

Bereikbaarheid

Het plangebied is vanaf twee kanten bereikbaar, zowel vanaf de Hartogsweg als de Verkavelingsweg.

Hiermee is een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten in geval van een calamiteit gewaarborgd.

Compartimentering

In het ontwerp van de biomassacentrale is rekening gehouden met een bouwkundige scheiding van de opslag van biomassa (2000m2, 50mx40m) en de verbrandingsinstallatie. Daarnaast zullen de twee separate verbrandingsinstallaties tevens van elkaar gescheiden worden. Conform Bouwbesluit 2012 is het grootste brandcompartiment (2000m2) kleiner dan de maximale 2500m2 voor 1 compartiment.

Aangezien er geen grote hoeveelheid energie in opslag is worden er in de operationele fase in overleg met de brandweer betonnen wanden geplaatst. Doel is om opslagvolumes beheersbaarder te maken en

tegelijkertijd geen nadelige gevolgen te hebben op de operationele gang van zaken. Een voorbeeld van een betonnen wand is hieronder weergegeven.

Afbeelding 17: Voorbeeld betonnen wand

Afbeelding 18: Brandcompartimenten

Het rood gearceerde deel is het compartiment voor de stookinstallaties. Het grijs gearceerde vlak doet dienst als opslag voor biomassa. In bijlage 4 zijn A3 tekeningen met meer details terug te vinden.

Bluswatervoorzieningen

In de directe nabijheid van het plangebied zorgt de ligging van een kanaal voor voldoende bluswater.

4.3.7 Stof

Bij activiteiten van BIOKKP komt stof vrij. Stof kan ontstaan als gevolg van laden en lossen van houtsnippers, transportbewegingen en de verbranding van houtsnippers.

In de NeR is voor houtsnippers met een vochtgehalte van 44% stuifklasse S4 (licht stuifgevoelig, bevochtigbaar) aangegeven. Verse houtsnippers voldoen aan bovenstaand criterium. BIOKKP is voornemens verse houtsnippers te gaan verwerken. De houtsnippers zullen inpandig gelost worden. Gezien de aard van het gebouw en de eigenschappen van de houtsnippers wordt geen overlast verwacht als gevolg van laden en lossen van houtsnippers.

Stofoverlast door transportbewegingen wordt voorkomen door het terrein schoon te houden door het bijvoorbeeld periodiek te vegen.

Maximale stofemissie als gevolg van verbranding is vastgelegd in het activiteitenbesluit Maximale stofemissie als gevolg van verbranding is vastgelegd in het activiteitenbesluit Maximale stofemissie als gevolg van verbranding is vastgelegd in het activiteitenbesluit

Maximale stofemissie als gevolg van verbranding is vastgelegd in het activiteitenbesluit Milieubeheer, § 3.2.1.art 3.10Milieubeheer, § 3.2.1.art 3.10Milieubeheer, § 3.2.1.art 3.10Milieubeheer, § 3.2.1.art 3.10....

http://wetten.overheid.nl/BWBR0022762/2017-02-02#Hoofdstuk3_Afdeling3.2_Paragraaf3.2.1_Artikel3.10 Conform Activiteitenbesluit 2016 zal bij de ingebruikname van de stookinstallatie een Eerste Bijzondere Inspectie uitgevoerd worden door een SCIOS gecertificeerd bedrijf. De periodieke keuring welke zorgt voor veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinig functioneren, zal conform de Activiteitenregeling 2 jaarlijks herhaald worden. (zie ook paragraaf 3.2)

Het totaal opgesteld vermogen is 14.9 MW, daarmee moet worden voldaan aan de eisen voor

“stookinstallaties, zijnde niet grote stookinstallaties”. De grenswaarde voor stof ligt hiervoor op 5 mg/Nm3. Dit zal worden behaald door de installatie van een goede verbrandingsinstallatie en rookgasreiniging.

Conclusie

Conclusie is dat de aard van de te verwerken goederen en de opslaghal en de meet verluchtigingen voortkomend uit het activiteitenbesluit borgen dat er geen overlast van stof is te verwachten.

4.4 Water

4.4.1 Watertoets

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De watertoets is online uitgevoerd, zie bijlage 5. Daarnaast is overleg geweest met Dhr Blankvoort van Waterschap Drents Overijsselse Delta.

Het beleid van het Waterschap Groot Salland (nu Drents Overijsselse Delta) staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik.

Daarnaast is de Keur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan gemeente Kampen (VGRP 2011-2015) van belang.

Hemelwater

Ten behoeve van de gewenste glastuinbouw ontwikkeling ter plaatse van de Koekoekpolders, en de daarbij behorende toename van het verharde oppervlak, is in de Koekoekspolder reeds rekening gehouden middels de aanleg van ruim voldoen open water. De voorgenomen realisatie van de biomassacentrale inclusief bijbehorende erfverharding heeft dan ook geen negatief effect op het waterbergend- en afvoerend vermogen van de Koekoekspolder.

De hemelwaterafvoer van de schuren zullen verdeeld worden over de naastgelegen sloten. De schuur langs de Hartogsweg zal op de sloot langs de Hartogsweg geloosd worden. De tussengoot en zuidelijke lange goot zullen op de sloot tussen de percelen Verkavelingsweg 12 en 10 geloosd worden, zie ook de milieutekening in bijlage 10.

Het terreinwater zal via een stelsel van straatkolken via een bezinkput op de sloot langs de Hartogsweg geloosd worden. Deze bezinkput is tevens inspectieput.

Ten aanzien van het vuilwaterafvoer geldt dat er vanwege de voorgenomen ontwikkeling enkel sprake is van de afvoer van condenswater met een omvang van ca. 3 m3/uur. Het condenswater is verzuurd als gevolg van elementen als CO2, NOx en SO3 in de rookgassen. Het condensaat wordt middels NaOH injectie teruggebracht naar pH neutraal (6-7), daarna wordt het via een olie-vet afscheider geloosd op het aanwezige drukriool. Dit is vergelijkbaar met WKK installaties. Het aansluitpunt op het drukriool zal als inspectiepunt gebruikt kunnen worden. Uit navraag bij de rioolbeheerder blijkt dat de capaciteit van het drukriool de toevoeging van ca. 3 m3/uur kan opvangen.

Conform Artikel 3.39 van Activiteitenregeling milieubeheer wordt snoeihout als inert goed gezien.

Hemelwaterafvoer dat in contact geweest is met deze inerte goederen wordt daarom als niet verontreinigend gezien. Toch zal het lossen en de opslag van de houtsnippers zoveel mogelijk inpandig plaatsvinden om brandstof zo droog mogelijk te bewaren.

Calamiteit

De watertoets vraag ook rekening te houden met vrijkomend (blus)water in geval van calamiteit. Ondanks alle veiligheidsmaatregelen is het niet uit te sluiten dat er calamiteiten ontstaan. Een mogelijke calamiteit met grote impact is het uitbreken van brand in de biomassaopslag, zie 4.3.6. Bij het blussen zal veel water verdampen, maar ook een deel uit het gebouw stromen over het terrein. Bio KKP BV ziet inpandige opvang of opvang op het terrein in een buffer als niet haalbaar. Navraag bij operationele installaties met vergelijkbare ketel vermogens leert dat inpandige opslag of op het terrein niet toegepast wordt.

Bio KKP BV lozing vanuit de inrichting naar achtergelegen hoofdwaterweg te voorkomen. Daarom wordt de verharding van het terrein op afschot gelegd in de richting van de “droge” sloot tussen Hartogsweg en het perceel, zie afbeelding 19. Bij de aanleg van de verharding van het terrein zal rekening gehouden moeten worden met afschot richting deze sloot. Het gebruik van waterpasserende bestrating zal vermeden worden.

Ook zullen aanwezige straatkolken op deze sloot aangesloten moeten worden, of via een bedienbare afsluiter op deze sloot gericht kunnen worden, zie bijlage 6

Afbeelding 19: Calamiteiten wateropslag In geval van calamiteit kan in overleg met het

waterschap, de veiligheidsregio en de brandweer besloten worden om schotten te plaatsen in de sloot en deze als calamiteiten opvang te gebruiken.

Afbeelding 20: Slootschot

4.4.2 Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden. In het vigerende bestemmingsplan

“Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014” is ten aanzien van het overstromingsrisico een analyse uitgevoerd. De afwijking van het vigerende bestemmingsplan hebben geen invloed op het gestelde in bovenstaande risico-inventarisatie.

Deze analyse wordt navolgend integraal overgenomen

Analyse

Het plangebied ligt in dijkring 10 Mastenbroek en wordt binnen dijkring 10 beschermd door waterkering 105 (zie navolgende afbeelding).

Afbeelding 21: Waterkeringen (Bron: Waterschap Drents Overijsselse Delta)

Dijkring 10 wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een

overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

Risico-inventarisatie

Waterkering 105 heeft een door de provincie Overijssel vastgestelde veiligheidsnorm: 1/100 jaar. De vastgestelde maatgevende hoogwaterstand is vastgesteld in 2006: NAP -0,55 m.

Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat.

Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepast bedraagt de geschatte

overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Conform de aanname van het PBL, wordt voor de overstromingsrisicozonering bij een dergelijke overschrijdingskans (norm) uitgegaan van een kleine kans op overstromen (Pieterse e.a., 2009).

Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op meer dan 5,0 meter voor de laagste gedeeltes van het plangebied (zie afbeelding Maximale waterdiepte).

Afbeelding 22: Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 10 bij IJsselmuiden (Bron: Provincie Overijssel)

Voor dijkring 10 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. Het maatgevende doorbraakscenario voor polder de Koekoek is het scenario met een dijkdoorbraak ter hoogte van

IJsselmuiden. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor een dijkdoorbraak in IJsselmuiden geschat tussen de 6 en 24 uur (zie figuur Tijd tot kaart).

Afbeelding 23: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij IJsselmuiden (Bron: Provincie Overijssel)

Geschiktheidsbeoordeling / maatregelen

Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die gelegen zijn binnen de dijkringen Mastenbroek en IJsseldelta kunnen alleen voorzien in het realiseren van nieuwe bebouwing binnen deze gebieden als er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. De voorwaarde van zwaarwegend maatschappelijk belang wordt niet gesteld ten aanzien van agrarische functies en incidentele woonbebouwing waarvan in het bestemmingsplan sprake is. Het gaat bij dit plan om de realisatie van een functie als onderdeel van een modern tuinbouwgebied, wat als zwaarwegend maatschappelijk belang voor de gehele regio kan worden aangemerkt. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie. Hoe deze in geval plaatsvinden is onderwerp van het beleid voor risicocommunicatie dat

(landelijk) in ontwikkeling is en door de gemeente, samen met waterschap en de Veilligheidsregio IJsselland, ook wordt ontwikkeld.

4.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in

gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ten behoeve hiervan is in opdracht van de initiatiefnemers in oktober 2016 door Ecogroen, in aanvulling op de reeds ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan uitgevoerde natuuronderzoek (zie afbeelding 243), een natuuronderzoek ter plaatse van het plangebied uitgevoerd, zie bijlage 7.

Afbeelding 24: Conclusie uit vigerend bestemmingsplan Koekoekspolder

4.5.1 Gebiedsbescherming

Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van de Nationaal Natuurnetwerk (NNN) aangewezen. Hiernaast zijn binnen de gemeente Kampen een aantal gebieden aangewezen als Weidevogelgebied en/of

Ganzenfoerageergebied.

4.5.2 Soortenbescherming

Het plangebied bevindt zich aan de Hartogsweg en de Verkavelingsweg en bestaat voornamelijk uit (beweid) grasland met aangrenzend tuinbouwkassen en een woning. De beoogde werkzaamheden bestaan uit het bouwrijp maken (van een deel) van het grasland en het om vervolgens het terrein bouwrijp te maken voor de beoogde biomassa installatie. Ook wordt de ingang vanaf de weg (dam in de sloot) tot het grasland verbreed middels het dempen van een klein gedeelte van de sloot. De woning blijft in zijn huidige staat behouden.

Hieronder volgen de resultaten:

In het plangebied zijn geen potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. In de woning (Verkavelingsweg 12) zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Aangezien de woning in huidige staat behouden blijft zijn vervolgstappen voor vleermuizen niet aan de orde;

Zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren (als Steenmarter, Ff-wet tabel 2) zijn niet aangetroffen en worden op basis van bekende verspreidingsgegevens en het ontbreken van geschikt biotoop ook niet verwacht;

Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties zoals Huismus, Gierzwaluw en roofvogels zijn niet in het plangebied aangetroffen. De woning direct buiten het plangebied is mogelijk geschikt voor Huismus maar blijft in zijn huidige staat behouden. Vervolgstappen voor jaarrond beschermde nestlocaties zijn niet aan de orde;

Het plangebied in zijn huidige staat wordt niet als geschikt biotoop beoordeeld voor strikt beschermde amfibieën. Wel is Rugstreeppad bekend uit de directe omgeving bekend (NDFF 2016), waardoor het bouwrijp maken van het terrein kan leiden tot geschikt overwinteringsbiotoop voor Rugstreeppad. Het is immers bekend dat Rugstreeppad zich ingraaft in los zand om zo de winterperiode de overbruggen. Voortplanting van de soort in de sloten rondom het plangebied wordt niet verwacht. Vestiging van Rugstreeppad is te voorkomen door ervoor te zorgen dat het terrein in de periode van oktober tot en met maart (periode van winterrust) niet braak ligt;

Verblijfplaatsen of voortplantingslocaties van reptielen en beschermde libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht;

Strikt beschermde vissoorten worden (in de sloot waarin beperkt gewerkt wordt) niet verwacht, aangezien geschikt biotoop afwezig is (de sloot stond nagenoeg droog tijdens het veldbezoek);

Per 1 januari 2017 wordt een aantal nieuwe soorten beschermd in de Wet Natuurbescherming en krijgen huidige laag beschermde soorten mogelijk een strikte beschermingsstatus. In de loop van dit jaar komt hierover meer duidelijkheid. Met de huidige kennis en op basis van bekende verspreidingsgegevens (NDFF, 2016) en terreinkenmerken worden dergelijke soorten op dit moment niet verwacht in het plangebied.

NB-wet vergunning

Voor de NB-wet aanvraag is eveneens het onderzoek, bijlage 7 van dit rapport, ingediend (15-12-2016) bij Provincie Overijssel en geaccepteerd. Zie hoofdstuk 4.7.1 voor meer informatie.

Conclusie

Conclusie is dat de activiteiten niet in strijd zijn met de Wet Natuurbescherming.

4.6 Verkeer

Het plangebied is via zowel de Verkavelingsweg als de Hartogsweg bereikbaar. Gemiddeld rijden 4 vrachtwagens per etmaal van en naar de inrichting (= 8 rijbewegingen) ten behoeve van de aanvoer van houtsnipper en gesnipperd snoeihout alsmede de aanvoer van hulpstoffen (o.a. ureum voor de SNCR).

Tevens is rekening gehouden met gemiddeld 1 bedrijfsauto of personenauto (= 2 rijbewegingen) per etmaal rijdend van en naar de inrichting. Gelet op het geringe aantal voertuigbewegingen per dag kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve verkeerskundige gevolgen heeft.

Nieuwe inrit

Ten behoeve van de bereikbaarheid van de te bouwen hal wordt de bestaande inrit vanaf de Hartogsweg verplaatst. De huidige situatie is in onderstaand figuur weergegeven. De huidige inrit bestaat uit een duiker met daaroverheen zand/grond als afwerking. De breedte is ongeveer 4 meter met aan weerszijden over 2m, 1 meter afschot. De nieuwe inrit zal op een vergelijkbare manier worden afgewerkt; een duiker, afgewerkt met zand en grond. Verschil is dat de nieuwe inrit verhard zal worden.

Afbeelding 25: Huidige situatie zij-inrit Hartogsweg (Bron: Google Maps 6-2-2017)

In de nieuwe situatie zal vrachtverkeer vanaf de Hartogsweg snoeihout gaan lossen in de te bouwen hal. Om een veilige draai te kunnen maken en voor de schuur uit te komen is het noodzakelijk om de inrit te

verplaatsen. De inrit wordt verbreed tot +/- 30 meter en hart-op-hart 52m verplaatst in Zuid Westelijke richting (naar Parallelweg). De inrit komt hierdoor verder van de kruising Hartogsweg-Verkavelingsweg af te liggen.

Het overzicht vanaf het perceel naar de Hartogsweg en omgekeerd is voldoende om het verkeer te lezen.

Daarom wordt verondersteld dat het geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid. Zie voor een plattegrond bijlage 6

De inrit is in de nieuwe situatie dichterbij de woning aan Hartogsweg 35 gesitueerd. Mogelijke toename van geluidshinder is in het bijgevoegde akoestisch onderzoek berekend (bijlage 3). Conclusie is dat de nieuwe locatie van de inrit geen overlast veroorzaakt voor omwonenden.

4.7 Besluit m.e.r.

4.7.1 Wettelijk kader