• No results found

Veiligheid en rechtsstaat

In document OVERVLOED EN ONBEHAGEN (pagina 40-43)

Een doorsnee politieagent brengt 67 procent van zijn of haar werktijd zittend op het kantoor door. Lopen op straat doen agenten gemiddeld nog negentien minuten per dag. Dat is jammer van het vak, maar nog verve-lender is het voor de openbare ruimte. Daar heeft de overheid juist een gezicht nodig en agenten moeten aan dat gezicht hun bij-drage leveren. Minder blauw achter het bu-reau dus.

Iedere samenleving kent geweld en cri-minaliteit. Een deel van de crimina-liteit is het onbedoelde gevolg van een samenleving waarin de bewegings-ruimte van individuen groot is en het gezag aan vanzelfsprekendheid heeft ingeboet. Het is ook het gevolg van maatschappelijke marginalisering van sommige bevolkingsgroepen, van ge-brekkige opvang voor verslaafden en dak- en thuislozen met een psychische stoornis, van de criminalisering van verdovende middelen en van grote verschillen in welvaart. Hoewel de to-tale criminaliteit niet toeneemt, wordt deze wel harder en brutaler. Dit ge-geven en de terecht toegenomen aan-dacht voor slachtoffers, versterken ge-voelens van onveiligheid, zelfs in die mate dat die gevoelens niet meer in een reële verhouding staan tot de kans om écht slachtoffer te worden van ge-weld of criminaliteit.

Criminaliteit, onveiligheid en on-veiligheidsgevoelens vormen een ern-stig probleem. Het ondermijnt het zelf-vertrouwen van mensen en creëert een cultuur van afzijdigheid. Veel ouderen wagen zich zelfs niet meer op straat in de avonduren. Zo treedt een spiraal-werking op, waarin het publieke do-mein en de openbare ruimte steeds anoniemer worden.

‘Alledaagse’ veiligheid

Een uitsluitend harde aanpak van cri-minaliteit schiet zijn doel voorbij. Zo-als de motieven voor crimineel gedrag sterk verschillen, zo zal ook een ade-quaat antwoord daarop genuanceerd moeten zijn. Tegenover de algemene roep om zwaardere straffen, plaatst GroenLinks een gericht pakket van pre-ventieve, organisatorische én repressie-ve maatregelen. Zo vragen repressie-veel voor-komende vormen van criminaliteit om een strategie die de anonimiteit van het publieke domein terugdringt. De

inrichting van de openbare ruimte moet verbeteren en het toezicht op mensen die (dreigen te) ontsporen moet verscherpt.

Veiligheid moet georganiseerd wor-den, steeds opnieuw. Dat lukt in-derdaad niet met politieagenten die slechts twintig procent van hun tijd op straat aanwezig zijn. Er moet meer blauw de straat op om de publieke be-trokkenheid een gezicht te geven, om te sussen, een handje te helpen, te re-gelen en waar nodig corrigerend op te treden.

Veiligheid is in grote mate afhan-kelijk van de fysieke en sociale inrich-ting van het publieke domein, dat let-terlijk vertrouwen moet inboezemen. Hier ligt een taak voor stedenbouwkun-digen, voor corporaties, voor project-ontwikkelaars. Naarmate mensen meer te zeggen hebben over hun leefomge-ving gaan ze er zorgvuldiger mee om. Hier ligt een uitdaging voor gemeente-diensten, opbouwwerkers, bewonersor-ganisaties en corporaties.

Nog steeds is de sociale onveilig-heid het grootst in wijken waar so-ciale achterstand en welzijnsproble-men zich concentreren. Niet alleen de slachtoffers, ook de daders van (klei-ne) criminaliteit zijn daar oververte-genwoordigd. Veiligheid neemt hier de vorm aan van een klassiek verde-lingsvraagstuk, dat alleen kan worden opgelost door ‘sociaal’ te investeren: door betere huisvesting te realiseren, ontplooiingsmogelijkheden te creëren en perspectieven op werk en inkomen te bieden.

GroenLinks is tegen particuliere be-veiliging van de openbare ruimte en andere vormen van privatisering van de veiligheidszorg. Dat leidt tot een maatschappij van schuttingen aan de ene kant, en ‘no-go-areas’ aan de an-dere. Mede gelet op de concentratie van onveiligheid en criminaliteit bij de zwakste groepen, moet de zorg voor veiligheid een publieke zaak blijven, met een eerste verantwoordelijkheid voor de overheid.

Zorgelijk is de oververtegenwoor-diging van migrantenjongeren in de kleine en zwaardere criminaliteit. Bij groepen migrantenjongeren leidt een combinatie van gebrek aan perspectief, spanningen in de thuissituatie, confl ic-ten op school, moeilijkheden bij het vinden van werk en de verlokkingen van het snelle geld tot misdragingen. Een gericht beleid op deze probleem-jongeren en een dwingender individu-ele aanpak kunnen veel onheil voor-komen, vooral als tegelijkertijd een uitnodigend beleid wordt ontwikkeld om deze jongeren in onze samenleving een plek en een stem te geven.

Georganiseerde criminaliteit

Bij georganiseerde criminaliteit, waar-bij fi nancieel gewin hét hoofdmotief is, werkt een genuanceerde aanpak niet. Hierbij moet een bestuurlijke aanpak hand in hand gaan met een fl inke ver-betering van de organisatie van opspo-ring en vervolging. Internationale sa-menwerking, meer mogelijkheden voor fi nanciële recherche en betere afstem-ming tussen politie en justitie zijn no-dig om de pakkans te vergroten. In plaats van de ‘war on drugs’ doen poli-tie en justipoli-tie er daarbij verstandig aan prioriteit te geven aan bestrijding van mensenhandel, levens- en zedendelic-ten, geweld en mishandeling, fraude en milieudelicten.

Humanisering van de rechtsstaat

Of het nu gaat om de aanpak van veel-voorkomende criminaliteit of de geor-ganiseerde misdaad, voor beide geldt dat de rechtsstatelijke waarden niet uit het oog mogen worden verloren. Dat houdt onder meer een effectief ope-rerend systeem in van opsporing, ver-volging en berechting van criminelen. Zorgwekkend is dat politie en justitie de laatste decennia in dit opzicht steeds meer terrein hebben moeten prijsgeven. Te vaak komt het voor dat ernstige delicten als mensenhandel, moord en doodslag, zware geweldple-ging, ernstige milieuovertredingen en zedenmisdrijven onopgehelderd of on-bestraft blijven. Dat ondermijnt het vertrouwen in de rechtsstaat. Investe-ringen in de bestrijding van deze mis-drijven zijn daarom onvermijdelijk.

Een verdergaande humanisering van het strafrecht is op zijn plaats. De ontwikkelingen die op dit terrein op gang zijn gekomen moeten met kracht worden gestimuleerd. Zo leidt bemid-deling tussen daders en slachtoffers va-ker tot een voor het slachtoffer bevredi-gende procedure en tot een effectieve gedragsverandering van de dader, dan een boete of een gevangenisstraf. Ook het investeren in de opvang en begelei-ding van gedetineerden past in deze benadering.

GroenLinks staat kritisch tegenover het product- en effi ciencydenken dat zich van politie, justitie en de rechter-lijke macht meester heeft gemaakt. Ge-combineerd met de nadruk op repres-sie heeft het ertoe geleid dat aantallen en statistieken belangrijker zijn dan mensen en motieven en dat gaat ten koste van rechtsstatelijke waarborgen van verdachten. GroenLinks koerst op een justitieel systeem waarin wordt ge-zocht naar een evenwicht tussen straf, preventie, begeleiding en behandeling.

Nog steeds lijden honderdduizen-den kinderen en volwassenen onder

ge-weld in de persoonlijke sfeer, waarbij ze vaak geen kant op kunnen. De over-heid moet de bestrijding van deze in-grijpende vorm van onveiligheid een veel grotere prioriteit geven. Alleen door vroegtijdige signalering kan deze spiraal van lichamelijke en geestelijke mishandeling doorbroken worden.

Programmapunten

1. Veiligheidsbeleid

a. Centraal komt te staan het herinrich-ten van de openbare ruimte en sa-menwerking van alle instanties bij de aanpak van overlastgevende of crimi-nele personen.

b. Bij nieuwbouw en herstructurering van wijken komt de nadruk te liggen op multifunctioneel bouwen: een mix van winkels, bedrijvigheid, wonen en recreatie en sportfaciliteiten, veilige wandel- en fi etsroutes.

c. Er komt een (on)veiligheidstoets voor de openbare ruimte. Binnen het gro-testedenbeleid komt extra budget voor sanering van de onveiligste plek-ken.

d. Gemeenteraden krijgen een instem-mingsrecht bij het politie- en veilig-heidsbeleid.

e. Provinciale en lokale overheden krij-gen middelen om projecten op te zet-ten voor het bevorderen van de veilig-heid van homoseksuelen in de woon- en leefomgeving.

2. Verbetering aanpak zware en georganiseerde criminaliteit

a. De organisatie van de opsporing, vervolging en berechting van zware en georganiseerde criminaliteit wordt aanzienlijk verbeterd door onder meer betere (internationale) samenwerking, meer mensen en mogelijkheden voor fi nanciële recherche en betere af-stemming tussen politie en justitie.

3. Slachtoffers

a. Slachtoffers moeten 24 uur per dag aangifte kunnen doen met gebruik-making van moderne communica-tiemiddelen. Zij worden desgewenst geïnformeerd over de voortgang van hun zaak.

b. Er komt een landelijke campagne voor ‘herstelrecht’ en bemiddeling, gericht op de reïntegratie van de-linquenten én genoegdoening voor slachtoffers.

4. Stadsetiquette

a. Er komt een landelijke campagne ‘stadsetiquette’, die gericht is op het bevorderen van open en nieuwsgie-rige omgangsvormen waarin weder-zijds respect voorop staat.

b. De bureaus ‘Justitie in de buurt’ (JIB) ontwikkelen zich tot algemene ser-vicebureaus waar justitie op voet van gelijkwaardigheid samenwerkt met hulpverlenende instellingen. Het aan-tal JIB’s wordt vervolgens aanzienlijk uitgebreid.

5. Politie

a. De samenstelling van het politiecorps gaat een afspiegeling vormen van de Nederlandse bevolking, zodat een politie ontstaat waarin alle burgers zich kunnen herkennen. Daartoe wor-den in de komende kabinetsperiode niet alleen met voorrang agenten uit minderheidsgroepen gerecruteerd, ook moet de cultuur van het corps veranderen.

b. In het politieonderwijs komt meer na-druk te liggen op een deëscalerende en niet-agressieve omgang met ver-bale en fysieke agressie.

c. Agenten laten zich veel vaker zien. De wijkagent ‘nieuwe stijl’, die niet pas-sief toezicht houdt maar actief aan-wezig is, geeft de politie meer ge-zicht.

d. De jeugdpolitie wordt uitgebreid. Ook moeten de specialismen jeugd en ze-den terugkomen in de politiekorpsen.

6. Toezicht

a. De anonimiteit van de openbare ruim-te wordt bestreden door ruim-te invesruim-teren in formele en informele toezichthou-ders die als aanspreekpunten kunnen functioneren. Toezicht door mensen verdient de voorkeur boven toezicht door apparaten (camera’s). Die men-sen dienen in overheidsdienst te zijn. b. Er komt geen algemene identifi

catie-plicht.

c. Stadswachten ontwikkelen zich tot het wandelende gezicht van de over-heid in het publieke domein. Hun aantal wordt uitgebreid, de honore-ring aanmerkelijk verbeterd en hun takenpakket gevarieerder. Zij gaan ook een rol spelen in de bestuurlijke handhaving, het signaleren van knel-punten op het terrein van de veilig-heid en het informeren van de bevol-king.

d. Elektronisch (camera)toezicht wordt aan strikte voorwaarden gebonden. Daartoe horen: inbedding in een om-vattend lokaal veiligheidsbeleid, aan-toonbare maatschappelijke behoefte en effectiviteit, onder verantwoorde-lijkheid van de politie.

7. Werkwijze politie en justitie

a. Alle opsporingsmethoden moeten een wettelijke basis hebben. Er wor-den geen deals met criminelen ge-sloten en er wordt geen gebruik gemaakt van criminele burgerinfi ltran-ten.

b. Bij ME-inzet worden de betrokken ME’ers van rugnummers voorzien. c. De grensoverschrijdende

misdaadbe-strijding in EU-verband richt zich vooral op mensenhandel, wapen-smokkel, radioactieve en andere zwaar vervuilende stoffen, grote hoe-veelheden verdovende middelen en beschermde of bedreigde planten- en diersoorten, valsmunterij en witwas-praktijken.

d. Bij harmonisatie van het strafrecht geeft Nederland voorrang aan de in-voering van Europese minimumnor-men voor het strafprocesrecht, die onder meer de rechten van verdach-ten vastleggen.

e. Nederland maakt zich wat betreft Eu-ropol sterk voor invoering van toe-zicht door een Europees Openbaar Ministerie, volledige rechterlijke toet-sing door het Europees Hof van Justi-tie, controle door het Europees Par-lement, betere privacybescherming en de afschaffi ng van de straf-rechtelijke onschendbaarheid van Europol-functionarissen.

8. Fraude

a. Bedrijven, instellingen en organisaties worden verplicht om fraude vanaf 10.000 euro te melden bij het Open-baar Ministerie.

9. Jongeren

a. Straffen van jongeren en jongvolwas-senen krijgen het karakter van nieu-we-kansstraffen, die bestaan uit een verplicht pakket van scholing, bege-leiding en toezicht. Voor zware delic-ten bestaat deze mogelijkheid niet.

10. Geweld in de persoonlijke sfeer

a. Als er in het geval van huiselijk ge-weld iemand uit huis moet, zijn dat de plegers van het geweld en niet de slachtoffers. Indien dat niet mogelijk is, moeten corporaties met voorrang vervangende huisvesting regelen voor het slachtoffer.

b. De verjaringstermijn van seksueel en huiselijk geweld wordt verlengd. c. Plegers van huiselijk geweld krijgen

professionele hulp om herhaling te voorkomen.

d. Er komt meer aandacht voor de pre-ventie van huiselijk geweld.

11. Drugs

a. Het gebruik van alcohol, tabak, soft- en harddrugs wordt om gezondheids-redenen ontmoedigd.

b. Er komt een verbod op de reclame van alcohol, tabak en drugs. c. Verbouw van, handel in en gebruik

van softdrugs worden gelegaliseerd. Alleen vergunninghouders kunnen softdrugs verkopen. Aan de vergun-ning zijn kwaliteitseisen verbonden. Legalisatie gaat gepaard met de in-voering van accijns op softdrugs. d. Op medische indicatie worden aan

geregistreerde verslaafden onder be-geleiding harddrugs verstrekt voor gebruik ter plaatse.

e. Er komen in alle grote steden kleinschalige gebruikersruimten voor verslaafden. Verslavingszorginstellin-gen, hulpverleningsorganisaties en gemeenten dragen daarvoor een ge-meenschappelijke verantwoordelijk-heid. Het rijk maakt deze gebruikers-ruimten juridisch mogelijk.

12. Begeleiding gedetineerden

a. De begeleiding en behandeling van (ex-)gedetineerden wordt geïntensi-veerd, onder meer door iedereen op-leidingsprogramma’s en begeleiding aan te bieden.

b. Er komt meer geld voor de reclas-sering. Voorkomen wordt dat de aan-dacht vooral uit gaat naar die cliënten met de meeste kans op succes.

13. Inlichtingendienst

a. De taken en bevoegdheden van de Binnenlandse Veiligheidsdienst wor-den herzien. Het bewaken van de democratische rechtsorde en het bestrijden van politiek geweld en ter-rorisme geschiedt door een hervorm-de en hervorm-democratisch controleerbare en aan rechterlijke toetsing onderwor-pen rijksdienst.

14. Rechtszekerheid

a. De positie van de sociale advocatuur wordt verbeterd, onder meer door het verhogen van de door de overheid verstrekte vergoedingen.

b. De eigen bijdrage voor de lagere in-komens wordt afgeschaft en de inmensgrens om in aanmerking te ko-men voor een sociaal advocaat wordt verhoogd.

c. Politiewerk in het stedelijk gebied wordt aantrekkelijker gemaakt. In overleg met betrokkenen wordt een plan uitgewerkt dat zich onder andere richt op arbeidsomstandigheden en bijbehorende voorzieningen en maat-werk voor politiemaat-werknemers.

4.4

Democratie en

In document OVERVLOED EN ONBEHAGEN (pagina 40-43)