• No results found

De varkenspest en het rigoureuze ant woord van Van Aartsen

een korte geschiedenis

3.2 De varkenspest en het rigoureuze ant woord van Van Aartsen

Op dinsdag 4 februari 1997 werd klassieke varkenspest vastge- steld op een varkenshouderijbedrijf in het Brabantse Venhorst. Het zou het begin worden van de pestepidemie die het Ne- derlandse platteland meer dan een jaar in zijn greep hield. Pas op 29 april 1998 kon definitief het sein ‘pest meester’ gegeven worden.

Hoewel het ministerie van LNV in die eerste februaridagen di- rect maatregelen afkondigde – die gaandeweg steeds strenger werden – en de sector zelf ook hard aan de bestrijding van de varkenspest werkte, moest achteraf geconstateerd worden dat beiden steken hadden laten vallen. Hierdoor kon de pest zich razendsnel verspreiden. Het Europese non-vaccinatiebeleid versterkte dit nog eens. Hoewel er een vaccin tegen varkens- pest bestond, mocht dat door Europese handelsafspraken niet gebruikt worden. Resten van het vaccin konden in het vlees terecht komen, waardoor het gevaccineerde vlees niet meer te onderscheiden zou zijn van besmet vlees. Dat zou de Europese export schaden.

De trieste balans van één jaar varkenspest was 11 miljoen ver- nietigde varkens en zo’n 1.775 geruimde bedrijven. Geschatte kosten: 2,5 miljard euro, deels opgebracht door de Nederlandse belastingbetaler, deels ook door de geruïneerde en gebroken varkenshouders zelf. Na de watersnood van 1953 was de var- kenspest de duurste ramp die Nederland ooit getroffen had. Herstructurering varkenshouderij

Toen de varkenspest uitbrak was Paars I drie jaar aan de macht. Onder VVD-landbouwminister Van Aartsen was een nieuwe wind gaan waaien in landbouwland, wat zich onder meer uitte in aanmerkelijk koelere verhoudingen tussen landbouwsec- tor en rijk. Na het uitbreken van de varkenspest stond voor Van Aartsen vast dat de sector - inclusief de bijbehorende

(milieu)problematiek - alleen kon worden aangepakt met ingrij- pende, centralistische maatregelen.

Vanaf het begin van de varkenspest werkte een kleine denk- tank van LNV-topambtenaren achter de schermen, en in nauw overleg met VROM aan plannen voor de herstructurering van de varkenshouderij. Op 10 juli 1997 – midden in de varkenscri- sis – presenteerde Van Aartsen zijn ideeën in een brief aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 1997a). In die brief kondigde de minister de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv) aan, met een set van maatregelen. Er kwamen aangescherpte eisen voor diergezondheid, -welzijn en milieu, een varkensheffing voor het bekostigen van de preventie en bestrijding van toe- komstige varkensziekten. Ook zou de varkenshouderij worden ‘begrensd’ in twee concentratiegebieden (zuid en oost), want daarmee bleven ‘schone’ gebieden schoon. Tot slot introduceer- de Van Aartsen de varkensrechten – een soort quotering van de productieomvang – inclusief een generieke korting van 25%. Dit zou de varkenshouderij volgens Van Aartsen terugbrengen tot duurzame proporties en in één keer het Nederlandse mest- overschot wegwerken. En dat laatste was belangrijk, omdat Nederland anders niet aan de Europese Nitraatrichtlijn kon voldoen.

De sector reageerde woe- dend. Kort na de goedkeu- ring van de Whv, eind 1997, stapten varkensboeren vanwege de niet vergoede korting naar de rechter, wat drie jaar later zou leiden tot het definitieve afscheid van de wet.

V a n v a rk e n s p e s t to t in te g ra le g e b ie d s o n tw ik k e li n g

De eerste contouren van de Reconstructiewet

Door de commotie rond de varkensrechten sneeuwde een an- der deel van de brief van Van Aartsen onder: de reconstructie. “Voor delen van de concentratiegebieden acht ik een reconstructie

noodzakelijk”, schreef Van Aartsen in zijn brief. “De reconstructie moet ruimtelijk bijdragen aan het verminderen van risico’s voortvloei- end uit de hoge varkensdichtheid. Concreet wordt daarbij gedacht aan het creëren van ‘corridors’ of brandgangen tussen ruimtelijke clusters van bedrijven, rekening houdend met de ruimtelijke kwali- teit.”

In de loop van 1997 werkten LNV en VROM – nagenoeg zonder overleg met de sector en medeoverheden – aan de verdere uitwerking van de reconstructie. Het werd duidelijk dat een wet onontbeerlijk was. Op 12 december 1997 schetste Van Aartsen de contouren van die wet (Tweede Kamer, 1997b). De wet was breed van opzet: er was sprake van een integrale aanpak van de problemen op het vlak van inrichting, milieu, natuur, landschap, water en economie en van koppeling met lopende projecten van gebiedsgericht beleid. Toch lag de crux van de ideeën voor Van Aartsen in het realiseren van ruimtelijke varkensclusters en brandgangen, waarmee in ruimtelijk opzicht andere doelen ‘meegekoppeld’ konden worden. De brandgan- gen moesten verspreiding van de varkenspest tegengaan – of in ieder geval het vertragen. De clusters moesten zo gekozen worden dat er gebieden ontstonden met ongeveer 1 miljoen dieren, die qua toelevering (veevoer) en verwerking (slachte- rijen) grotendeels autonoom konden functioneren. Daarnaast moest er voor de levensvatbare bedrijven na de krimp een nieuw perspectief komen. Omdat veel bedrijven vanwege de strikte regels voor ammoniak en stank niet konden uitbreiden, moesten er ontwikkelingsgebieden worden aangewezen. En er was haast: in 1999 moest de uitvoering starten.

Juist vanwege die vereiste snelheid, was het nodig een nieuwe wet in het leven te roepen. Het bestaande gebiedsgerichte

(milieu)beleid was namelijk te weinig resultaatgericht en landinrichtingsprojecten duurden veel te lang. Het ontwerp voor de Reconstruc- tiewet bevatte daarom veel ‘verticale’ instrumenten, waarmee sterk sturend kon worden opgetreden. Proce- dures en inspraaktrajecten werden drastisch ingekort,

de op te stellen reconstructieplannen konden meteen doorwer- ken in de gemeentelijke bestemmingsplannen en om eventu- ele dwarsliggers de pas af te snijden kreeg onteigening een belangrijke plaats. De commissaris van de Koningin zou de hele operatie leiden en het rijk ging de plannen – die binnen negen maanden klaar moesten zijn – toetsen.

Hoewel er belangrijke inhoudelijke overwegingen voor de wet waren, speelden ook politiek-strategische overwegingen een rol. De reconstructie bood LNV een uitgelezen kans om geld te claimen voor een grootscheepse opknapbeurt van het landelijk gebied. “We hebben dat eerste jaar gebruikt om druk op te bouwen,

om tot een financiële claim voor de reconstructie te komen,” blikt

een LNV-topambtenaar terug. “Als ministerie wilden we ook eens

positief in beeld komen. Niet alleen als een ministerie dat varkens kon doden, maar ook als een ministerie dat iets zoets kan doen, ook richting de sector.”

Die aanpak werkte, want na de verkiezingen van mei 1998 werd er in het regeerakkoord van Paars II voor de periode van 1998 tot 2008 800 miljoen gulden gereserveerd voor de uitvoe- ring van de reconstructie.

V a n v a rk e n s p e s t to t in te g ra le g e b ie d s o n tw ik k e li n g

3.3 Alternatieven uit de provincie – start van