• No results found

5 Uitdagingen binnen het onderzoeks- en innovatie-ecosysteem

6.4 Variant 4: Bedrijfsleven geeft richting

Een bloeiend bedrijfsleven vergroot de kans dat innovaties ontwikkeld en breed toegepast worden Dit perspectief zet in op toekomstige kansen voor het bedrijfsleven en het duurzaam verdienvermogen van Nederland. De overheid stelt zich faciliterend op en stuurt niet op bepaalde onderzoeksfaciliteiten, technologieën, thema’s of maatschappelijke uitdagingen, maar sluit sterk aan bij de allocatie van private investeringen. Het innovatie-instrumentarium wordt gericht op het verder uitbouwen van economische kansen, zodat het vestigingsklimaat voor bedrijven versterkt wordt en Nederlandse ondernemers worden verleid om meer te investeren in innovatie, wat uiteindelijk ook leidt tot meer kennisbenutting en -verspreiding.

In deze variant wordt sterk ingezet op publiek-private samenwerking, door het PPS-deel van de TO2-programmering te verhogen. Daarnaast wordt ook de PPS-toeslag zelf verhoogd, waardoor bedrijven voor een groter deel worden gecompenseerd in hun samenwerking met kennisinstellingen. Via een nieuwe regeling wordt ook het innovatieve mkb daarin betrokken. Ten slotte wordt in deze variant ook het budget voor de WBSO verhoogd, zodat het structureel geïndexeerd wordt voor loon- en prijsstijgingen en zodat het kortingstarief omhoog kan. Zo versterken we het vestigingsklimaat en zijn er voldoende investeringsprikkels voor de grotere R&D-bedrijven.

Onderstaande tabel biedt een overzicht van de beleidsopties in deze variant.

Verdere toelichting op de beleidsopties is te vinden in bijlage 5.

Variant 4: Bedrijfsleven geeft richting Uniek voor deze variant

Versterk publiek-private samenwerking via verhoging PPS-toeslag

fiche 10 p. 97

Verhoog kortingspercentage WBSO fiche 11 p. 99

Versterk samenwerking tussen innovatieve mkb en kennisinstellingen

fiche 12 p. 100 Onderdeel van meerdere varianten, waaronder deze variant

Vergroot de economische en maatschappelijke impact van kennis en innovatie

fiche 3, p. 75 Versterk (toegepast) onderzoek bij toegepaste

onderzoeksinstellingen (TO2’s) en rijkskennisinstellingen (RKI’s) – gericht op economisch verdienvermogen

fiche 7b p. 87

Versterk grootschalige en strategische onderzoeksinfrastructuur fiche 9 p. 94 Verbeter beleid met beleidsexperimenten fiche 14 p. 104 Versterken de kennis- en innovatiepositie van de overheid fiche 15 p. 106 Maak maatschappelijk verantwoord innoveren de norm (MVI) fiche 17 p. 110 Moderniseer het nationaal octrooisysteem fiche 19 p. 114

Een risico is dat te weinig focus ontstaat om tot (technologische) doorbraken en inzichten te komen die nodig zijn voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen, omdat hier niet gericht op gestuurd wordt. Dit kan ondervangen worden door naast

extra inzet op een bloeiend bedrijfsleven ook in te zetten op thematisch onderzoek. Daarnaast is het risico op ondoelmatige besteding van middelen (vanwege dead weight loss) groter bij indirecte fiscale voordelen dan bij directe subsidies.

6.5 Besparingsopties

Onderdeel van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen is ook dat er

besparingsopties in beeld gebracht worden. Deze zijn in onderstaande tabel in kaart gebracht. De taakopdracht geeft aan dat er een besparing van minimaal 20 procent op de grondslag inzichtelijk gemaakt moet worden, dat gaat in deze werkgroep om 1,7 mld. Onderstaande besparingsopties tellen op tot dit bedrag.

De besparingsopties zijn niet gekoppeld aan de hierboven genoemde varianten. Inhoudelijk zijn er wel koppelingen te maken tussen de besparingsopties en de beleidsvarianten. Zo kan het voor de hand liggen om, afhankelijk van de gekozen variant, middelen te verschuiven van generieke instrumenten, naar specifieke instrumenten en vice versa.

Besparingsopties

Bespaar door de impact en doelmatigheid van fiscale

ondernemerschapsregelingen te vergroten fiche 20 p. 119 Bespaar door strengere criteria WBSO fiche 21 p. 119 Bespaar op vrij of thematisch onderzoek NWO fiche 22 p. 121 Bespaar op departementale middelen voor innovatie fiche 23 p. 123

Bijlage 1: Taakopdracht

BMH9. Innovatieve samenleving Inleiding

Innovatie is in belangrijke mate bepalend voor de Nederlandse welvaartgroei. Het verhoogt de economische groei via de arbeidsproductiviteit en draagt bij aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Belemmeringen voor de totstandkoming van innovatie kunnen zich voordoen in verschillende onderdelen van de innovatieketen (van fundamenteel en toegepast onderzoek tot ontwikkeling, demonstratie, opschaling, marktintroductie en de brede toepassing) en het innovatiesysteem (partijen en

instituties waartussen relaties bestaan die de ontwikkeling, toepassing en verspreiding van innovaties beïnvloeden).

Opdracht aan de werkgroep

Om innovatie te bevorderen wordt de werkgroep gevraagd diverse beleids- en uitvoeringsopties in beeld te brengen voor het effectief bevorderen van innovatie in Nederland conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Kamerbrief ‘reactie motie Sneller c.s. d.d. 19 december 2018’ van 3 april 2019. Daarnaast neemt de werkgroep waar relevant de dwarsdoorsnijdende thema’s zoals genoemd in de Kamerbrief mee in de analyse en varianten.

Hoofdvragen

 Wat is de theoretische en empirische basis voor overheidsingrijpen in de

innovatieketen, (van fundamenteel onderzoek tot en met de brede toepassing) en het innovatiesysteem?

 Hoe ziet het huidige Rijksbrede kennis- en innovatiebeleid eruit, inclusief bijbehorend instrumentarium en budget?

 Wat zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen op dit beleidsveld nationaal en internationaal en de belangrijkste kansen en bedreigingen die op ons afkomen en relevant zijn voor het voor het Rijksbrede kennis- en innovatiebeleid? Hierin worden in ieder geval het veranderende mondiale speelveld en digitalisering meegenomen.  Gegeven deze kansen en bedreigingen, wat zijn de relatief sterke en zwakke punten

van het Rijksbrede kennis- en innovatiebeleid?

 Welke beleidsopties zijn er om de impact van het Rijksbrede innovatiebeleid te verhogen, zodat het nog meer bijdraagt aan het versterken van het duurzame groeivermogen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen?

Afbakening en reikwijdte

Dit onderwerp betreft het Rijksbrede beleid en bijbehorend instrumentarium (bestaand en niet bestaand) toegespitst op de gehele innovatieketen. Het onderwerp betreft ook actoren buiten de overheid, zoals bedrijven en onderzoeksinstellingen.

Binnen de scope valt:

 Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid (incl. PPS-toeslag, MIT-regeling en rijksbijdrage departementen die geoormerkt zijn voor de Topsectoren aan

kennisinstellingen) (circa 1,2 mld.);

 Fiscale ondernemersregelingen en de WBSO (4,7 mld.);

 Overige middelen voor onderzoek en innovatie van alle departementen die

betrokken zijn bij het missiegedreven innovatiebeleid (EZK, BuZa, LNV, OCW, VWS, IenW, DEF en JenV) (circa 1,5 tot 1,9 mld.);

 Europese en regionale middelen voor innovatie (Horizon 2020 en EFRO) (circa 795 mln.)

 Financieringsinstrumenten Toekomstfonds (Innovatiekrediet, Seed Capital, Fund to Fund, Vroegefasefinanciering) (circa 154 mln.);

 Wetenschapsbeleid dat gerelateerd is aan kennis- en innovatiebeleid.

Buiten de scope valt:

 Wetenschapsbeleid dat niet gericht is op het kennis- en innovatiebeleid, zoals de eerste geldstroom van het Hoger Onderwijs;

 De Innovatiebox, omdat daar al twee onderzoeken naar lopen vanwege de sterke verwevenheid met het (internationale) winstbelastingstelsel, de Nederlandse

concurrentiepositie voor R&D-activiteiten en de Nederlandse belastinggrondslag: (1) in OESO-verband wordt onderzoek gedaan naar de internationale winstbelastingen, waar de Innovatiebox een belangrijk onderdeel van uitmaakt (oplevering 2021); en (2) de Innovatiebox is onderdeel van het zogenaamde “Bouwstenen-traject”, waarin integraal naar het VPB-stelsel en dus ook naar de Innovatiebox wordt gekeken.