• No results found

Bijlage 2. 1 Bespreking mozaïekbeheer Gerkesklooster

4 Validatie resultaten zoals verkregen met Beheer op Maat

Beheer op Maat is bedoeld als een hulpmiddel om weidevogelbeheer effectiever te maken. Het basisidee is dat weidevogelbeheer en locaties van territoria worden ingevoerd en dat een voorspelling kan worden gegeven van de effectiviteit van het voorgenomen beheer. Dit idee is uitgewerkt door de hoeveelheid kuikenland zicht- baar te maken die dat beheer oplevert binnen de actieradius van een territorium. Aangenomen is dat nestverliezen door agrarische werkzaamheden effectief worden voorkomen door weidevogelbescherming georganiseerd door Landschapsbeheer Nederland en dat de effectiviteit vooral afhankelijk is van de kuikenoverleving, die weer vooral afhangt van de beschikbaarheid van kuikenland.

Als vuistregel voor de hoeveelheid kuikenland per territorium werd tot en met 2007 1.0 ha genomen (in de loop van 2008 is dit o.b.v. de gedachteontwikkeling in de Kenniskring Weidevogellandschap veranderd in 1,4 ha). Is er minder dan geldt het ingevoerde beheer als niet effectief. De hoeveelheid kuikenland kan per territorium worden gekwantificeerd. Deze uitspraak is alleen maar waardevol als ook kan worden aangetoond dat er een duidelijke relatie is tussen de uitspraak van het model en de werkelijk waargenomen overleving van gruttokuikens. De veronderstelling was dat bij een beschikbaarheid van 1.0 ha kuikenland per territorium voldoende vliegvlugge kuikens geproduceerd werden om de populatie tenminste op peil te houden. Het exacte aantal vliegvlugge kuikens in een gebied kan moeilijk worden geteld maar lijkt te schatten met het bruto territoriaal succes (BTS) op basis van een goede alarmtelling (Nijland & Van Paassen 2007).

In 2007 is BoM toegepast in 16 gebieden in het kader van Nederland Weidevogelrijk (Schotman et al. 2008). Met deze gegevens is een eerste poging gedaan de resultaten van BoM te valideren. Er bleek echter geen duidelijke relatie tussen de uitkomsten van de toenmalige versie van BoM en het waargenomen BTS. Een verklaring was dat enerzijds de territoriumstippen en het beheer incompleet waren ingevoerd en anderzijds dat de het beheermenu te grof was met tweewekelijks periodes en dat het geen rekening hield met de betekenis van hergroeiend gras.

Om tot een betere validatie te komen zijn op basis van veldgegevens (beschikbaar gesteld door Aad van Paassen) de stippenkaarten van 2007 aangevuld en is de beheerkaart zoveel mogelijk gecompleteerd (waarin naast de gegevens van het gecontracteerde beheer ook de situatie op de overige percelen van belang is). Daarmee was het in principe zinvol BoM opnieuw toe te passen en wederom te onderzoeken of er een relatie is tussen de resultaten van het model en het BTS. Als resultaat van het model zou dan op gebiedsniveau het percentage territoria met voldoende kuikenland genomen kunnen worden. Daarvoor moesten de gewastoestanden opnieuw gedigitaliseerd worden. Ook moest een nieuwe versie van BoM worden gemaakt, waarmee gewastoestanden konden worden ingebracht, onafhankelijk van het gevoerde beheerregime. Dit was in 2008 nog niet mogelijk.

In de loop van 2008 drong bovendien het inzicht door dat we er met de introductie van gewastoestanden en kortere periodes sowieso nog niet waren. Om tot een meer realistische uitspraak te komen moet ook rekening worden gehouden met de timing van de populatie en het uitkomstsucces van de nesten. Het kuikenland is immers bedoeld voor de overleving van gruttokuikens in gruttogezinnen. Het is dan beter de hoeveelheid kuikenland per gezin (veranderlijke aantallen door het seizoen) te berekenen als voorspeller van de effectiviteit dan per territorium (statisch voor het hele seizoen; zie paragraaf 1.2). Probleem daarbij is dat het basisidee van BoM een ex-ante evaluatie is, bedoeld om voorafgaand aan (en in de loop van) het broedseizoen het beheer af te stemmen op de weidevogels (en om niet achteraf vast te stellen wat het beste beheer zou zijn geweest). Uit de aanwezige territoria moet dus het aantal en de verspreiding van de gezinnen worden geschat. Het verwerken van de gegevens uit 2008 heeft alleen zin als dit inzicht ook daarop wordt toegepast.

Inmiddels is een aantal aanpassingen aan Beheer-op-Maat doorgevoerd of in vergevorderd stadium (zie hoofdstuk 1) zodat de gegevens uit 2007 verwerkt kunnen worden voor onderbouwing van de uitkomsten van BoM. Inmiddels is BoM in 2008 ook op grote schaal toegepast (zie hoofdstuk 5). De gedachte was dat ook deze gegevens benut zouden kunnen worden bij de validatie. Onze indruk is evenwel dat de territoria en het beheer nog minder compleet zijn ingevoerd dan in 2007; het blijkt dat men in de weidevogelgebieden vooral gefocust is op het gecontracteerde beheer en niet op het beheer zoals dat in het gebied als geheel wordt gevoerd. Verder valt uit de berichten over Nederland Weidevogelrijk over 2008 op te maken dat de relatie tussen de hoeveelheid kuikenland op gebiedsniveau wederom nauwelijks een verband toont met het BTS. De onderbouwing van een relatie tussen de hoeveelheid kuikenland per gezin en het BTS is urgent. Immers, daar zijn de voorstellen voor het nieuwe weidevogelbeheer (voor 2010) voor een belangrijk deel op gebaseerd. Overigens is ook de betrouwbaarheid en betekenis van het waargenomen BTS onderwerp van studie (kenniskring weidevogels).

Doel voor 2009 is met de gegevens uit voorgaande jaren de relatie te onderzoeken tussen de gezinsoverleving en de hoeveelheid kuikenland per gezin. We zijn afgestapt van het idee dat er op korte termijn een harde norm t.a.v. de hoeveelheid kuikenland per gezin geformuleerd kan worden waarmee de effectiviteit getoetst kan worden. Onze ambitie is nu de relatie kwantificeren tussen de beschikbaarheid van kuikenland zoals gemeten met BoM en een maat voor het reproductiesucces. Daartoe zoeken we naar gebieden waar men bereid is het beheer cq de gewastoestanden van het gehele gebied voor de hele broedperiode vast te leggen.

5

Ervaringen toepassingen Beheer-op-Maat in diverse